↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Maandelijks archief: oktober 2016

Strijken & rennen

Louise Cornelis Geplaatst op 31 oktober 2016 door LHcornelis31 oktober 2016  

In de huidige editie van Schrijven Magazine (nummer 5, p. 43) staat een column van Lex Jansen die me uit het hart gegrepen is en waar een paar wijze lessen in staan voor zakelijke schrijvers.

In de eerste plaats vertelt Jansen hoe hij talloze auteurs heeft gevraagd naar hun ideale schrijfdag, en daarop telkens een ander antwoord kreeg: het kan ’s ochtends zijn, ’s middags, in alle rust en stilte of juist met wat lawaai. Mensen verschillen, schrijvers verschillen – zakelijke schrijvers ook. De kunst is om je eigen gebruiksaanwijzing te leren kennen en daar dan ook naar te durven handelen.

Daarna vertelt Jansen een verhaal over hoe een gefrustreerde auteur ontdekte dat hij achter de strijkplank en rennend ineens wél oplossingen zag voor zijn schrijfproblemen (‘iedere renpartij levert minimaal één bruikbare gedachte op’), en juist niet als ‘hij achter zijn Appel naar een leeg beeld zat te staren’.

Ik herken dat helemaal, van mezelf en van anderen: als ik ergens niet uit kom, is achter de computer blijven zitten het slechtste wat ik kan doen. Mijn beste ideeën en oplossingen komen lopend en fietsend, maar ook afwassend en dweilend. Helaas is het in veel werkomgevingen not done om zoiets op te zoeken als je aan het werk bent. Dus kleven ze daar met z’n allen aan stoel en beeldscherm vast.

Niet productief. Al lijkt het misschien wel zo.

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Ideaal leidt tot frustratie

Louise Cornelis Geplaatst op 28 oktober 2016 door LHcornelis25 oktober 2016  

Ik had het hier pas geleden al over een gekke zin in een stukje over fietsen, nou, hier komt er nog een. Uit een column van Arjan de Vries, directeur van de NTFU, in hun ledenblad Fietssport Magazine, over techniek.

Als ik de column goed begrijp, wil De Vries zeggen dat een ideale techniek niet bestaat: alle wereldtoppers maken wel een afwijkende, vreemde beweging, en recreanten trappen ook niet volgens het ideaalplaatje. Dus, zo vraagt De Vries retorisch: is uitgaan van een ideale techniek wel reëel?

Dan begint de volgende, laatste alinea zo:

Een ding is zeker: als je ervan uitgaat dat een ideale techniek niet bestaat, dan kun je in de aanloop naar zo’n ideaalbeeld alleen maar fouten maken. Dat is vervelend. Trainers en instructeurs wijzen je dan telkens weer op die fouten. Als een ideale techniek niet bestaat, dan stimuleert een fouten analyserende aanpak niemand tot doorgaan. Het is frustrerend zelfs.

Dat kan ik alleen maar begrijpen als ik de eerste zin een beetje aanpas:

Een ding is zeker: als je ervan uitgaat dat een ideale techniek niet bestaat, dan kun je in de aanloop naar zo’n ideaalbeeld alleen maar fouten maken.

Dus ofwel ik snap er niks van, ofwel er heeft hier iemand even niet opgelet. Maar laat ik niet te streng zijn. Want ook bij schrijven leidt het ideaalplaatje nastreven tot frustratie. Bij schrijven geldt dan ook nog dat elke lezer anders is, dus dat je nooit voor alle lezers ideaal kunt schrijven. Goed is echt wel goed genoeg.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Al dat gejij en -jou(w)

Louise Cornelis Geplaatst op 25 oktober 2016 door LHcornelis25 oktober 2016 3

Ik las net een stukje op Neerlandistiek.nl dat ik helemaal herken, over het opvallende gebruik van de ‘zware’ vormen jij en jou(w),  waar je zou volstaan en waar je je zou zeggen. Zo’n zinnetje als in één van de reacties onder het stuk, ‘we geven jou wat jij nodig hebt’, dat vind ik heel ‘indivduelerig’ klinken, alsof die jij een particuliere uitzondering is. In de reacties op het stuk komt naar voren dat het soms ook gewoon ronduit fout is – je en jij zijn niet hetzelfde.

