↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

Louise Cornelis
  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categoriearchief: Leestips

Interessante boeken, artikelen en websites.

Berichtnavigatie

← Oudere berichten

De hoogste tijd!

Louise Cornelis Geplaatst op 15 januari 2021 door LHcornelis15 januari 2021 1

Ik heb al een hele tijd geen leuke, nuttige en interessante links meer geplaatst. Hier komt dus de oogst van maanden:

  • Om met iets grappigs te beginnen: De Speld was erg raak met deze tips over hoe je wetenschappelijke teksten moet schrijven zodat niemand ze begrijpt. Hilarisch maar bijna te waar.
  • De stijl van wetenschappelijke teksten was vaker onderwerp van discussie, op Twitter onder andere met Ionica Smeets, en zij schreef deze column waarin ze zeker gelijk heeft: durf alle regels los te laten.
  • Nog een column: Maxim Februari had last van writer’s block en schreef daarover , motto: ‘schrijf nooit een eerste zin’. Ik denk ook dat eerlijkheid (bijna?) altijd interessant is trouwens. Maar helemaal eerlijk zijn is knap lastig.
  • Een essay over de vraag hoe persoonlijk je mag zijn in een zakelijke tekst. Goeie vraag, zonder vast antwoord.
  • Ik kijk alweer een paar maanden naar het onvolprezen Winteruur, en dat opende dit seizoen ijzersterk, met ook nog relevantie voor het idee van ‘hoofdboodschap voorop’. (Houd je van tekst? Kijken, hoor, naar Winteruur! Tien minuutjes, elke anders – en geweldig!)
  • Over wat er leuk of juist niet is aan al dat videobellen is een boel verschenen, hier een duit in dat zakje vanuit de neerlandistiek: het ligt aan de stiltes die zo anders zijn dan ‘live’.
  • Ook op Neerlandistiek.nl: een analyse van een jaar inzendingen via ‘Taalfout opgemerkt?‘, de knop onder VRT-artikelen. Leuk is dat niet alleen de opgemerkte fouten op een rijtje worden gezet, maar dat de analyse ook het inzenden zelf betreft: hoe gebruiken lezers die knop en hoe bouwen ze hun bijdrage op? Ik heb zelf de knop laatst ook een keer gebruikt, voor een vertaalfout op Sporza (originele tekst was in afbeelding te zien) en tot mijn vreugde was het een dag later aangepast. (Sporza??? Ja, voor mij als wielerliefhebber is dat een belangrijke informatiebron.)
  • In zo’n overzicht als dit ontbreekt mijn geliefde presentatieblog Slidemagic bijna nooit. Hier de highlights van de afgelopen tijd:
    • Schultink waarschuwt ervoor dat een denigrerend woord dat je intern, onderling gebruikt, toch makkelijk doorsijpelt naar buiten en dan dus kwetst – herkenbaar. Ik heb me wel eens afgevraagd of Clintons deplorables ook zoiets was.
    • Een korte beschouwing over een relevant en onbekend verschijnsel: dat een document in een organisatie, zeker digitaal, nooit helemaal af is, hooguit met een bepaalde groep deelbaar te verklaren. Zo zie ik het ook: het is tussenstap in het gesprek dat je met elkaar voert. Dat is iets heel anders dan de scriptie of het boek. Die wel op ‘definitiefheid’ gerichte genres hebben ons beeld van schrijven nogal bepaald.
    • De coronapandemie blijft tot interessante grafieken leiden. Schultink maakte een fraaie makeover van een Engelse infographic die de vaccinatie-prioriteiten laat zien.
Geplaatst in Leestips | 1 reactie

Hapklare brokjes woordkracht

Louise Cornelis Geplaatst op 19 november 2020 door LHcornelis16 november 2020  

Ik heb laatst een leuk boek gelezen dat aansluit bij wat ik net hiervoor schreef: Taalkracht. Andere woorden, andere werelden, samengesteld door Christien Brinkgreve, Eric Koenen en Sanne Bloemink.

