Oproepje: doe mee aan een leuk onderzoek (promotieonderzoek Yke Schotanus) naar de relatie tussen songtekst en muziek, en vul deze korte enquête in.
Categorie archieven: Opvallend
Doelgroep of stereotype?
Vorige week was er een interessante tekstkwestie in het nieuws. Vacaturesite Manpower plaatste een advertentie voor een baan als bagagedrager van KLM op Schiphol die geschreven was in straattaal. Daar kwam zo veel kritiek op dat Manpower besloot de vacature aan te passen. De kritiek kwam onder andere van Quicy Gario en de FNV .
Kern van de kritiek is dat het beeld van de doelgroep (zeg: VMBO’ers) dat uit de tekst naar voren komt karikaturaal, stereotyperend, discriminerende en racistisch zou zijn met vragen als ‘Ga je niet dood dan?’ en ‘Kan ik nog een beetje uitslapen?’ Ik vind dat lastig te beoordelen, ik vind het namelijk ook grappig en ludiek – wat Manpower beoogde.
Bovendien, en dat vind ik het interessante eraan, wordt doelgroepgericht schrijven al gauw stereotyperend. Ik kan me bijvoorbeeld regelmatig ergeren aan reclames voor sportspullen die een onderscheid maken tussen mannen en vrouwen, en waaruit een beeld naar voren komt dat mannen sporten voor de lol en de prestatie en vrouwen voor de slanke lijn. Zie bijvoorbeeld een blogpost op mijn andere weblog daarover.
En dat is maar één voorbeeld, maar daar wemelt het van. Denk in het algemeen aan roze voor meisjes versus stoer voor jongetjes in de kinderwereld. Of: ik denk dat Hedy d’Ancona moeiteloos een boel stereotypering in op ouderen gerichte communicatie kan aanwijzen (afgaande op haar recente Socrateslezing). En ga zo maar door.
Dus: waar houdt doelgroepgerichtheid op en begint stereotypering? Ik weet het niet. Ik bedoel: dat is geen eenvoudige vraag om te beantwoorden. Is het erger als het gaat om een vacature dan om andere communicatie? Je bent een grens over gegaan als veel mensen negatief reageren, en dat was bij de Manpower-tekst uiteindelijk zo. Maar los daarvan: ? Ik heb heel even gegoogled en vond wel wat interessante gedachten, maar geen antwoord. Van wie wel iets weet, hoor ik graag!
Er was op de Manpower-adveretentie ook nog andere kritiek, namelijk dat de woordkeuze te gewild popi was, geschreven door een…:
wigger van in de 40 (..). die met hulp van een online straatwoordenboek dacht een popiejopie tekst in elkaar te kunnen draaien.
Die kritiek onderschrijf ik van harte!
Handvat(t)en
Vorige week beweerde ik in een training iets wat ik even heb gecheckt: dat handvatten tegenwoordig vaker verkeerd geschreven wordt, als handvaten, dan goed. Nou, dat zag ik te somber, om twee redenen:
- Handvatten is wel degelijk frequenter dan handvaten, als ik Google mag geloven. Het scheelt zelfs meer dan een factor twee.
- Handvaten is niet meer fout! Dat was nog niet tot me doorgedrongen. Het Groene Boekje geeft sinds de nieuwste editie beide meervouden, en goede taaladviessites sluiten zich daarbij aan. Hooguit krijgt handvatten als oudste vorm de voorkeur. Mooi voorbeeld van hoe iets goed wordt als maar genoeg mensen ’t fout doen.
Goed, en nu ga ik dus proberen op te houden me aan handvaten te ergeren (;
Oogbewegingen en (on)begrip
Als ik in Leiden college geef, ga ik graag naar de lezingen die die vakgroep organiseert. Gister was er weer zo’n ’taalbeheersingslezing’, van Pim Mak. Het was een nogal methodologisch verhaal dat ging over oogbewegingen en taalverwerking.
Ik had verwacht dat het zou gaan over oogbewegingen tijdens het lezen van tekst, en hoe die wat zouden zeggen over het begrijpen van die tekst, maar dat kwam eigenlijk alleen in de inleiding aan de orde. Toen ging het erover dat je door het meten van ‘fixaties’ een beeld krijgt van de woorden die extra tijd kosten om te verwerken. Die duiden dan mogelijk op een probleem in de tekst. Voorbeelden daarvan waren zinnen waarin want staat terwijl omdat meer op zijn plek zou zijn, en omgekeerd. Het verschil tussen die twee woorden is nogal subtiel en sommige talen maken het niet, maar Nederlandse ogen haperen toch echt als ze zijn omgewisseld.