De zware vormen vallen mij ook regelmatig op, mijn indruk is dat het oprukt, en ik tref het ook aan (of misschien zelfs vooral?) in teksten van ervaren schrijvers – dus ook bij mensen die ervoor hebben doorgeleerd. Net als Maartje Lindhout ben ik benieuwd waar het vandaan komt. in de reacties staat iets over marketingteksten, het zou kunnen zijn dat het vooral daar oprukt? Of is het echt de angst dat je te informeel is?

Intrigerende kwestie. Ik zou zeggen: gebruik de vorm die het meest benadert zoals je het ook zegt. Verzorgde speektaal – een prima norm voor schrijftaal. Het schrijftaliger maken is nergens voor nodig.

Geplaatst in schrijftips | 3 reacties

Grappig, leerzaam en troostrijk boek

Louise Cornelis Geplaatst op 21 oktober 2016 door LHcornelis18 oktober 2016  

CoverHet is alweer een tijd geleden dat Nicolien Mizee columns schreef in de NRC over haar ervaringen als docent schrijven. Ik had de meeste daarvan wel gelezen, maar ik was ze ook alweer in voldoende mate vergeten om ze met veel plezier te herlezen, dit keer in de vorm van een boekje, Schrijfles. Dat is er ook alweer een hele poos (2009), maar ik had het nog niet eerder ontdekt.

Het boekje (78 pagina’s) is grappig, vooral door de scherpe karakteriseringen van de leerlingen in de schrijfklasjes. Vaak heeft ze aan een paar woorden genoeg om een heel beeld van iemand op te roepen, compleet met eigenaardigheden en complexiteiten. Mizees stijl is net zo onopgesmukt als de cover van het boek. Dat zit hem ook in de terloopse manier waarmee Mizee over grootse dingen schrijft, vooral over hoe ze verliefd wordt op een leerling en met hem trouwt. Dat is zó onderkoeld dat het hilarisch is, en ik vind dat heel knap gedaan.

Het boek is dus alleen al als voorbeeld leerzaam voor schrijvers in spe. Daarnaast kunnen die er ook nog wel wat uit oppikken over de principes van literair schrijven. Bijvoorbeeld dat de universele wet voor een verhaal is: ‘Iemand Wil iets, dat gaat Mis, en dan gebeurt er iets Anders.’

Niet al haar leerlingen geloven in haar wetten en haar principes. Zo heeft ze ertussen die beweren dat hun hoofdpersoon niets Wil. Dat herken ik wel: eigenwijze deelnemers, die beter weten hoe je moet schrijven dan de docent. Of andere moeilijke types – Mizee schrijft over eentje die haar de hele tijd uitdaagt, en niet meer terugkomt zodra ze zelf in de gaten heeft dat hij dat doet om aandacht te trekken. Ja, er gebeurt heel wat in van die cursusgroepen, tussen de mensen onderling en tussen hen en de docent, dat ervaar ik ook.

En zo is het boekje dus ook troostrijk. Ook al geven we een heel ander soort schrijfles, we maken hetzelfde mee.

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Freewriting in de ACT – verslag opleiding

Louise Cornelis Geplaatst op 18 oktober 2016 door LHcornelis14 oktober 2016  

Zoals ik hier ook heb verteld (zie bijvoorbeeld de laatste post), gaf ik afgelopen voorjaar een vak over communicatie-advies. Toen ik het college voorbereidde over hoe je als adviseur je eigen instrument bent en dat het daarom dus goed is dat instrument te ‘onderhouden’ door te reflecteren en aan jezelf te werken, bedacht ik: ‘hmm, eigenlijk wel tijd om dat zelf ook weer eens te doen’.

