↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Maandelijkse archieven: oktober 2020

Bericht navigatie

← Oudere berichten

FC Dordrecht in de Champions League?

Louise Cornelis Geplaatst op 30 oktober 2020 door LHcornelis28 oktober 2020  

Afgelopen dinsdag waren er verschillende voetbalwedstrijden tegelijk en op een gegeven moment was van het scoreverloop het volgende te zien op de site van de NOS:

Mijn man liet het me zien, zo van: wist jij dat FC Dordrecht ook in de Champions League speelt? Want zo ziet het eruit. Je zou er ook een ‘wie hoort er niet in het rijtje thuis?’-vraag van kunnen maken.

Het voorbeeld laat zien hoe zeer onze hersenen geneigd zijn samenhang en patronen te zien. En dat heeft alles met structuur te maken! Daardoor kunnen we structureren, maar moeten we het als schrijvers ook doen, want anders zien onze lezers misschien heel andere patronen dan wat hun schrijvers bedoeld hebben.

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Kijk omhoog…

Louise Cornelis Geplaatst op 29 oktober 2020 door LHcornelis14 februari 2022  

In het kader van de opvallende bordjes in tijden van corona: dit zag ik vorig week in het zwembad. De tijdelijke uitgang vanwege het eenrichtingverkeer zie je rechts achter, nou, daar wijst de pijl echt niet heen!

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Coronavervolgjes

Louise Cornelis Geplaatst op 28 oktober 2020 door LHcornelis28 oktober 2020 1

Even twee coronagerelateerde dingen die recentelijk opvielen en die voortborduren op andere posts:

Ten eerste: ik had het hier laatst over botsende metaforen, welnu, ik was gister meteen na de eerste zinnen van Rutte in het ‘persmoment’ even de kluts kwijt daardoor. Hij begon zo:

We hebben twee weken geleden een grote hamer uit de gereedschapskist gehaald. Twee weken daarna zouden we de thermometer erin steken om te kijken hoe het gaat,

Wáár moet die thermometer dan in? In die hamer? In de gereedschapskist? Hoe dan? Ik ben dusdanig visueel ingesteld dat ik dat zoeken met dat ding voor me zie. Naast botsende metaforen komt het probleem ook door het vage verwijzen van erin.

Ten tweede: ik had het hier eerder over de depersonificatie van besmette mensen en sowieso het veel te abstract maken van het probleem (alsof het alleen maar gaat om getallen en grafieken – gister in het persmoment ook weer). Welnu, het omgekeerde is ook het geval, ook al vaker gesignaleerd: de personificatie van het virus. Het virus dat we moeten verslaan, dat om zich heen grijpt, dat onder ons is – enzovoort. De Volkskrant maakte het maandag wel erg bont, zo zag ik in een tweet van vakgenoot @GertHardeman:

Het virus reageert traag op nieuw beleid

Die kop vind ik echt over de grens: onethisch, in een tijd waarin het draait om ons eigen gedrag.

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | 1 reactie

Adviseren over twitteren

Louise Cornelis Geplaatst op 27 oktober 2020 door LHcornelis27 oktober 2020  

Op het college van vandaag (draad) stond het genre ’tweets’ centraal – dit en het volgende college gaat het over nieuwe sociale media – als ik ‘nieuw’ gebruik, verraad ik mezelf als oud: ik kan me nog de tijd vóór de sociale media herinneren, de generatie van de studenten niet. Al is er nog steeds een boel in beweging. We praatten daar even over voordat het college echt begon. Het boek is uit gaat er bijvoorbeeld nog van uit dat je e-mail kunt gebruiken als communicatiemiddel met vrienden. Ik doe dat inderdaad nog wel met een paar; de studenten niet. 

De studenten hadden allemaal de tweets van een BN’er geanalyseerd. Ze mochten vrij kiezen, en maar liefst drie van de tien hadden gekozen voor Tim Hofman, @debroervanroos. Verder waren er cabaretiers en presentatoren bij, en een rapper. Wat we hebben geprobeerd, is om het taalgebruik met elkaar te vergelijken en op basis daarvan een advies te geven.

Dus zo van: vergelijk Tim Hofman met een cabaretier en áls Hofman dan grappiger over wil komen, dan zou hij … kunnen doen. Daar kwam wel iets uit: van @PannekoekPeter kan hij leren om meer hashtags te gebruiken, sowieso, en vooral die met een twist: Peter Pannekoek gebruikte in de tijd dat #ikdoenietmeermee trending was die hastag, en maakte er ook een keer  #ikdoenietmeerplee van.

