↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Maandelijks archief: september 2015

Knopen doorhakken

Louise Cornelis Geplaatst op 28 september 2015 door LHcornelis23 september 2015  

In een paar teksten die ik de laatste tijd onder ogen kreeg viel me op dat de schrijver een aantal keren bijna-synoniemen gebruikt met en of of of een / ertussen, bijvoorbeeld, uit verschillende stukken:

  • knelpunten en belemmeringen
  • beleid dat iets tot doel of gevolg heeft
  • open/transparant (voor een ruimte).

Als ik dan probeer scherp te krijgen wat hier precies staat, ga ik toch wat wazig kijken. Er is iets wat niet goed loopt, is dat dan een knelpunt of een belemmering? En wat voor beleid is het als dat geen doel maar wel een gevolg heeft, is dat gevolg dan ongewenst? En die slash, mag ik zelf één van de twee doorhalen?

Ik denk dat de schrijvers hiervan dat ook niet zo precies weten – vandaar. Zo van: als je zelf de knoop niet door durft te hakken (waar heb ik het nou eigenlijk precies over?), laat het dan maar aan de lezer over. Ik zou zeggen: hak ‘m zelf door. Je tekst wordt er helderder van.

 

Geplaatst in Uncategorized | Geef een reactie

Tip: enkelvoudig vragen

Louise Cornelis Geplaatst op 23 september 2015 door LHcornelis23 september 2015  

Bij het structureren kan het soms lastig zijn om een hoofdboodschap te formuleren als de essentie van wat je te zeggen hebt eigenlijk op het niveau eronder zit – minstens voor je eigen gevoel. Dat gaat dan bijvoorbeeld om te nemen maatregelen. Daar zijn er bijvoorbeeld drie van, en dan kom je in de verleiding om als hoofdboodschap niet veel meer te formuleren dan ‘neem drie maatregelen’. Al eerder schreef ik over het belang van het tóch formuleren van een hoofdboodschap in die gevallen. Maar hoe doe je dat dan? Ik bedacht er onlangs nog een nieuwe tip bij: formuleer de vraag enkelvoudig. Ik leg het uit.

Ik werk de laatste tijd in trainingen met oefeningen waarbij door de opzet ervan een meervoudige adviesvraag voor de hand ligt, zoals:

  • Wat zijn de oorzaken van X?
  • Aan welke voorwaarden moet Y voldoen om Z te bereiken?
  • Welke maatregelen moet A nemen?

Als je vraag recht-toe-recht-aan beantwoordt, zit je op het niveau onder de hoofdboodschap. Als je hem herformuleert, schiet je niet meteen zo door, en dat helpt.

Het hoeft niet per se simpel enkelvoud te zijn: wat is de oorzaak van/welke voorwaarde/welke maatregel is wellicht te simplistisch: dan doet de vraag geen recht aan de complexe werkelijkheid, laat staan het antwoord. Betere formuleringen zijn bijvoorbeeld:

  • Waardoor wordt X veroorzaakt? Waardoor komt X? Wat maakt dat X plaatsvindt?
  • Hoe wordt Y Z? Hoe kan Y Z bereiken? Wat bepaalt het bereiken van Z voor Y?
  • Hoe moet A het doen? Hoe pakt A het het beste aan? Hoe ziet de uitvoering eruit?

Het formuleren van zulke vragen leidt niet automatisch tot een goede hoofdboodschap. Maar het helpt wel omdat je ze kernachtig kunt beantwoorden, in tegenstelling tot het meervoudige origineel. 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Twee aanraad-links

Louise Cornelis Geplaatst op 23 september 2015 door LHcornelis21 september 2015  

Twee verschillende maar allebei even interessante links van de afgelopen tijd, allebei opgevist uit Twitter:

  • Uitleg over waarom bullets minder geschikt zijn dan beelden in een presentatie, al gaat het meer om het nadeel van tekst (vanwege het moeten ‘switchen’ met luisteren) dan de bullets-als-zodanig: https://blog.slideshare.net/2015/08/31/the-scientific-reason-why-bullets-are-bad-for-presentations/ (via @carynhart)
  • Een visueel overzicht van twintig veelgemaakte denkfouten: http://www.welingelichtekringen.nl/wetenschap/500214/20-bekende-denkfouten-die-je-keuzes-beinvloeden.html (via @psteenwinkel). De link tussen denkfouten en schrijven/structureren is overigens: argumentatie.