Waar het echter het meest van de tijd over ging, waren oogbewegingen die gestuurd werden door taal. Het ging vooral om kinderen die twee plaatjes voorgelegd krijgen van, zeg, een ei en een toren. Op het moment dat iemand dan bijvoorbeeld zegt ‘en toen verscheen de hoge…’ gaan de ogen al naar toren. Zo zeggen oogbewegingen ook iets over het begrijpen van taal.
Dat effect werkt ook bij van die subtiele onderscheiden in de kleine woordjes. Het meest uitgewerkte voorbeeld ging over twee soorten en in het Russisch dat het Nederlands niet maakt, en dan zie je de oogjes van Russische kindjes daar inderdaad op reageren, maar van tweetalige kinderen (Russisch-Nederlands) niet, en van kinderen met een taalstoornis ook niet.
Nouja, dat is leuk om te weten en interessant om te horen, maar wel erg ver weg van de praktijk van lezen en schrijven in organisaties!
Een vervende roker
Als ik op dit weblog een post zou maken voor elke spelfout die ik tegenkwam, zou ik een dagtaak hebben en zou dit een saai blog zijn. En ik vind spelling eigenlijk helemaal niet zo interessant, als piepklein onderdeel van schrijven. Maar deze week zag ik een fout die ik grappig genoeg vind om over te schrijven. Het was in Transition, het blad van de NTB, in een column van Jeroen Boot over de mateloosheid en neiging tot verslaving van triatleten (p. 012):
Anderzijds, drink je graag, vaak en veel, ben je een vervend roker of anderszins verslavingsgevoelig? Dan ben je in feite al in het bezig van een paar van de belangrijkste eigenschappen om te excelleren in deze sport en kan triathlon juist echt iets voor jou zijn!
Vervend roker? Ja, het zóu kunnen. Maar ik denk toch echt dat het fervent moet zijn! Desalniettemin zit de vervende roker nu als beeld in m’n hoofd – in triathlonpakje nogalliefst!
Enne, nu ik toch zout op slakjes leg: een paar van de belangrijkste eigenschappen? Als ik goed lees, is het er maar één: verslavingsgevoeligheid. En dat vind ik eigenlijk een interessantere fout…
Twee Spaanse teksten
De afgelopen twee posts verschenen ‘achter mijn rug’ terwijl ik lekker liep te wandelen in de Spaanse zon: ik was even op vakantie, in Cómpeta, Spanje, bij ontspanje.nl Lekkere week gehad en natuurlijk ook weer een paar tekstobservaties gedaan – ik kan het niet laten.
Eerst het bordje bij de olijfoliefabriek van Cómpeta. Niet alleen is dat ongelofelijk krom Engels, maar ook lijkt het erop dat de maker van het bordje meende dat die taal de harde return niet kent en dat alleen links uitlijnen uit den boze is, waardoor er heel rare gaten tussen de letters vallen:
Het opvallendst vind ik punt 2, ‘Are cleaned and screened the olives’, met z’n foute woordvolgorde en het passief als vertaling van de constructie met se. Letterlijk is dat iets als ‘de olijven maken zich schoon’, maar dat kunnen wij niet zo zeggen, en de Engelsen ook niet. Op zich is het passief daar een okee vertaling van, maar dan moet de woordvolgorde wel anders en dan krijg je een iets andere nadruk. (Nee, ik spreek amper Spaans, maar ik ben immers ooit gepromoveerd op het passief en daarom kan ik zo’n passief-achtige constructie wel herkennen.)
Op de laatste dag was ik in Málaga en daar ben ik naar het Picasso-museum geweest. Dat was me een waar genoegen, maar niet qua lezen. Op het Engelstalige foldertje kwam ik deze zin tegen, de tweede, beginnend met These themes:
Ik heb hem gister bij de koffie zitten tellen en kwam toen op 112 woorden! Op zich is zinslengte niet zo’n ramp bij een recht-toe-recht-aan zin – ik schreef de dag ervoor in het gastenboek van Ontspanje.nl ook iets ellenlangs met een opsomming erin. Maar toch, en hier gaat bovendien iets mis, want verwijst ’these themes’ naar issues of aspects uit de zin ervoor? Allebei zijn dat vage woorden, en wat de opsomming nu precies opsomt, is voor mij onduidelijk. Een ability is geen aspect uit het oeuvre, bijvoorbeeld. Dat is het risico van lange zinnen.
Bovendien is het niet alleen de lengte: de zin is erg abstract en het zijn ook nog eens kleine (de foto is vergroot), witte lettertjes op een rode achtergrond in een taal die voor een groot deel van de bezoekers niet de moedertaal is (zoals in mijn geval).
Kan het slechter leesbaar? Bijna niet!
Wat opvalt in een maandagkrant
In de NRC van afgelopen maandag vielen me twee stukken op – ze hadden allebei een link met dit blog:
De kop van de column van Jan Kuitenbrouwer (opinie, p. 19) luidde ‘Luther King had een droom, geen rapport’. Dat prikkelt mij als rapportendeskundige natuurlijk. Dit is de kern-alinea voor bij die titel:
Ja, mooi. Luther King had ook geen PowerPoint, trouwens, maar dat terzijde.