Daarna leek het maar weer eens alsof het balletje automatisch ging rollen: even later sprak ik op een ander soort bijeenkomst iemand die enthousiast vertelde over de opleiding in ACT, Acceptance and Commitment therapie, die ze bij SeeTrue gedaan had. Het sprak mij aan, vooral toen ze vertelde over de humor in de werkvormen, de vele metaforen en de rol van taal. Ik keek op de website van SeeTrue en net op een moment dat mij goed uitkwam zou een opleiding starten op nog geen kwartier fietsen van mijn huis. Alsof het zo moest zijn…

En dat denk ik nog steeds, want de zesdaagse opleiding zit er nu net op en ook ik zal daar enthousiast over verder vertellen. Ik vond het leuk en nuttig. Ik vond het leerzaam, met een goede docent (Kees Dullemond), ik vond de groep heel fijn en het heeft me persoonlijk meer gebracht dan ik had verwacht. Dat laatste is dus inderdaad die gehoopte stap vooruit op het gebied van werken aan mezelf, sowieso goed, maar zeker in mijn rol als adviseur. Als ik het zou moeten samenvatten, is een motto dat ik ken uit een boek, ‘feel the fear and do it anyway’, alleen maar belangrijker voor me geworden: acceptatie is het sleutelwoord.

Maar ook professioneel was de opleiding nuttig. Ik wist vooraf niet hoe het zou zijn om als niet-hulpverlener en niet-psycholoog mee te doen, maar dat ging prima. Hooguit was de slotdag, met casussen uit de diverse praktijken van de deelnemers, een tikje ver-van-mijn-bed-show af en toe. Maar ook voor mijn werk zijn de ACT-inzichten relevant. Bij schrijven spelen emoties en gedachten een rol die alleen maar in iemands hoofd zitten, zoals bijvoorbeeld de vele moetens en mag-niets rond schrijven zelf, maar ook bijvoorbeeld bij het vermijden in de schrijfsamenwerking.

Ook ik heb op die slotdag een casus ingebracht, of althans, ik heb een experiment gedaan: ik heb de groep gevraagd 5 minuten freewriting te doen. Terzijde: vanwege de rol van mindfulness in de ACT bedacht ik voor het eerst dat je freewriting ook ‘mindful schrijven’ zou kunnen noemen. Daarna heb ik ze gevraagd of ze hun verstand zich met dat schrijven hadden horen bemoeien. Ik doe namelijk wel eens freewriting met trainingsgroepen en ik krijg dan regelmatig te horen dat de schrijvers helemaal niets horen. Ik hoor zelf mijn verstand of interne criticus zich luid en duidelijk met het schrijven bemoeien, in van die opmerkingen als ‘wat een hanepoten’ of ‘het wil weer niet lukken vandaag’ of ‘wat een onzin’ enzo. Is het niet horen daarvan een kwestie van dat het verstand/die criticus zich er niet mee bemoeit of dat iemand niet goed genoeg luistert?

Ik denk dat laatste. Want de groepsgenoten, die het een leuke en verrassende oefening vonden, hoorden hun verstanden wel degelijk. Met kritische opmerkingen, of met sturende. En soms hadden ze die stem gewoon opgeschreven, en dan gaat freewriting in de richting van de ACT-techniek defusie. Leuk ook om er naderhand in die termen met de groep over na te denken. Ik vond het zo een dankbaar experiment!

 

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Fiets stuurt beter dan zin

Louise Cornelis Geplaatst op 13 oktober 2016 door LHcornelis7 oktober 2016  

Als iemand over een fiets in een wedstrijd zegt ‘ik neem geen risico door ermee te racen’, dan ben ik geneigd dat te interpreteren als: ik wil geen risico nemen, dus ik start er niet mee. Dit stukje tekst, over de nieuwe fiets van de Belgische triatleet Frederik Van Lierde voor het WK op Hawaï van afgelopen zaterdag, vond ik dan ook in eerste instantie dan ook onbegrijpelijk:

Er zijn twee zaken aan de nieuwe fiets die ik belangrijk vind. Eén: ik kan veel makkelijker in de aeropositie zitten. Twee: hij bolt fantastisch. Ik heb de fiets nu drie weken en heb hem uitgebreid getest op het parcours. Ik neem geen risico door er meteen mee in Hawaï te racen. Ik werk al zo lang samen met Cervélo en vertrouw hen volledig. Ze zijn al vier jaar aan deze nieuqe fiets aan het werken en hebben geen detail over het hoofd gezien. Cervélo liet mij ook de keuze om in Hawaï voor het oude model te kiezen.