Het boek gaat over woorden, en vooral dan in de zin van dat die ons denken en onze waarneming en dus onze werkelijkheid bepalen. Ik stipte het even aan: kwetsbaar is het op een bepaalde manier typeren van een groep, die is niet neutraal, en die speelt een rol in hoe we denken en handelen. Kwetsbaren moet je beschermen bijvoorbeeld – dus dat is dan het handelingsperspectief.

Kwetsbaar is dan ook, niet toevallig, één van de woorden die in Taalkracht aan de orde komt, in een bijdrage van Elize Lam. De ‘kwetsbaren’ in haar stuk zijn ouders, bijvoorbeeld met een verstandelijke handicap. Lam signaleert dezelfde scheidslijn als waar ik me in de corona-context druk over heb gemaakt: dat praten over kwetsbaren suggereert dat er een lijn te trekken is tussen hen en de onkwetsbaren. Kwetsbaaheid is iets wat in het overheidsbeleid vastgesteld en gemeten moet worden, en daarna aangepakt. Dat vaststellen en meten gaat gepaard met een boel surveillance en risicoprofilering met behulp van big data – en dus stigmatisering. Lam stelt daar tegenover dat kwetsbaarheid eerder een eigenschap van de context is dan een tekortkoming van mensen. Het beleid vergroot echter eerder de ongelijkheid dan dat het die tegengaat.

Ik las dit en andere hoofdstukken met veel herkenning en instemming. Het gaat vaak over woorden waar ik me ook al eens druk over heb gemaakt: het praten over psychiatrische ziekten alsof het diagnostische label de symptomen causaal verklaart, terwijl het alleen beschrijft (alsof een depressie iemand somber maakt zoals een verkeerde mossel iemand misselijk maakt, of alsof iemand druk is ‘omdat’ hij ADHD heeft), het gebruik van het woord excellent als uitkomst van een concurrentieslag terwijl leren juist samenwerking veronderstelt, en hoe het hameren op transparantie juist averechts werkt.  En dat nog zo’n 15 andere hoofdstukken lang.

Daarmee heb ik meteen de sterkte en de zwakte van het boek te pakken: de hoofdstukken zijn hapklare brokjes en het lezen ervan een feest der herkenning. Maar het is daarmee ook net wat kort en oppervlakkig allemaal en ik leerde niet heel veel nieuws. Het gaat ook wel heel erg alle kanten uit, met zelfs een paar hoofdstukken waarin ik geen duidelijk woord of woorden herkende – zoals in het hoofdstuk over schoonheid.

Van een ander hoofdstuk waarin het niet alleen maar over woorden ging, leerde ik wel degelijk iets nieuws wat ik erg interessant vond. Het is het hoofdstuk van Trudy Dehue en het gaat over hoe een ongeboren kind heet: vrucht, foetus of baby? Ze laat zien dat het tegenwoordig veel meer baby genoemd wordt en een zwangere moeder, als twee losse entiteiten, en dat er mogelijk een link is met de toename van de kracht van de anti-abortusbeweging. 

Dehue illustreert dat met afbeeldingen van een ongeboren ‘baby’, met een ‘gezichtje’ en een ‘hartje’ zoals die bijvoorbeeld op Ouders van Nu staan. Ze laat zo zien dat die afbeeldingen ook verre van neutraal zijn, al is het alleen maar omdat ze gestileerd en zonder context zijn – alsof een embryo, gaaf en glad, zonder moederlichaam in een lege ruimte zweeft. Dat is ook heel normatief: zo hóórt een embryo eruit te zien, alsof omstandigheden geen rol spelen. Ik vond die uitleg bij die plaatjes heel fascinerend – en totaal nieuw.

Ik las het mogelijk met zo veel fascinatie omdat me net tevoren het gebruik van het woord baby was opgevallen. Ik doe sinds de coronacrisis thuis (in plaats van in de sportschool) aan Bodybalance, met YouTube-filmpjes. Om het kwartaal kies ik een nieuw filmpje. Begin oktober ben ik begonnen met een les waarin de instructrice, Renate, aparte instructies geeft voor als je zwanger bent. Na 46’40 zegt ze iets als:

Ben je zwanger, dan houd je je voeten wat verder uit elkaar om je baby de ruimte te geven.