 

Geplaatst in Leestips, Presentatietips | Geef een reactie

Vaagheid heeft een functie

Louise Cornelis Geplaatst op 21 september 2015 door LHcornelis15 september 2015  

In een blogpost van laatst had ik het er zijdelings over dat schrijven niet alleen maar gaat over het bedienen van andermans brein, oftwel: voor schrijven zijn andere waarden relevant dan alleen maar lezergerichtheid. En helaas leiden sommige van die andere waarden tot een tekst die juist zondigt tegen die lezergerichtheid (nouja, helaas… het is een fact of life, en het maakt schrijven wel interessant).

Eén van die andere waarden is: een diverse lezersgroep niet tegen de haren in strijken. Dat wordt ook wel het consensus-genererende effect van teksten genoemd – een belangrijke oorzaak van ‘vaagtaal’, vooral maar zeker niet alleen in de politiek. Ik vond deze kant van schrijven onlangs mooi verwoord in een artikel in de NRC (11 september, p. 6) over het vluchtelingendebat. Het artikel begint zo:

“Als je maar genoeg vaagheid op papier zet, kan iedereen daar zijn eigen ding uithalen.” Zo vatte Jesse Klaver (GroenLinks) gisteren in de Tweede Kamer de kabinetsbrief samen over de vluchtelingencrisis. En concreet werden de plannen van het kabinet inderdaad geen moment in het felle debat, waaraan alle fractievoorzitters meededen. Daarnaast wist zowel Diederik Samsom (PvdA) als Halbe Zijlstra (VVD) het compromis tussen hun partijen zó uit te leggen dat het precies overeenkwam met hun eigen, toch fundamenteel uiteenlopende, opvattingen.

Dat kan tekst dus ook voor elkaar krijgen. En zo lang die consensus belangrijk is, hebben schrijvers geen boodschap aan lezergerichte adviezen als ‘schrijf concreet’. Nouja, ‘schrijf vaag’ is in zo’n geval ook of juist lezergericht. Alleen niet gericht op het gemakkelijke begrijpen, maar op het ermee in kunnen stemmen.

Wat voor baat de vluchtelingen erbij hebben, dat weet ik niet. Ik heb er een hard hoofd in.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Nietszeggende informatieve brief

Louise Cornelis Geplaatst op 18 september 2015 door LHcornelis15 september 2015  

Ik kreeg vorige week een brief van een pensioenfonds waar ik een piepklein pensioentje aan het opbouwen ben, iets van een vakantiebaan lang geleden. Ik snapte alle zinnen en  kon de informatie tot me nemen, dat was het punt niet. Maar aan het eind had ik geen idee wat de brief me nu eigenlijk wilde zeggen. Dit was ‘m:

brief

Fijn dat er met ‘U hoeft verder zelf niets te doen’ expliciet in staat dat ik er niets mee hoef, al snap ik dat ‘verder’ niet. De rest van de brief gaat over pensioenen, maar zo ver ben ik nog lang niet. Ik denk dat er tussen de regels staat: ‘houd er rekening mee dat uw pensioen lager uit kan vallen dan u gedacht had’, maar dat is toch een beetje gissen. Het lijkt in elk geval negatief, al is dat stabielere juist weer positief. Toch?

En dan blijf ik aan het eind van het lezen dus zitten met de grote vraag: ‘dus?’ Wat moet ik hier nou mee, wat is de strekking, wat is hier relevant aan voor mij, wat neem ik hiervan mee? Een goed geschreven tekst maakt dat expliciet. Dat is precies waar de hoofdboodschap voor dient.