Vaker kwam naar voren dat de BN’ers verschillen in de mate waarin ze hun Twitter gebruiken puur voor of vanuit zichzelf dan wel meer interactief, in de vorm van reacties, commentaren, retweets e.d. De balans lijkt daarin – zo uit de losse pols – in het midden te liggen: met hoofdzakelijk retweeten laat je weinig van jezelf zien, met dat nauwelijks niet doen laat je een kans liggen. Dat concludeerden we mede op basis van de populariteit van Tim Hofman, die die balans op het oog goed weet te treffen.

De balans tussen ik en anderen was me ook al opgevallen in de proef-analyse die ik vanochtend snel had gedaan en die ik als voorbeeld heb gebruikt: ik had @mauricedehond en @marionkoopmans met elkaar gecontrasteerd, respectievelijk criticus van en juist erkend deskundige in het corona-debat. Ik volg Maurice de Hond niet, en keek op van de stijl van zijn tweets, in eerste instantie vooral van de heftige metaforen: Ruttes ‘handen stuk wassen’ noemt hij een magische toverformule, een eventuele korte en volledige lockdown een genadeschot voor patiënt Nederland.

Nounou, dacht ik, geen wonder dat je controversieel bent en niet serieus genomen wordt door de gevestigde orde. Dat soort beelden zul je bij Koopmans niet aantreffen.

En zo is er meer. De Hond gebruikt veel meer absolute termen (niet, nooit, noch… noch, kritiekloos, klaarblijkelijk), daar waar Koopmans woorden vaker onzekerheid uitdrukken en soms zelfs vaag zijn: onduidelijk, waarschijnlijk, een aantal zaken; hoeveelheden kunnen variëren. 

Maar de twee verschillen dus ook in zichzelf centraal stellen versus iets met anderen doen. Koopmans retweet veel meer en heeft het in haar eigen tweets over het werk van anderen – en dus zie je daar regelmatig ze opduiken. Als De Hond al links naar andere bronnen opneemt, is het naar zijn eigen blog, en ik en mijn zijn dan ook nogal frequent.

Over en weer zou ik zeggen: dat kan wel wat opschuiven. Koopmans zou het wat persoonlijker kunnen maken, en De Hond mag anderen wel eens wat meer podium bieden. Dat zou mogelijk een klein beetje helpen bij het bereiken van elkaars zo gepolariseerde publieken.

Als ze dat willen natuurlijk. Koopmans lijkt maar ten dele in gesprek met het algemene publiek, en voor het andere deel met vakgenoten. Ze tweet bijvoorbeeld veel in het Engels, en met een boel jargon. “Lineage importation and regional lineage diversity declined after lockdown, elimination was size-dependent” citeert ze ergens – nou, dat is voor mij als welwillende leek onbegrijpelijk. Lineage?

Maar van Maurice de Hond dacht ik begrepen te hebben dat het hem stoort dat hij niet serieus genomen wordt door de wetenschappers en beleidsmakers. Die zou ik daarom willen adviseren: matig je metaforen, doe eens wat meer in het Engels, verwijs eens wat meer (positief!) naar anderen, formuleer met wat meer onzekerheid.

Dat zou dan  – deels – resulteren in veranderingen in telbare dingen: meer persoonlijke voornaamwoorden van de derde persoon, minder van de eerste. Minder absolute termen, meer onzekerheidsaanduiders. Daar gaat het bij registeranalyse c.q. in het vak om!

 

Aanvulling, een uur later: ik had dit net geschreven en toen plofte de krant op de mat. Toevallig (nouja, niet dus) staat daarin een fors artikel over het OMT en zijn critici (online staat het er al een dag, zie ik), met onder andere Maurice de Hond en Marion Koopmans, én het gaat over de rol van Twitter. Koopmans besteedt daar een uur per dag aan; een collega-OMT-lid Jan Kluytmans is ermee gestopt omdat het ‘geen enkele constructieve bijdrage’ levert. Inderdaad is er bij De Hond sprake van wat frustratie over wat hij bereikt met zijn kritiek. Van Koopmans staat er ook nog het citaat ‘Ik zou niet durven zeggen dat ik weet hoe het zit’ – inderdaad, dat blijkt uit het taalgebruik in haar tweets!