Pas later realiseerde ik me dat de zin anders bedoeld is: Van Lierde vertrouwt het juists volledig, vandaar dat hij vindt dat hij geen risico neemt als hij wel met die fiets van start gaan. Die strekking vind ik echter veel minder bij de zin passen, ik kom daar alleen op door de rest van de tekst. Die stuurt immers eenduidig positief naar de conclusie ‘Van Lierde gaat vol vertrouwen met de nieuwe fiets van start’. 

Het belang van sturen in de juiste richting is wellicht nog groter in dit geval, omdat de nieuwe fiets controversieel is en mogelijk niet aan de regels voldoet (schijfremmen). Ik zou daarom liever zeggen of schrijven ‘Ik zit er niet mee om er meteen mee te gaan racen’  of ‘ik heb voldoende vertrouwen om er meteen mee van start te gaan’. Die sturen beter in de gewenste richting.

De zinnen dan, over hoe de fiets stuurt durf ik niks te zeggen. Ik vind hem alleen wel lelijk – ik houd veel meer van klassieke fietsen. Maar dat is een kwestie van smaak.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Marathon als veranderproces?

Louise Cornelis Geplaatst op 10 oktober 2016 door LHcornelis3 oktober 2016  

CoverVia de nieuwsbrief voor alumni van de VU werd ik geattendeerd op het boek Kom in beweging. marathonlessen voor droomprestaties van Cris Zomerdijk. Ik wilde dat meteen hebben, want het verbindt twee onderwerpen die me na aan het hart liggen: hardlopen en (organisatie-)verandering. Bovendien klonk het gewoon leuk, bijvoorbeeld omdat het boekje net zoveel pagina’s telt als de marathon kilometers: 42.

Dat leuke, dat maakt het helemaal waar: het is een handzaam, fraai vormgegeven, aantrekkelijk ogend boekje dat vlot leest. Het is een leuk hebbedingetje, heel geschikt als relatiegeschenk.

Alleen is me wel vanaf pagina 1 duidelijk dat Zomerdijk een heel andere visie heeft op zowel sport als organisatieverandering. Essentie daarvan is de mate  van maakbaarheid. Ik leg het uit.

Zomerdijk beschrijft daar hoe hij in het Asics Running Lab een grafiek te zien krijgt, een ‘prestatiediagram’. Dat bestaat voor het overgrote deel uit trainen, en daarnaast uit motivatie, techniek (niet duidelijk of dat looptechniek is of spulletjes; het plaatje doet het tweede vermoeden) en tactiek. De belangrijkste factor die bepaalt of jij een loopprestatie kunt neerzetten, schittert daarin door afwezigheid. Die allerbelangrijkste factor is namelijk: talent. Dat is iets wat wij niet graag onder ogen zien, want we kunnen er niets aan doen – net dat ligt vast in onze genen en is dus niet veranderbaar.

We willen met z’n allen tegenwoordig graag geloven dat je succes boekt door hard te werken. Zeker als we daar commercieel belang bij hebben, zoals Asics. Maar of jij, net zoals Zomerdijk, een marathon binnen de 3 uur 30 kunt lopen, dat wordt in de allereerste plaats door je aanleg bepaald.

En zo zijn er nog meer dingen die bepalend zijn voor je prestatie en waar je niks aan kunt doen. Je sexe, bijvoorbeeld. Je leeftijd. De schade die je in de loop der jaren hebt opgelopen, aan je lijf en aan je ziel. Een heleboel mensen kunnen zich ongans trainen, super gemotiveerd zijn, een prachtig tactisch plan hebben én het beste materiaal, en toch nevernooitniet een marathon lopen, laat staan onder de 3 uur 30.