Gelukkig kan ik dit soort teksten gebruiken als voorbeeld. Van hoe het niet moet, van het belang van een hoofdboodschap. En in dit geval ook als illustratie van één van de dingen die ik wel eens zeg in trainingen, een beetje provocerend: een informerende tekst bestaat niet. De informatie in deze brief is okee. Maar losse informatie is nietszeggend.

 

 

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Coach # 3: Story

Louise Cornelis Geplaatst op 15 september 2015 door LHcornelis15 september 2015  

CoverIn het huidige nummer van Schrijven Magazine staat een top drie van schrijfcoaches. Het gaat om deskundigen met een goeroe-achtige status: ze hebben een toonaangevend werk over schrijven gepubliceerd en ze zijn als docent buitengewoon inspirerend. Twee van de drie kende ik al: Julia Cameron en Natalie Goldberg; de derde, Robert McKee, nog niet. Mara ik had wel al een boek van hem in de kast liggen, hét boek, Story. Het lag al een tijdje op mijn stapel ‘nog te lezen’, want ik was enigszins geïntimideerd door de 466 Engelstalige pagina’s alleen maar over verhaal.

Het artikel in Schrijven Magazine duwde me over die schroom heen. Het heeft een paar weken geduurd, maar inmiddels heb ik Story uit. Ik vond het leerzaam en interessant, en ik ben blij dat ik dit toonaangevende werk kan bijschrijven, maar met mijn dagelijkse praktijk van schrijven in organisaties heeft het maar weinig te maken, veel minder dan Cameron en Goldberg.

Story is eigenlijk helemaal geen schrijfboek – het gaat over films. De ondertitel is  Substance, structure, style, and the principles of screenwriting. Een scenario is ook een tekst, dat wel, maar taal speelt in de film zelf een ondergeschikte rol. McKee legt tegen het einde van het boek uit dat het beter is om de strekking van een scene met beelden duidelijk te maken dan met dialoog, omdat beeld de kracht van dit medium is. Ik vond dat wel een eye opener, vooral vanwege het verschil met het voor mij bekendere genre van de toneeltekst, die juist helemaal hangt aan dialogen.

Nog in een ander opzicht is Story anders dan Cameron en Goldberg: die twee zitten op de lijn van freewriting als middel tot creatieve ontwikkeling en spirituele groei, waar Story juist zeer analytisch en technisch is. Het boek ontleedt goede verhalen: hoe zitten die in elkaar? Dat gaat over films, maar daar zit natuurlijk wel de overlap met schrijven, althans, met narratief schrijven. Dat heeft als zakelijke pendant storytelling, maar van, zeg, The Godfather naar een corporate story vind ik een heel grote stap.

En dat maakt het boek niet makkelijk. Het is uit 1998 en alle voorbeelden zijn dus films van voor die tijd. Daar heb ik sowieso de meeste níet van gezien, en van andere is het wel heel lang geleden. Dat vond ik een groot nadeel van dit boek. McKee geeft ook cursussen waarin hij fragmenten laat zien, en dat moet ook bijna wel om het je echt eigen te maken. Het leukste in het boek vind ik dan ook de langere voorbeelden uit scenario’s.

Desalniettemin vond ik het  dus interessant en leerzaam. Ik heb er onder andere van geleerd dat een goed verhaal per scene (of episode) een fundamentele waarde laat omslaan (van arm naar rijk, van geliefd naar eenzaam) en dat er dan telkens een ‘gat’ ontstaat tussen wat de hoofdpersoon wil en verwacht van het leven en de realiteit. Het zijn twee van de talloos veel aspecten die McKee noemt, en op deze twee ga ik morgen en overmorgen eens letten. Dan ga ik namelijk naar Film by the Sea. Want ik houd zeker wel van films!

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Een pretentieus boek

Louise Cornelis Geplaatst op 10 september 2015 door LHcornelis10 september 2015  

CoverVia @_dr_kim_ op Twitter werd ik geattendeerd op het boek The reader’s brain. How neuroscience can make you a better writer van Yellowlees Douglas. ‘Wauw’, dacht ik, ‘dat wil ik wel: uit de neurowetenschappen leren hoe ik beter kan schrijven.’ Ik verwachtte iets wetenschappelijks: grondig, genuanceerd, vernieuwend. Zeker omdat het boek is uitgegeven door Cambridge University Press en de schrijver Ph.D achter zijn naam heeft, van het ‘Clinical and Translational Science Institute’.