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Afknappen op een inhoudsopgave

Louise Cornelis Geplaatst op 16 oktober 2020 door LHcornelis16 oktober 2020  

Een tijdje terug, te lang geleden om te onthouden wie het was, zei een trainingsdeelnemer tegen me dat hij had leren schrijven dankzij The Little, Brown Handbook. Ik werd nieuwsgierig, dus ik heb het gekocht toen ik het onlangs tweedehands tegen een schappelijke prijs tegenkwam. Maar helaas: ik deel het enthousiasme niet.

Het positieve wat ik erover kan zeggen is dat er heel veel in staat. Je kunt daar inderdaad veel aan hebben. Vooral, wat mij betreft, als naslagwerk voor taalregels, stijlprincipes en de conventies van opmaak en bronvermelding en dergelijke. Samen is dat meer dan de helft van het boek. Daarmee wekt het boek de indruk, zoals veel schrijfhandboeken helaas doen, dat schrijven vooral een kwestie is van regeltjes toepassen. 450 pagina’s regels toepassen, ga er maar aan staan… Maar goed, het is als naslagwerk dus wel een goudmijn – vergelijkbaar met hoe ik de Schrijfwijzer gebruik als ik even twijfel over zinnen, leestekens of de naam van een stijlkwestie.

450 pagina’s is ongeveer de helft ja, het boek telt maar liefst 914 pagina’s – het is klein noch bruin. Zo kom ik meteen bij de eerste teleurstelling: een wit boek van 914 pagina’s dat zichzelf little en brown noemt, daarvan verwacht ik humor. Ik kan de titel niet anders begrijpen dan als een dikke knipoog. Maar het is de enige knipoog die ik tegenkwam – de 914 pagina’s zijn bloedserieus. De titel staat nergens uitgelegd.

Nou goed, daar kan ik me nog wel overheen zetten: ik kan woordenlijst.org ook ‘het groene boekje’ noemen terwijl het geen boekje is en ook niet groen – sommige namen zingen zich los van het oorspronkelijke werk. Die Schrijfwijzer van net, die wordt ook wel Renkema genoemd bijvoorbeeld. Terwijl Jan Renkema meer is dan dat boek.

Maar heel kort na de titel knap ik af op de inhoudsopgave. Daar gaat op dik drie pagina’s meteen wel heel veel mis:

  • Het boek bevat 52 hoofdstukken en die staan allemaal op hetzelfde niveau – als een heel lange opsomming van 52 elementen. Wat een stortvloed! Schrijven is dus een kwestie van 450 pagina’s regels en 52 ‘dingen’? Als ik ga lezen, zie ik dat er wel degelijk delen in zitten, zoals wat ik hierboven schreef: groepjes hoofdstukken gaan over taalregels dan wel over spellingsprincipes e.d. Maar dat is niet zichtbaar. Ook in het boek niet. Ik heb wat zitten bladeren of de opmaak misschien een idee gaf, maar dat is niet zo. De manier waarop hoofdstukken qua lay-out beginnen, varieert, maar ik geloof niet dat dat een relatie heeft met de delen of dat er andere logica in zit. Dan is het wat mij betreft storende willekeur. Het gaat om dingen als: wel of geen steunkleur gebruikt, wel of niet meteen onder de titel met de tekst beginnen, die tekst wel of niet tot onderaan de pagina door laten lopen, het hoofdstuk wel of niet vooraf laten gaan door een scheidingspagina met de titel, waardoor die er dus soms twee keer staat.
  • Onder elke hoofdstuktitel staan opnieuw de namen van de twee auteurs. Er staat dus op dik drie pagina’s maar liefst 52 keer H. Ramsey Fowler/Jane E. Aaron. Misschien heeft dat met rechten ofzoiets te maken, maar ik vind het raar: het is – bij mijn weten – ongebruikelijk. Je doet zoiets alleen als de auteurs verschillen. Steeds jezelf herhalen komt op mij zelfs ijdel over. Het is fijn ’to see your name in print’ immers, dus dan maar 52 keer? Het blijkt ook nog eens niet te kloppen: toen ik bladerde, trof ik één hoofdstuk (49, p. 815) aan waar onder de hoofdstuktitel staat ‘By Sylvan Barnet’. Hoe zou dat zijn voor die Sylvan, dat zijn naam níet in de inhoudsopgave staat? (En wat mij dan ook fascineert: wie heeft daar overheen gekeken bij het maken van het boek?)
  • Ook zichtbaar op die pagina 815, en op meer plekken: de inhoudsopgave komt niet overeen met hoe het in het boek staat. Dat hoofdstuk heet in de inhoudsopgave ‘Literature’ en op p. 815 ‘Reading and Writing about Literature’. Bovendien heeft het in de inhoudsopgave wel en in het boek niet zichtbaar een nummer (49).
  • De termen in de inhoudsopgave zijn te generiek. Dat is al te zien in het vorige punt: literatuur in een boek over wetenschappelijk schrijven is ambigue, het zou ook kunnen gaan over hoe je bronnen verwerkt of hoe je boeken leest. Zo was ik benieuwd naar het hoofdstuk dat volgens de inhoudsopgave variety heet (26), omdat ik verwachtte (hoopte?) dat dat zou gaan over afwijkende teksten – dus over dat het ook anders mag dan volgens al die regeltjes. Maar nee, op p. 459 heet het ‘Achieving variety’ en blijkt het dus te gaan over hoe je afwisseling kunt aanbrengen in je schrijven. Dat is dus opnieuw een discrepantie tussen inhoudsopgave en verderop, en dan telkens in de inhoudsopgave naar de vage, generieke kant.