Dat woord baby was me daar opgevallen, en terwijl ik zelf (met m’n voeten bij elkaar) zat te rekken, dacht ik al: als ik wat moet invullen op de puntjes in deze zin:

Ben je zwanger, dan houd je je voeten wat verder uit elkaar om je b… de ruimte te geven.

Dan vul ik daar buik in, niet baby. (Ja, dat soort dingen denk ik tijdens het bodybalancen – beroepsdeformatie.)

Ik ben niet met m’n tijd meegegaan, dat is duidelijk.En dat leer ik dus van Woordkracht.

Fascinerend, hoe woorden en denken veranderen! Taalkracht is een mooie introductie in hoe je dat kunt bestuderen.

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Afknappen op een inhoudsopgave

Louise Cornelis Geplaatst op 16 oktober 2020 door LHcornelis16 oktober 2020  

Een tijdje terug, te lang geleden om te onthouden wie het was, zei een trainingsdeelnemer tegen me dat hij had leren schrijven dankzij The Little, Brown Handbook. Ik werd nieuwsgierig, dus ik heb het gekocht toen ik het onlangs tweedehands tegen een schappelijke prijs tegenkwam. Maar helaas: ik deel het enthousiasme niet.

Het positieve wat ik erover kan zeggen is dat er heel veel in staat. Je kunt daar inderdaad veel aan hebben. Vooral, wat mij betreft, als naslagwerk voor taalregels, stijlprincipes en de conventies van opmaak en bronvermelding en dergelijke. Samen is dat meer dan de helft van het boek. Daarmee wekt het boek de indruk, zoals veel schrijfhandboeken helaas doen, dat schrijven vooral een kwestie is van regeltjes toepassen. 450 pagina’s regels toepassen, ga er maar aan staan… Maar goed, het is als naslagwerk dus wel een goudmijn – vergelijkbaar met hoe ik de Schrijfwijzer gebruik als ik even twijfel over zinnen, leestekens of de naam van een stijlkwestie.

450 pagina’s is ongeveer de helft ja, het boek telt maar liefst 914 pagina’s – het is klein noch bruin. Zo kom ik meteen bij de eerste teleurstelling: een wit boek van 914 pagina’s dat zichzelf little en brown noemt, daarvan verwacht ik humor. Ik kan de titel niet anders begrijpen dan als een dikke knipoog. Maar het is de enige knipoog die ik tegenkwam – de 914 pagina’s zijn bloedserieus. De titel staat nergens uitgelegd.

Nou goed, daar kan ik me nog wel overheen zetten: ik kan woordenlijst.org ook ‘het groene boekje’ noemen terwijl het geen boekje is en ook niet groen – sommige namen zingen zich los van het oorspronkelijke werk. Die Schrijfwijzer van net, die wordt ook wel Renkema genoemd bijvoorbeeld. Terwijl Jan Renkema meer is dan dat boek.

Maar heel kort na de titel knap ik af op de inhoudsopgave. Daar gaat op dik drie pagina’s meteen wel heel veel mis:

  • Het boek bevat 52 hoofdstukken en die staan allemaal op hetzelfde niveau – als een heel lange opsomming van 52 elementen. Wat een stortvloed! Schrijven is dus een kwestie van 450 pagina’s regels en 52 ‘dingen’? Als ik ga lezen, zie ik dat er wel degelijk delen in zitten, zoals wat ik hierboven schreef: groepjes hoofdstukken gaan over taalregels dan wel over spellingsprincipes e.d. Maar dat is niet zichtbaar. Ook in het boek niet. Ik heb wat zitten bladeren of de opmaak misschien een idee gaf, maar dat is niet zo. De manier waarop hoofdstukken qua lay-out beginnen, varieert, maar ik geloof niet dat dat een relatie heeft met de delen of dat er andere logica in zit. Dan is het wat mij betreft storende willekeur. Het gaat om dingen als: wel of geen steunkleur gebruikt, wel of niet meteen onder de titel met de tekst beginnen, die tekst wel of niet tot onderaan de pagina door laten lopen, het hoofdstuk wel of niet vooraf laten gaan door een scheidingspagina met de titel, waardoor die er dus soms twee keer staat.
  • Onder elke hoofdstuktitel staan opnieuw de namen van de twee auteurs. Er staat dus op dik drie pagina’s maar liefst 52 keer H. Ramsey Fowler/Jane E. Aaron. Misschien heeft dat met rechten ofzoiets te maken, maar ik vind het raar: het is – bij mijn weten – ongebruikelijk. Je doet zoiets alleen als de auteurs verschillen. Steeds jezelf herhalen komt op mij zelfs ijdel over. Het is fijn ‘to see your name in print’ immers, dus dan maar 52 keer? Het blijkt ook nog eens niet te kloppen: toen ik bladerde, trof ik één hoofdstuk (49, p. 815) aan waar onder de hoofdstuktitel staat ‘By Sylvan Barnet’. Hoe zou dat zijn voor die Sylvan, dat zijn naam níet in de inhoudsopgave staat? (En wat mij dan ook fascineert: wie heeft daar overheen gekeken bij het maken van het boek?)
  • Ook zichtbaar op die pagina 815, en op meer plekken: de inhoudsopgave komt niet overeen met hoe het in het boek staat. Dat hoofdstuk heet in de inhoudsopgave ‘Literature’ en op p. 815 ‘Reading and Writing about Literature’. Bovendien heeft het in de inhoudsopgave wel en in het boek niet zichtbaar een nummer (49).
  • De termen in de inhoudsopgave zijn te generiek. Dat is al te zien in het vorige punt: literatuur in een boek over wetenschappelijk schrijven is ambigue, het zou ook kunnen gaan over hoe je bronnen verwerkt of hoe je boeken leest. Zo was ik benieuwd naar het hoofdstuk dat volgens de inhoudsopgave variety heet (26), omdat ik verwachtte (hoopte?) dat dat zou gaan over afwijkende teksten – dus over dat het ook anders mag dan volgens al die regeltjes. Maar nee, op p. 459 heet het ‘Achieving variety’ en blijkt het dus te gaan over hoe je afwisseling kunt aanbrengen in je schrijven. Dat is dus opnieuw een discrepantie tussen inhoudsopgave en verderop, en dan telkens in de inhoudsopgave naar de vage, generieke kant.

Naar waar het in het boek over structureren gaat, moest ik zoeken – aan de inhoudsopgave is ook dat niet te zien. Het zijn een paar pagina’s (rond 50). Vast niet toevallig.

Ik heb hier al vaker geschreven dat ik vind dat een schrijfhandboek moet practicen wat het preacht: goed schrijven. Ik knap er dus op af als de structuur zo’n zootje is – als ik er als structuurbehoeftige lezer zo door op het verkeerde been door wordt gezet. Al is de inhoud nog zo rijk.

 

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

College over genres

Louise Cornelis Geplaatst op 9 september 2020 door LHcornelis9 september 2020  

Ik ben gister weer begonnen met het geven van college! Net als anderhalf jaar geleden geef ik in Leiden één vak, bij de opleiding Taalwetenschap; dit keer is het Tekstgenres. Nouja, ‘in Leiden’… voor de Universiteit Leiden weliswaar, maar het is online. Dat ging gister prima, met 13 studenten op camera aanwezig. Ik ga mijn best doen om dat online college geven in de best mogelijke banen te leiden, maar de studenten ‘live’ zien zou toch ook heel leuk zijn, wie weet kan ik daar een mouw aan passen.

Net als bij het vorige vak dacht ik bij het voorbereiden: wauw, dit vak had ik vroeger zelf wel willen volgen! Het is super relevant voor het werk dat ik doe met adviseurs en andere schrijvende professionals. Als mensen vragen wat ik doe, zeg ik meestal ‘ik leer adviseurs betere adviesrapporten schrijven’, maar dat laat nog in het midden wat ‘beter’ is. Het zou dan kunnen dat ik ze bijvoorbeeld leer om nettere zinnen te schrijven en foutloos te spellen. Maar dat is het dus niet, of nouja, dat is bijzaak. Waar het eigenlijk op neerkomt, is dat ik ze leer dat een adviesrapport een ander genre is dan een onderzoeksverslag.