Die verwachting van grondigheid werd nog versterkt toen het e-boek bij het downloaden 600 pagina’s leek te bevatten, maar dat lag aan technische problemen: zowel mijn PC als mijn e-reader hebben er maar moeite mee, met dit e-boek, dat toch maar een dikke 200 pagina’s telt.

Maar mijn verwachtingen bleken te hooggespannen. Dit is best een okee boek, maar toch ook teleurstellend. Dat ontdekte ik gaandeweg. Eerst overtrof het mijn verwachtingen namelijk, want het bleek ook nog eens leuk geschreven, waar ik iets saais en zwaars had verwacht. Het leest vlot en het is doorspekt met van die heerlijke Britse humor.

Wat er verder goed aan is, is dat het schrijfadviezen breed behandelt, in hoofdstukken over de vijf C’s: Clarity, Continuity, Coherence, Concision en Cadence. Het doet dat door consequent te redeneren vanuit de lezer, dus de adviezen onderbouwend vanuit de werking van de hersenen van de lezer, die maar een beperkte verwerkingscapaciteit heeft. Helemaal prima.

Maar wat me tegenvalt, is dat het weer veel dezelfde do’s & don’t’s zijn die overal al staan. ‘Vermijd het passief’- onee, daar gaan we weer (zie hier hoe ik erover denk). En in die onderzoeksliteratuur zit ik natuurlijk lekker en ik kan Douglas’ betoog bij dat advies helemaal aan mootjes hakken.

Dan vertrouw ik de rest dus ook niet meer. Zeker niet als het boek een keer de mist ingaat bij het ontleden van een passief. En al helemaal niet als ik adviezen tegenkom die ik niet begrijp, zoals dat je zinnen niet zou mogen beginnen met there is. Of dat een alinea drie inleidende én een concluderende zin zou moeten hebben. En nóg minder als het hele betoog over abstracties hangt aan een verhandeling over de geschiedeis van het Engels, met z’n dubbele woordenschat (Germaans en Frans/Latijn). Alsof abstracties in andere talen geen probleem zijn.

En zo groeide langzamerhand mijn teleurstelling. Douglas heeft een heleboel stijladviezen verzameld, deels heel zinvol, deels nonsense, en er bewijzen vanuit de hersenen aan vastgeplakt. Dat is hip, redeneren van uit de hersenen, maar heel vaak gelegenheidsargumentatie.

Het boek gaat bovendien voorbij aan het feit dat schrijven niet alleen maar het bedienen van andermans hersenen is, en dat het hartstikke moeilijk is om die andere hersenen goed in te schatten. Dát zijn oorzaken voor veel slecht schrijven, niet het gebrek aan onderbouwing van de adviezen. ‘So much advice, so much lousy writing’ heet hoofdstuk 1, maar ik denk dat dit boek daar niets aan gaat veranderen.

Desalniettemin is het wel een breed overzicht van schrijfadviezen waar veel teksten van kunnen opknappen. En het is dus leuk geschreven, grappig en met veel weetjes over de hersenen bijvoorbeeld. Niks mis mee. Maar ik had meer verwacht.

 

 

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

Een klein eerbetoon

Louise Cornelis Geplaatst op 9 september 2015 door LHcornelis9 september 2015  

Mijn allereerste wetenschappelijke publicatie ooit ging over een zinnetje uit het boek Vals Licht van Joost Zwagerman. Een passief, natuurlijk, want daar deed ik promotieonderzoek naar. Daar was ik nog maar net mee begonnen toen ik ‘Vals licht in passief perspectief’ schreef; het artikel verscheen in een bundel Taal in onderwijs en organisatie. Een vlootschouw van onderzoek, geredigeerd door mijn promotor Paul van den Hoven (e.a., p. 7-11) – als ik het me goed herinner, was dat een bundel ter gelegenheid van de oprichting van de onderzoeksschool CLC, inmiddels opgegaan in UiL OTS. Vandaag blik ik terug op dat artikel als eerbetoon aan Joost Zwagerman.