Naar waar het in het boek over structureren gaat, moest ik zoeken – aan de inhoudsopgave is ook dat niet te zien. Het zijn een paar pagina’s (rond 50). Vast niet toevallig.

Ik heb hier al vaker geschreven dat ik vind dat een schrijfhandboek moet practicen wat het preacht: goed schrijven. Ik knap er dus op af als de structuur zo’n zootje is – als ik er als structuurbehoeftige lezer zo door op het verkeerde been door wordt gezet. Al is de inhoud nog zo rijk.

 

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Fiets concretiseert metaforen

Louise Cornelis Geplaatst op 15 oktober 2020 door LHcornelis12 oktober 2020  

Hij ligt al een tijd op mijn bureau: ‘Fietskoers 2025‘, een tekst van de Gemeente Rotterdam. Ik vind het niet alleen als tekst interessant, maar ook vanwege het onderwerp: ik fiets nogal eens in Rotterdam, ik ben dus ook belanghebbende. De tekst is in het algemeen nogal abstract en ronkend en ik vind de inhoud moeilijk te rijmen met mijn dagelijkse ervaringen, maar wie weet, het is nog vijf jaar.

Wat mij vooral opvalt, zijn enkele metaforen die me weliswaar doen grinniken, maar me ook glazig doen kijken.Het gaat er steeds om dat het concrete fiets gecombineerd wordt met metaforen uit het consultantsjargon. Daardoor ontstaat iets waarvan het effect me doet denken aan dat van botsende metaforen; hier botst de metafoor op iets concreets. Drie voorbeelden:

  • Meteen in de ondertitel: ‘De fiets als hefboom in de Rotterdamse mobiliteitstransitie’. Het beeld werkt op mijn lachspieren: een fiets als hefboom? Ik probeer het voor me te zien: hoe je met een fiets een mobiliteitstransitie op kunt tillen. Maar als ik ben uitgegrinnikt, snap ik eigenlijk niet wat er staat. Hefboom/lever ken ik uit het consultantsjargon, maar ook dan heb ik er vaak moeite mee.
  • Hoofdstuk 3 heet ‘Versnellers voor de fiets’. Ook dat is hilarisch natuurlijk – ik denk aan opgevoerde e-bikes en altijd wind mee. Maar nee, het gaat om radicale keuzes, basisvoorwaarden en transitieversnellers voor de fiets, zoals: ruimte maken voor snelle en langzame fietsers. O, ook langzame fietsers worden versneld?! Oja, en ook nog mobiliteitshubs en deelmobiliteiten – bent u er nog, Rotterdamse fietser? Enne – wat is eigenlijk het verschil tussen een hefboom en een versneller?
  • Iets verderop in dat hoofdstuk gaat het om ‘Bouwstenen voor fietsparkeren’. Dat lijkt me nuttig, ja, van die blokken met klemmen eraan. Maar dat moet ik me er niet bij voorstellen natuurlijk. Tussen wat zinnige, concrete voorstellen tot het bouwen van fietsenstallingen, pardon, fietsparkeeroplossingen, gaat het ook om ‘een aanbod van deelmobiliteit op twee wielen’.