Nou kun je denken: ach, wat maakt het uit, het is maar een voorbeeld, voor die ‘heleboel mensen’ inclusief ikzelf gaat het erom dat ze een realistisch doel opstellen (ik zou 4 uur 30 voor mijzelf heel fraai vinden, maar ook dat is nog niet gelukt – ik ga het nog één keer proberen). Maar dat is niet zo, althans, dat blijkt nergens uit het boek. Volgens Zomerdijk is het allemaal maabaar: marathons, dromen realiseren, je doelen bereiken, veranderen – zelf, maar ook met anderen, in organisaties.

Dat laatste, daar moet ik dan bijna om lachen zo naief vind ik het. Trainen voor een marathon, dat doe je zelf en dat heb je helemaal in eigen hand. Maar bij elke organisatieverandering heb je te maken met die lastige ‘ze’ die niet willen. Nou, die moeten kennelijk gewoon hun negativiteit omzetten (p. 24) ofzoiets.

Jammer is ook dat de vergelijking tussen een marathon en andere veranderingen af en toe mank gaat. Soms is het trainen de verandering, maar aan het eind blijkt de marathon zelf te staan voor verandering, met wat gezochte vijf overeenkomstige fasen. Waarin natuurlijk ‘uitstappen’ en ‘geblesseerd raken’ geen plek hebben. Zomerdijks last van z’n achillespees kort voor de wedstrijddag was alleen onzekerheid. Fijn voor hem. Maar andere lopers raken wel degelijk geblesseerd – ik ken er eentje die tijdens de marathon een meervoudige stressfractuur opliep en daarvan een jaar heeft moeten revalideren.

Natuurlijk, voor peptalk is ook een plek. Het is geweldig als je je sportieve doelen haalt en een marathon loopt net onder je streeftijd (Zomerdijk liep in oktober 2015 3:28:37). Het is ook geweldig als elk ander nagestreefd veranderproces lukt. Maar de meeste van die processen in organisaties lukken niet. Zonder die vier dingen waar het boek mee begint, trainen, motivatie, techniek en tactiek lukt het al helemaal niet (alhoewel…). Maar mét dus ook niet altijd. Dat onder ogen zien, is niet alleen realistisch, maar ook empathisch.

 

Geplaatst in Leestips, Veranderen | Geef een reactie

‘We doen maar wat’

Louise Cornelis Geplaatst op 7 oktober 2016 door LHcornelis2 oktober 2016  

Onder die titel staat er in het huidige nummer van Tekstblad (2016, nr 4) een artikel over het schrijfbeleid van beleidsschrijvers van Kees Frenay en Jacqueline van Kruiningen. En die titel vat het kernachtig samen. Heel herkenbaar: de meeste adviesschrijvers die ik ken, doen ook maar wat, en als ze al eens iets bewust doen, is dat op basis van wat ze geleerd hebben over academisch schrijven. Er is ook niet echt een opleiding in beleidsschrijven, net zomin als in adviesschrijven.

Frenay en Van Kruiningen schrijven ook dat de adviesliteratuur, dus schrijfhandboeken, beleidsschrijvers in de steek laat:

  • De handboeken zijn overwegend oud: 1996, 1999, 2003. Dat vind ik een groter bezwaar dan de twee auteurs: in een wereld waarin communicatie-mores razendsnel veranderen, is het opmerkelijk dat je met schrijfadviezen van twee decennia oud zou kunnen volstaan.
  • De schrijfadviseurs beschouwen een beleidstekst als adviestekst. Volgens de auteurs is dat vooral problematisch omdat de besluitvormende invalshoek alleen aan het eind van het beleidsproces een rol speelt, waardoor de teksten in de andere fasen ondersneeuwen. Ik zou daar nog aan willen toevoegen: advies- en beleidsschrijven zijn twee andere ‘spelletjes’, die vooral verschillen in de relatie tussen lezer en schrijver (legde ik eerder al eens uit).
  • De adviesliteratuur besteedt te weinig aandacht aan de politiek-bestuurlijke context, waardoor de tekst te veel op zichzelf staat. Herkenbaar – dat geldt voor al het schrijven in organisaties, dat het een stuk complexer is dan alleen maar een goede tekst produceren.