Dit is het fragment uit Vals Licht:

Ma Roos hield er andere, tergender strafmaatregelen op na. Op haar bevel zette Lizzie in de achtertuin haar eenpersoonstent op waarin zij in geval van overtreding soms wel drie nachten achtereen moest slapen. Het huis was dan verboden gebied. Poepen en piesen moest maar achter de heg gebeuren. Tweemaal daags werd er eten geserveerd in een pannetje dat, de achterdeur op een kier, naar buiten werd geschoven.

Het ging om die laatste zin, met twee lijdende vormen werd geserveerd en werd geschoven. Het effect daarvan, in contrast met de actieve alternatieven ‘serveerde ma Roos het eten dat zij naar buiten schoof’, is dat de narratieve tijd wordt onderbroken voor een anderssoortige presentatie. In een standaard verhaal dragen namelijk die actieve werkwoorden de chronologie van het verhaal. Lijdende vormen zijn door dat worden ‘statischer’.

Die anderssoortige presentatie is: afstand tot de handelende persoon, ma Roos. Zij verdwijnt als het ware uit beeld, voor ons, als lezers, maar ook voor Lizzie, met wie we hier meekijken, en via Simon, haar vertellende vriend hier. Ik formuleerde dat in het artikel in termen van empathie, later ben ik het identificatie gaan noemen: de lijdende vorm roept de gedachte aan de handelende persoon op, maar houdt identificatie daarmee tegen, al is het alleen maar door haar niet te noemen. De lijdende vormen maken de situatie zo schriller, pijnlijker. Wat mij betreft zijn ze daar zeer op hun plaats.

Lijdende vormen zijn zeldzaam in narratieve teksten, veel zeldzamer dan in genres als beleidsteksten. Dat komt (denk ik) doordat die identificatie juist zo belangrijk is bij het lezen van een verhaal. Als er een passief voorkomt in een literaire tekst, is het effect daarvan dan ook sterk. Zulke voorbeelden laten zien dat ongenuanceerde schrijfadviezen als ‘vermijd het passief’ nergens op slaan: waar het om gaat, is te weten wat het effect ervan is, opdat je als schrijver een goede keuze kunt maken. In de handen van een goede schrijver is het passief een sterk stijlmiddel.

Door dat sterke stilistische effect vielen deze zinnen mij op, toen ik Vals Licht ‘gewoon’ aan het lezen was. En dat deed ik omdat het hot was, Zwagerman was hot ook, in die tijd, als  vertegenwoordiger van een nieuwe generatie in de literatuur. Mijn generatie. Die nu deze spreekbuis moet missen.

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Het piramideprincipe: schrijven om lezers verder te helpen

Louise Cornelis Geplaatst op 4 september 2015 door LHcornelis2 september 2015  

Ik schreef onlangs op verzoek van een opdrachtgever onderstaand stuk over het waarom van schrijven volgens het piramideprinicpe en het nut van externe begeleiding daarbij.

Een artikel in een blad over zoogdieren had als kop ‘En… werkt zo’n faunapassage?’ (bron) Interessante vraag, dus ik wilde het antwoord wel weten. Aan het eind van het artikel kon ik hem niet met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden, en zelfs niet met iets ertussenin. Dat is een schrijfblunder, vind ik, maar in zoverre onschuldig dat ik niets met faunapassages hoef, ik was slechts geïnteresseerd. Anders wordt dat als ik bijvoorbeeld wel zou moeten beslissen over de aanleg ervan. Dan wil, nee, móet ik het antwoord  weten en laat de tekst me dus in de steek. Het piramideprincipe is een instrument dat ervoor zorgt dat lezers van een zakelijke tekst zo’n antwoord krijgen.