Nou is net dat laatste punt het eerste wat mij als zichtbaar resultaat van de plannen wél is opgevallen: aan de achterkant van het station is de fietsparkeervoorziening onlangs fors uitgebreid, door een groot extra stuk dubbellaags te maken. Er is daar een tekort aan fietsparkeerplaatsen aangevuld, begrijp ik uit de tekst. Ik verheug me al op de eerstvolgende keer dat ik daar mijn mobiliteit op twee wielen (zoals op de foto hieronder) parkeer!

Oude-nieuwe fiets

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Besmettingen zijn mensen

Louise Cornelis Geplaatst op 14 oktober 2020 door LHcornelis14 oktober 2020 2

Uit de stortvloed aan deprimerende coronacommunicatie van de afgelopen dagen pik ik één dingetje dat me al een tijdje opvalt, maar dat vanochtend in mijn ogen een absurd hoogtepunt bereikte: de depersonificatie van besmette mensen.

Er wordt in het algemeen over besmettingen geschreven alsof het niet om mensen gaat. Gister meldde het liveblog van nos.nl bijvoorbeeld:

Het aantal bevestigde besmettingen is afgelopen week toegenomen met 60 procent. Er zijn 43.904 nieuwe positieve testen bij het RIVM gemeld.

Zo gaat het al maandenlang elke dag, en zoiets kun je ook nog uitdrukken in grafieken, ook heel abstract.

In datzelfde liveblog staat dan ook nog een kopje als:

De Jonge: nieuwste cijfers onderstrepen dat maatregelen nodig zijn

Het lijkt soms alsof het niet om mensen gaat – die elkaar besmetten, die ziek worden, soms ernstig of langdurig. Dat doet wat, lijkt me, in het beeld van mensen. Een heel beperkt leven – om  getallen, procenten en grafieken?

Het lijkt me in elk geval niet de framing die het verantwoordelijkheidsgevoel van mensen vergroot of ondersteunt, en dat hebben we hartstikke hard nodig. Niet voor niets hoor ik al een tijdje vanuit verschillende hoekjes (zo klein dat ik niet eens een linkje aan kan bieden hier – onlangs was het op de radio, maar ik viel erin, dus ik weet niet eens wie dat zei, wel een goeie) dat het de hoogste tijd wordt voor een narratief: een verhaal dat ons houvast en perspectief kan bieden. Verhalen gaan over mensen. Rutte deed gister aan het begin van de persconferentie een poging, denk ik, door het te hebben over zijn gesprek met zieken. Dat is nog lang geen narratief, maar misschien wel een aanzet.

Nou goed, deze overwegingen zitten al een tijdje in mijn achterhoofd stond ik vanochtend wel paf bij deze kop op nos.nl:

Een besmet geval? Een roeier is een geval? Bah, een besmet geval in de boot?
Dat is niet alleen maar depersonificatie, dat is zelfs onethisch, vind ik.

 

Geplaatst in schrijftips | 2 reacties

Wat zakelijke schrijvers doen met tekst

Louise Cornelis Geplaatst op 13 oktober 2020 door LHcornelis13 oktober 2020  

Belofte maakt schuld… nu dan een blogpost naar aanleiding van het college Tekstgenres. Net deze week leent het onderwerp zich daar goed voor, want het ging vandaag over het genre zakelijke teksten, in contrast met wetenschappelijke teksten vorige week. In het boek stonden er twee paragrafen over, en die vond ik inhoudelijk goed: Biber en Conrad hebben oog voor het verschil in schrijven tussen de universiteit en de ‘buitenwereld’ – meer dan gemiddeld in de (taal-)wetenschap.

Ze schrijven onder andere (p. 160) dat in academisch schrijven het belang van de lezer niet zo centraal staat, minder dan in zakelijk schrijven:

Faculty (…) never brought up a specific concern about ease of reading. They wanted their ideas to be understood, but they never expressed concern for readers, again reflecting the less immediate audience and more general purpose of journal articles.

… en dat daarvoor in de plaats conventies een grote rol spelen die bij zakelijk schrijven in de weg kunnen gaan zitten (p. 162):

One faculty member, who instructs students to avoid first-person pronouns in their writing, commented that first-person pronouns “just don’t sound academic.” The analysis of journal articles bears this out. Unfortunately, students often generalize this to “first-person pronouns just don’t sound like civil engineering” – a damaging misconception for writing in the workplace.

Dat is voor mij heel herkenbaar. Als ik de deelnemers van mijn trainingen één ding hoop bij te brengen, is het wel meer oog voor de lezer, en dat leidt onder andere wel eens tot discussies over of je nou ‘ik’ mag schrijven of niet.