De auteurs zijn betrokken bij het Kennisplatform Tekst met Beleid. Dat wil verbanden leggen tussen de bestuurskunde en de tekstwetenschap. Dat lijkt me een mooi streven, alleen verbaast me wel welk model voor beleidsteksten ze ontwikkeld hebben. Dat model koppelt namelijk de vragen uit het beleidsproces aan tekstblokken. Ik weet niet of ze het echt zo bedoelen, maar het lijkt erop dat dus in één document probleemanalyse – ambities, doelen en kaders – verkenning van de mogelijkheden – voorstel met argumentatie – uitvoering én evaluatie komt te staan (p. 14). Dat kan schrijvers mogelijk helpen, maar lezers toch niet. 

Het model volgt de ‘logica van de beleidscyclus’, maar is dat wel de logica van de lezer? Geen enkele lezer zit toch op één moment te wachten op een overzicht van de voorstellen en een evaluatie van het uitgevoerde voorstel? Dat zit in tijd zo ver uit elkaar dat het aparte teksten moeten zijn. Zo zie ik het ook in de praktijk, zo schrijft bijvoorbeeld het Taalcentrum-VU erover en zo train ik het zelf ook: één document per fase, en daar eerst over tot overeenstemming komen voor je verder gaat. 

Ik denk ook dat de auteurs iets soortgelijks bedoelen, maar het staat niet in de tekst. Het is iets wat ik altijd sterk zou benadrukken: ik zet het belang van de lezer altijd voorop. En dat komt mogelijk weer voort uit de specialisatie in ‘mijn’ genre, adviesrapporten, waarvoor geldt dat de lezer je klant is wiens belangen je als adviseur dient.

Tegen het eind van het artikel (p. 14) schrijven de auteurs nog een zin die ik bijna letterlijk ook al heel vaak heb gezegd:

Beter matige tekst in een goede structuur dan slechte structuur met goede tekst.

Daar ben ik het helemaal mee eens.

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Stilistiek en constructies bij (g)een afscheid

Louise Cornelis Geplaatst op 3 oktober 2016 door LHcornelis3 oktober 2016  

Afgelopen vrijdag nam Arie Verhagen, uh, nee, géén afscheid, maar wel zoiets, als hoogleraar taalkunde aan de Universiteit Leiden. Hij is pensioengerechtigd maar blijft aan op een voor hem gecreëerde leerstoel (ofzoiets). Arie was ooit (lang geleden) mijn dagelijks begeleider en co-promotor (lees hier over mijn promotieonderwerp) en ik ben ook via hem in Leiden beland, waar ik meer dan tien jaar lang af en toe als inval-docent college heb gegeven, net dit jaar voor het eerst niet.

Ik was op twee manieren betrokken bij zijn afscheid:

  1. Ik ben naar het symposium gegaan dat vrijdag voor hem georganiseerd was: Neerlandistiek met stijl. Sociaal was dat leuk want er waren een boel mensen die ik lang niet had gezien: mijn Leidse collega’s, andere vakgenoten en mensen van ‘vroeger’ – ik noem mijn tijd als promovendus wel eens mijn vorige leven, nou, uit dat leven zag ik dus wat oude bekenden.
    Inhoudelijk moet ik bekennen dat ik het nogal een ver-van-mijn-bed show vond. De lezingen die over concrete taalverschijnselen gingen, zoals die van Arie zelf over de volgorde bij citaten, vond ik dan nog wel interessant, maar geen enkele kwam ook maar in de buurt van een praktijkprobleem. De meer theoretische praatjes kon ik nauwelijks volgen en ik heb op een gegeven ogenblik ook geen moeite meer gedaan. Ik moest af en toe heel erg denken aan die oude grap over wiskunde, dat je bij dat vak problemen leert oplossen die je zonder dat vak niet gehad zou hebben. Nou, zoiets dus. Ik ben daar wat ambivalent over: ik vind dat je niet altijd direct nut moet eisen van wetenschappelijk onderzoek, maar dit leek af en toe wel heel erg losgezongen.
    En al weet ik dat wetenschappers wereldvreemd zijn, als er dan eentje vraagt of journalisten zich bewust verdiepen in de afweging tussen want en omdat, val ik toch weer van m’n stoel. Dat verschil, daar zijn hele hordes taalkundigen mee bezig geweest, maar in de praktijk zit niemand er ooit mee. Die keuze maak je intuïtief, en voor taalkundigen is het interessant om die intuïties ‘zichtbaar’ te kunnen maken. Soms leidt dat tot schrijfadviezen; in dit geval is dat niet nodig, althans, niet dat ik weet of ooit ervaar.
    Die opmerking over want en omdat was trouwens na het enige praatje waarbij ik wel een klein haakje aan mijn praktijk kon vinden, namelijk dat van Jaap de Jong over de stijlboeken van de kranten (voorbeeld). Jaap vertelde dat het grootste volume in die boeken ‘m zit in dingen die wij niet onder stijl verstaan, namelijk spelling en interpunctie. Net heel kort geleden vroeg een opdrachtgever aan mij of ik in een training ook aandacht wilde besteden aan stijl, zoals ‘of er na de leden van een opsomming een puntkomma moet of niet’ (richtlijn). Kennelijk is er een groot verschil in begrip van het woord stijl tussen vakspecialisten en (sommige?) leken – iets om op te letten.
  2. Ik heb een stukje geschreven voor de bundel die Arie kreeg overhandigd – althans, dat denk ik, want ik was toen zelf al weg, de dag was me wat te lang in totaal (klein detail: de lezingen waren allemaal in zo’n onderaardse collegezaal zonder daglicht, alleen dat al vind ik zwaar voor mijn lijf, en dat lijf had voor zaterdag nog een grote sportprestatie op het programma staan, dus ik wilde het niet uitputten). Ik heb de bundel dus nog niet gezien en ik heb helaas ook niet kunnen zien hoe blij en verrast Arie was, want wat ik begreep is dat het was gelukt om het echt geheim voor hem te houden. Die verhalen hoor ik hopelijk nog wel een keer. 
    De vraag was om een column te  schrijven over mijn favoriete constructie, een patroon van meer dan één woord met een specifieke betekenis, zoals een uitdrukking of vaste combinatie. Ik heb me maar weer over de lijdende vorm gebogen en een stukje geschreven over diens slechte reputatie als misschien wel de meeste gehate constructie onder zakelijk schrijvers: ‘de grote mag-niet’. Dat nuanceer ik natuurlijk, en ik bepleit dat elke constructie een communicatieve functie heeft en dat goed schrijven veel interessanter is dan voldoen aan een aantal moetens en mag-niets.
    Enfin, dat verkondig ik op dit blog ook regelmatig. Maar ik blijf het roepen – het is nodig!  

PS even later: ja, de bundel is er echt, zie hier.

Geplaatst in Leestips, Opvallend, schrijftips, verschenen | Geef een reactie

Recente berichten

  • Schrijven doe je niet alleen
  • Mijn ethische antenne aanscherpen
  • Over weefsel, 150 en een popconcert: 3 college-onderwerpen
  • De piramide van Optimaal blijven sporten
  • ‘Optimaal blijven sporten voor 45+’ers’ is verschenen

Categorieën

  • Geen rubriek (9)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (290)
  • Opvallend (477)
  • Piramideprincipe-onderzoek (96)
  • Presentatietips (149)
  • schrijftips (814)
  • Uncategorized (39)
  • Veranderen (36)
  • verschenen (194)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2023 - Louise Cornelis
↑