In organisaties worden talloze teksten geschreven waarmee de lezer iets moet: er moet iets uitgevoerd, opgelost, besloten, aangepakt, gestopt worden. Maar wat precies, en waarom en hoe? Veel zakelijke teksten geven daarop net zo’n wazig antwoord als het faunapassage-stuk. Die teksten bevatten veel informatie, feiten, kennis. Maar wat de betekenis ervan is voor de lezer, dat blijft in het midden. Dus is de lezer vrij om zijn eigen draai te geven aan de feiten. Hij kan dan dus wel eens tot een heel andere conclusie komen dan de bedoelde. Of helemaal geen conclusie trekken, en dan gebeurt er dus niets met dat mooie rapport.

Het piramideprincipe grijpt op dit probleem aan: het daagt schrijvers uit om de betekenis van je gegevens expliciet te maken voor de lezer, met het oog op diens belangen, vragen, zorgen. Welke lezersvraag beantwoord je in je stuk? Wat is daarop precies je antwoord? Wat zijn je argumenten daarvoor of hoe moet de lezer het gaan aanpakken? De eerste stap van piramidaal schrijven is het ordenen van de inhoud op basis van die vragen. Zo ontstaat een logische structuur onder een kernachtige hoofdboodschap.

Stap twee is het optimaal toegankelijk maken van de tekst voor de lezer. Zodat alle lezers, ook die met grote haast, makkelijk de bedoelde hoofdlijn te pakken krijgen. Dat is fijn voor lezers : het piramideprincipe maakt teksten zeer lezergericht, wat helemaal belangrijk is als de lezer de klant is, want zo schrijven komt dan neer op klantgericht werken. Maar het is ook in je eigen belang als schrijver, want je wilt iets bereiken met je tekst. (Zo niet, schrijf dan niet.)

Schrijven volgens het piramideprincipe kun je in een training leren, en vervolgens kun je er zelf mee aan de slag. In de praktijk is de inzet van tekstadviseurs echter ook na zo’n training nog wenselijk. Daar zijn drie redenen voor:

  • Het toepassen van het piramideprincipe is voor veel schrijvende professionals weerbarstig. Ze zijn zo schrijven niet gewend, ze vinden het eng (je steekt er je nek mee uit), ze vinden dat de lezer zelf maar moet bepalen wat de strekking is, ze vinden expliciet zijn niet passen in de organisatiecultuur, ze vinden het niet ‘objectief’, ze vinden het moeilijk (zie ook het vorige punt), ze kennen hun lezer eigenlijk niet goed genoeg en ze hebben zo nooit leren schrijven, want in het hoger onderwijs leer je inhouds- en proceduregericht schrijven. Een schrijfbegeleider kan al deze bezwaren helpen ondervangen.
  • Piramidaal schrijven is en blijft een stevige inspanning, waarvan het succes niet altijd gegarandeerd is. Een schrijfcoach kan helpen de slaagkans te vergroten en kan de inspanning behapbaarder maken. De inspanning zit hem vooral in het denkwerk dat nodig is om de materie tot in de puntjes logisch en toegankelijk te maken voor de lezer. De hulp zit hem in het samen nadenken, waarbij de schrijfcoach vooral kritische vragen zal stellen.
  • Schrijvende professionals zijn gebaat bij een buitenstaander als meedenker omdat ze anders het risico lopen slachtoffer te worden van de curse of knowledge: het gegeven dat je je, je eenmaal iets weet, niet meer voor kunt stellen dat iemand anders dat níet weet. Schrijvende professionals zijn hoogopgeleide vakspecialisten, en vanuit die positie schatten ze de kloof die zij moeten overbruggen met leken, burgers, beslissers en andere niet-specialisten standaard als te klein in. Een buitenstaande representeert de lezer en  verpersoonlijkt zo de kloof, zodat de schrijver hem kan overbruggen. Niet voor niets hebben zelfs de beste auteurs een kritische redacteur nodig!

Je kunt het piramideprincipe zien als een instrument voor beter denk- en schrijfwerk. Een tekstadviseur leert je het instrument te gebruiken, hij daagt je uit om het daadwerkelijk toe te passen, en hij helpt bij het overwinnen van de hobbels in de praktijk. Daar leer je zelf van, maar je teksten worden er ook beter van. Je lezer zal je dankbaar zijn.