Wat ik daarbij altijd benadruk is dat de relatie tussen schrijver en lezer in een zakelijk context anders is dan in een academische: als – bijvoorbeeld – schrijvende adviseur dien je de belangen van de lezer. Als het goed is, wil je het hem/haar dan ook zo makkelijk mogelijk maken. Om de tekst te begrijpen, dus qua taalgebruik, maar ook om specifiek te zijn: het gaat niet om een zaak in het algemeen, maar om het oplossen van het probleem waar de klant je voor heeft ingehuurd en straks betaalt.

Op college hebben we dat enerzijds kunnen bevestigen en anderzijds genuanceerd. De studenten hadden namelijk elk een zakelijk schrijver uit hun eigen kring geïnterviewd. Voor wat betreft de rol die de lezer speelt in de overwegingen van die schrijvers geldt:

  • Veel zakelijke schrijvers zijn zich inderdaad bewust van het belang van de lezer en zij passen hun teksten daar dan ook aan aan. Bijvoorbeeld door te streven naar beknoptheid, bondigheid en makkelijk te begrijpen, eenvoudige taal. En ja, dat is anders dan op de universiteit; één schrijver vertelde over het contrast met hoe daar wel eens een minimum aantal pagina’s goed.
  • Sommige schrijvers en hun organisaties maken ook weloverwogen onderscheid tussen lezersgroepen, bijvoorbeeld tussen overheid en particulieren (meer en minder formeel) en tussen het interne patiëntendossier en met de patiënt zelf (meer en minder jargon) en tussen de juridische akte zelf en een bijlage in gewonere taal.
  • De schrijver is niet altijd dienend; de lezer is niet altijd een klant. Denk bijvoorbeeld aan schrijven voor collega’s. In één geval was de lezer zelfs iemand die niet kan lezen, nouja, zo ongeveer: een gastouder schrijft een logboekje en dat wordt natuurlijk vooral door ouders gelezen, maar ze spreekt daarin het kind aan met ‘je’, dus alsof het voor het kind is. En dat is het óók, maar dan ergens in de toekomst.
  • Lezergerichtheid betekent niet dat het taalgebruik daarmee vanzelf informeel wordt, informeler dan in de wetenschap. Of denk maar aan juridische teksten. Voor sommige schrijvers spelen conventies ook echt nog wel een rol. In een hiërarchische organisatie hoort bijvoorbeeld wat formeler, ouderwetser taalgebruik. Daarin verschillen zelfs organisaties in dezelfde sector – omdat hun culturen verschillen. De andere organisatiecultuur zie je dus als het ware weerspiegeld in de teksten.

Wat ik zo op een rijtje zet, is één aspect van wat in het vak de situationele context heet: de lezer. Maar situationele context is breder. Hier nog wat aspecten, waarbij ik gebruik maak van het overzicht van situationele kenmerken in het boek (p. 40):

  • Schrijver: zakelijk schrijven gebeurt bijna altijd samen, in een team. Bovendien kan er ook nog een vertaler aan te pas komen. Over de rol van de organisatiecultuur schreef ik hierboven al. En tot mijn genoegen waren er wél schrijvers die in hun opleiding al met meer praktijkgerichte genres hadden kennisgemaakt. Ik maak heel vaak mee dat dat niet zo is, dus dat zakelijke schrijvers in hun werk veel schrijven zonder dat ooit echt geleerd te hebben.
  • Omstandigheden van verwerking: veel zakelijke teksten wijken af van het prototype van geschreven teksten, waarin de schrijver een tekst eerst helemaal af en definitief maakt en daarna netjes ‘ingepakt’ (gedrukt, mooi kaftje eromheen, enzovoort) overhandigt aan de lezer. E-mail is bijvoorbeeld vluchtig, een patiëntendossier is langdurig in bewerking omdat het steeds wordt bijgevuld, sommige teksten bestaan alleen digitaal en hebben als functie vastleggen (database) of copy-paste (herbruikbare tekstblokken). Sommige teksten zijn gebaseerd op formulieren die de schrijver invult. De teksten van de gastouder waren met de hand geschreven. Heel verschillend dus!
  • Kanaal: samenhangend met het vorige punt: veel zakelijke teksten zijn ook of zelfs alleen maar digitaal.
  • Setting: Vooral in het geval van het boekje van de gastouder zijn schrijven en lezen dan dus in de tijd gescheiden.
  • Communicatieve doelen: die zijn zeer gevarieerd. Een folder voor een museum bijvoorbeeld wil een bezoek aan het museum interessant maken: net genoeg informatie weggeven om de lezer naar het museum te lokken, maar niet zo veel dat die eigenlijk alles al weet.
  • Onderwerpen: zeer grote variatie natuurlijk. Ik schoot in de lach bij het voorbeeld van een schrijver die schrijft om een rolletje plakband te bestellen. Dat is nogal wat anders dan het voorbeeld waar ik over had verteld: grote ICT-projecten, bij mijn opdrachtgever het BIT. Er kwam van alles voorbij!