En het Ikje, dat leek wel een illustratie bij mijn blogpost van begin deze maand, over de structuur in Kochs Het Diner:

Even wat taaldingetjes
Twee taal-observaties van de afgelopen dagen:
- Bij ons in de buurt zijn ze bezig met een groot waterbouwkundig project en in het kader daarvan wordt de oeverconstructie vervangen (link). We kregen een brief daarover met als onderwerp oevervanging. Een begrijpelijke schrijffout, want oeververvanging is een raar woordbeeld, met dat verver. Maar ik vroeg me wel af: is oevervanging nou oe-vervanging, of oever-vanging? Het woord klopt trouwens inhoudelijk ook niet echt, want de oevers worden niet vervangen, het gaat om damwanden.
- Toen ik gistermiddag op het station van Haarlem kwam, was daar de mededeling dat de verstoring op de lijn naar Leiden voorbij was, en dat er bussen reden die kant op. Voor mij was dat een verwarrende mededeling: kon ik nou wel of niet met de trein naar Leiden? Het deed me eraan denken dat er eerder deze week zoiets in het nieuws was: kunstgrasvelden zijn veilig, maar je moet je wel douchen als je erop gevoetbald hebt. Zo stond het op Teletekst, als ik me dat goed herinner, maar bijvoorbeeld ook in deze kop. Het zijn twee voorbeelden van dubbelzinnige sturing met taal. Wat moet je concluderen: de trein rijdt wel/de trein rijdt niet, en mijn kind kan wel/niet veilig voetballen op kunstgras? Voor wat betreft het kunstgras weet ik het niet. Ik ben wel met de trein in Leiden geraakt – ik had de eerste die weer over dat baanvak heen kon na een stremming.
Edit: ik plaats dit net, pak dan de krant van de mat, en zie de Fokke & Sukke van vandaag:
Onderbouw het maar
Gister maakte Lubach op hilarische wijze gehakt van enkele vragen uit de inburgeringstoets. Op Twitter (Koen Steenman) zag ik daarnet een vervolg erop voorbijkomen, namelijk deze vraag uit de Cito-toets voor groep 7:
Ik had geen idee; het blijkt B te moeten zijn, want dan zijn alle vijf boeken.
Eerder al was er veel kritiek op het eindexamen Nederlands (voorbeeld van dit jaar). Wat er in elk geval altijd in misgaat, in die toetsen, is de gedachte dat er maar één juiste manier van interpreteren is. Wat Lubach gister ook zei: een inburgeraar moet gaan zitten raden naar wat iemand anders zou kunnen vinden van…
Dat onze hoofden allemaal op dezelfde manier interpreteren is een illusie. Het is jammer dat het onderwijs die illusie zo voedt. Daardoor denken veel mensen ook later nog bij lezen en interpreteren (en dus ook bij schrijven) veel te zeer in goed-fout-termen. Terwijl het niet gaat om goed of fout, maar om kunnen onderbouwen.
Terecht rekende twitteraar Koen Steenman dan ook elk redelijk onderbouwd antwoord goed.
Jongeren maken nauwelijks sociale-media-spelfouten
In de huidige editie van Tijdschrift voor Taalbeheersing (2016 nr. 3) staat een geruststellend artikel over de spellingsvaardigheid van jongeren (althans, in Vlaanderen). Reinhild Vandekerckhove en Dominiek Sandra hebben in een grote stapel schools schrijfwerk van allerlei jongeren gekeken welk aandeel ‘gewone’, klassieke spelfouten hebben ten opzichte van fouten die komen door interferentie van de normen van de sociale media. Dus schrijven jongeren ook op school ff, w8, nie en egt, doorspekt met smileys? Dat is wel waar veel ouders en andere ouderen bang voor zijn.
Welnu, in de stapel zitten weliswaar veel spelfouten, maar het grote gros daarvan zijn gewoon de d’s en de t’s en de samenstellingen. De typische schrijfwijze van de sociale media is goed voor dik vijf procent van alle fouten. Dus dat valt hartstikke mee. Lager opgeleide jongeren maken ze wel meer dan de hoger opgeleide, maar dat is niet verrassend. Er is een licht verband met de overall spelvaardigheid, dus als een jongere slecht spelt, zal die mogelijk ook wat meer chatspelling gebruiken, maar dat is niet heel duidelijk. De meest voorkomende soort fout is het weglaten van de slot-n: wille, eige en overdreve.
Dus ja, jongeren gebruiken in schoolse schrijftaken ook de schrijfwijze van de sociale media. Maar niet heel veel. Geen reden tot paniek dus.