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Leren schrijven op de universiteit en voor de praktijk

Louise Cornelis Geplaatst op 2 september 2015 door LHcornelis8 september 2015  

Het huidige nummer van het Tijdschrift voor Taalbeheersing (jaargang 37, nummer 2) is een themanummer over ‘Academische geletterdheid in het hoger onderwijs’. Dat is een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, niet in de laatste plaats omdat het er wel eens op lijkt, zo verzuchtte collega Willy Francissen eens, dat wij in de praktijk allemaal op de universiteit aangeleerde schrijfgewoontes weer moeten áfleren. Die academische geletterdheid is niet altijd waar de praktijk om vraagt. We organiseerden daarover in januari zelfs een discussiebijeenkomst. Twee artikelen in het themanummer sluiten aan bij die invalshoek. Femke Kramer en Jacqueline van Kruiningen schrijven in ‘Moeilijker, langer, serieuzer’ over de socialisatie van jongerejaars studenten op het gebied van wetenschappelijke teksten en schrijven. Want ja, een socialisatie is het: studenten maken zich de mores van de academische genres eigen. Waar ze precies toe gesocialiseerd worden, dat valt vooral tussen de regels van het onderdeel ‘discussie’ te lezen (p. 206/207): Teksten zijn…

… een vehikel van een door onderzoeksactiviteiten onderbouwde en beredeneerde kennisclaim; als onderdeel van een ongoing proces van kennisvermeerdering. … media waarin een schrijver/onderzoeker op basis van empirisch of literatuuronderzoek een kennisclaim poneert, onderbouwt en ter discussie stelt aan peers.

Dat sluit aan bij mijn ervaring: als die socialisatie eenmaal is afgerond, blijven sommige academici er hardnekkig aan vasthouden, ook als hun schrijfpraktijk niet meer, en zeker niet meer in de eerste plaats, een onderdeel is van een proces van kennisvermeerdering gericht op peers, maar van bijvoorbeeld dienstverlening aan een leek. Precies daarbij knoopt het volgende artikel aan, althans, voor het HBO. Dat is van Brigitte Faber-de Lange en Els van der Pool. Zij interviewden leidinggevenden over de communicatieve competenties die zij verwachten van hun startende medewerkers. Dat leidt tot een hele waslijst, die is onder te verdelen in basisvaardigheden (voor schrijven is dat bijvoorbeeld spelling) en meer strategische vaardigheden. De auteurs breken een lans voor een betere balans in het onderwijs, dat nu doorslaat naar die basisvaardigheden. Een starter zou moeten beschikken over een ‘breed repertoire aan genres en daarin zelfstandig keuzes’  maken (p. 236/7).

Ook starters moeten immers kunnen functioneren in de dynamische omgeving van de organisatie en vanuit een contextbewustzijn kunnen omgaan met een variëteit aan interne en externe contacten, zowel in geschreven als gesproken woord.

Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Maar ik schets zo wel even in één blogpost het spanningsveld van die academische geletterdheid: het valt al niet mee om studenten te socialiseren tot acceptabele academische schrijvers, in die ene context van de universiteit. En dan zouden ze eigenlijk ook nog voorbereid moeten worden op andere contexten. En dat terwijl ook de basisvaardigheden nog rammelen… Misschien moeten we toch maar een deel van dat leerproces gewoon in de praktijk blijven doen.    

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Recente berichten

  • Mijn ethische antenne aanscherpen
  • Over weefsel, 150 en een popconcert: 3 college-onderwerpen
  • De piramide van Optimaal blijven sporten
  • ‘Optimaal blijven sporten voor 45+’ers’ is verschenen
  • Ik hoor niet bij een boek over boeken lezen

Categorieën

  • Geen rubriek (9)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (290)
  • Opvallend (477)
  • Piramideprincipe-onderzoek (96)
  • Presentatietips (149)
  • schrijftips (814)
  • Uncategorized (38)
  • Veranderen (36)
  • verschenen (194)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2023 - Louise Cornelis
↑