Ik raakte vandaag opnieuw onder de indruk van de variatie aan zakelijk schrijven – leuk toch, wat je allemaal kunt doen met tekst!

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Nog niet terug naar ‘live’

Louise Cornelis Geplaatst op 12 oktober 2020 door LHcornelis12 oktober 2020  

Vorige week maandag zou ik voor het eerst sinds 10 maart een ‘live’ training geven: aan echte mensen in plaats van aan postzegeltjes of initialen op een beeldscherm. Ik keek daarnaar uit, al had ik de hele tijd al wel een voorbehoud: het zou zomaar eens kunnen dat het toch online zou moeten. Naast nieuwe overheidsmaatregelen dacht ik daarbij vooral aan het risico dat ik ‘symptomen’ zou hebben. Onder normale omstandigheden ben ik nogal eens verkouden, al hoop ik dat de social distancing en de extra hygiëne dat deze herfst en winter ook gaat beperken, ik doe daar wel mijn best voor, vanwege de grotere consequenties dan normaal. Ook leek het me mogelijk dat ik eens in thuisquarantaine zou moeten, maar nog steeds is corona niet dichtbij.

Het werd het eerste natuurlijk: vanwege de strengere thuiswerkplicht is de training van vorige week naar online gegaan. Twee andere ook, van de in totaal vier ‘live’ groepen die gepland stonden tussen nu en half november. De vierde is uitgesteld; dat ging om de staf van een ziekenhuis en die hebben wel wat anders aan hun hoofd nu. 

Ik vind het begrijpelijk, het heeft ook wel voordelen – vorige week zou ik bijvoorbeeld op de fiets gegaan zijn en natgeregend zijn. Ik wist het tijdig, en dat scheelt dubbel werk, zeker omdat ik enkele werkvormen ook nog moet aanpassen aan werken op minstens anderhalve meter afstand.

Bovendien ben ik blij dat mijn werk in meerderheid door kan gaan nu, heel anders dan in de eerste golf. Maar ik vind het wel degelijk jammer dat het nog steeds zo beperkt is. Het is voorlopig niet anders, maar ik kijk opnieuw of nog steeds uit naar het moment dat ik weer echte mensen voor me heb!

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Bloggen over Tekstgenres

Louise Cornelis Geplaatst op 9 oktober 2020 door LHcornelis9 oktober 2020  

Ik kondigde hier vorige maand aan dat ik weer college ging geven, Tekstgenres, en dat ik daarover weer zou gaan bloggen. In mijn achterhoofd zat toen het plan om dat weer zo’n beetje elke week te doen, net zoals ik dat eerder deed (meest recente voorbeeld: tekst- en gespreksanalyse). Het is er echter tot nu toe niet van gekomen. Aan de inhoud ligt dat niet, en aan de studenten ook niet. Maar ik heb wat last van diverse, uh, ‘omstandigheden’.

Ik heb een aanstelling van 5,7 uur per week voor zes maanden. Het college is op dinsdag, en ik reserveer er de hele dinsdag voor. Daar moet het dan ook in gebeuren, en dan hoop ik dat ik met de aan- en afloop (het college duurt korter dan mijn aanstelling) gemiddeld op ongeveer die 5,7 uitkom. Maar dan mag het zeker niet over de dinsdag heen – dat is mijn begrenzing, en zo voorkom ik bovendien dat het ander werk in de weg gaat staan.

De afgelopen dinsdagen zag ik tegen de tijd dat ik klaar was totaal sterretjes. Het is eigenlijk bijna niet te doen op één dag. Ik heb natuurlijk de gewone inhoudelijke en didactische voorbereiding en van die ‘gewone’ zaken als het werk van studenten nakijken en van feedback voorzien. Maar daarnaast zit ik met drie energieslurpers:

  • Ik moet ook bedenken hoe ik fatsoenlijk online onderwijs geef. Waar ik m’n online trainingen inmiddels op routine kan, vraagt het voorbereiden veel van mijn creativiteit en denkwerk, ook omdat ik graag goed onderwijs geef met het oog op de studenten – hun klachten over de kwaliteit van het corona-onderwijs (in het algemeen) snap ik wel. Ik doe mijn best elke week iets passends te bedenken, zo mogelijk interactief en activerend en ook liefst met afwisseling – daar leer ik zelf ook van. Maar daarmee leg ik de lat wel hoog natuurlijk. Het college is om 1 uur, en afgelopen dinsdag was ik blij dat ik voor de lunch m’n idee op poten had.  Voor het eerste uur. In het tweede uur werken de studenten in subgroepjes (digitale break-outs) verder aan een opdracht, en het resultaat ervan kijk ik meteen na. Ze hebben dan dat tweede uur geen ‘live’ interactie met mij, maar wel met elkaar, en ik lever meteen erna feedback. Dat is behoorlijk arbeidsintensief. De dinsdag trekt voorbij in een intensieve stroom van voorbereiden – college geven – nakijken.
  • De universiteit is net overgestapt van het oude-vertrouwde Blackboard als digitale leeromgeving naar Brightspace. Ik vind het een draak van een toepassing – volledig niet-intuïtief. Er zijn al gekke dingen mee misgegaan, ik snap er af en toe niks van, alsof ik een totale digibeet ben. Afgelopen dinsdag heb ik me een ongeluk zitten zoeken hoe ik een forum dat ik had aangemaakt op ‘zichtbaar’ kon vinken, want het bleef maar ‘hidden’ voor de studenten. Uiteindelijk zag ik ergens het goede vinkje, maar ik zou niet kunnen reproduceren waar. Eerder had ik een keer een opdracht aangemaakt met een verkeerde template en daardoor konden de studenten het digitale inlevervakje niet gebruiken. Toen ik het corrigeerde, had ik ineens twee keer dezelfde opdracht, ook met twee inlevervakjes. Als ik iets zoek in de ondersteuning, ben ik eindeloos bezig en vind ik nog niet het antwoord op mijn vraag. En zo zit ik dus ook elke dinsdag een groot deel van de tijd te pielen met Brightspace. Waar ik de echte onderwijsactiviteiten ook nog leuk en uitdagend vind om te doen en het ook een keuze is om het goed te willen doen, vind ik dit alleen maar hopeloos frustrerend. Het is ook een ontzettend ongelukkige timing, zo samen met online onderwijs op poten moeten zetten. De studenten is dat ook al opgevallen, ik ben niet de enige docent die ermee worstelt. Van 5,7 uur per week snoept het leren omgaan met Brightspace echt veel te veel tijd op. Ga ik bespreken met m’n leidinggevende. Het voordeel van Brightspace is trouwens dat je er goed multimediale dingen mee kunt doen, en ik geef het college dan ook ‘in’ de liveroom ervan. Dat werkt goed gelukkig.
  • Organisatorisch gaat er nogal wat mis. Zo was er een tijdje geen studiecoördinator, dus ook niemand bij wie ik of de studenten terecht konden met problemen. De nieuwe is deze week begonnen, hopelijk helpt dat. Maar ook regeldingen en mijn vragen beantwoord krijgen kost buitensporig veel tijd, mede doordat ik niet even langs kan wippen als ik toch in Leiden ben natuurlijk. Maar er lijken ook gaten te zitten in mijn organisatorische ophanging, om het zo maar te zeggen – ik weet ook vaak niet bij wie ik moet aankloppen, ben al van kastje naar muur gestuurd geweest ook. Ga ik ook bespreken.

Aan het eind van de dinsdag heb ik soms de neiging mijn computer uit het raam te gooien. Bloggen schiet er dan dus bij in. Maar dat is jammer, want juist op die manier maak ik voor mezelf de kruisbestuiving met mijn trainings- en advieswerk. Dat mag wel buiten die 5,7 uur. Zoals vandaag deze post. Met goede voornemens voor de komende tijd!

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Recente berichten

  • Een beetje over literatuur
  • Het passief is niet neutraal
  • Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
  • Ik mag sturen
  • De richting van de vragen hoort bij lezergerichtheid

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (314)
  • Opvallend (541)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (886)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