In de termen van het vak zou ik kunnen zeggen: ik leer schrijvende professionals dat de ‘situationele context’ en de ‘communicatiedoelen’, van een adviesrapport maken dat je niet zomaar klakkeloos hetzelfde kunt doen als in schoolse en wetenschappelijke teksten. Althans, dat is niet optimaal. Dat geldt enerzijds voor de genre-zaken, zoals de structuur en de plek van de hoofdboodschap. Anderzijds geldt het ook voor de register-zaken: de formuleringen in de tekst en de koppen.

Genre en register gebruik ik hier op de manier van het boek dat we gebruiken in het vak: genre-kenmerken zijn eenmalig in een tekst en grotendeels conventioneel bepaald (een wetenschappelijke tekst heeft ‘nou eenmaal’ de conclusie aan het eind); register zijn de talige kenmerken die door de hele tekst heen voorkomen, grotendeels functioneel bepaald (zoals de lange, complexe zinnen met veel abstracte woorden van de wetenschap). Genre en register zijn daarmee twee manieren van kijken naar de tekstsoort adviesrapporten – of enige andere tekstsoort.

Register is in die opvatting dan weer niet hetzelfde als stijl, want stijl gaat dan om de persoonlijke en esthetische variatie. Die definities zijn bij andere auteurs wel eens anders. Over stijl op die manier opgevat gaat het vak niet, maar het gaat naast genre wel ook over register. Oftewel: over typerende verschillen tussen tekstsoorten.

In zo’n eerste college als gister ging het vooral om dit soort dingen, dus definitie- en afbakeningskwesties. Dat is nodig om verder mee te kunnen. Wat is genre, wat is register, wat is een tekst eigenlijk (ook niet zo helder – bijvoorbeeld: is één krantenbericht een tekst, of de hele krant?), en waar gaat het vak over?

Over dat laatste: als taalgebruikers weten we allemaal een boel over tekstgenres, want we onderscheiden ze aan de lopende band, als we lezen en als we schrijven: we weten dat een nieuwsbericht er anders uitziet dan een WhatsApp-bericht en een persoonlijke brief anders dan wetenschappelijk artikel. Dat weten we impliciet; het vak draait erom die kennis te expliciteren, ook waar het gaat om nogal subtiele talige verschillen. 

De komende tijd zal ik weer regelmatig hier bloggen over de voor de schrijfpraktijk relevante zaken in het college. Die komen er zeer zeker aan!

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Kernzin: smal of breed?

Louise Cornelis Geplaatst op 3 augustus 2020 door LHcornelis3 augustus 2020 1

In de actuele editie van het Tijdschrift voor Taalbeheersing (nr. 1 van jaargang 42, 2020) staat een artikel van Astrid van Winden e.a. met een overzicht van normen voor goede alinea’s zoals die in lesmethoden voor het voortgezet onderwijs staan. Het gaat om alle normen, dus van markeringen met witregel en/of inspringen via thematische samenhang tot samenhang tussen de zinnen ervan. De auteurs zijn voor elk van die normen nagegaan of er in de wetenschappelijke literatuur evidentie voor is, dus of de norm hout snijdt. Dat blijkt aardig het geval te zijn. Leuk artikel, waar ik wat aan heb: het geeft overzicht en het is fijn om te weten dat de bekende normen (die ik ook hanteer in trainingen) ergens op slaan.

Tijdens het lezen viel me ineens wel wat op wat ik me niet eerder had gerealiseerd: de metaforen waarin we over de functie van de kernzin praten, conflicteren:

  • In de piramide-, zandloper of trechtermetafoor is de kernzin smal: het topje van de piramide (bij ‘kernzin voorop’), het het middelste stukje van de zandloper (‘kernzin in het midden’) of onderste stukje van de trechter (‘kernzin achteraan’). Het artikel gebruikt deze metafoor, en ik natuurlijk ook – het hele piramideprincipe berust erop.
  • In de paraplu-metafoor is de kernzin breed: die overkoepelt (koepel is overigens ook een metafoor) de hele alinea; de rest van de zinnen werkt ‘m uit. Het artikel gebruikt die niet, maar ik wel, niet alleen voor alinea’s, maar ook voor de hoofdboodschap van de hele tekst.

En zo realiseerde ik me dus dat ik tegenstrijdige signalen afgeef over of de kernzin smal of breed is – beide begrippen zijn overigens ook wéér metaforen, abstracte, ruimtelijke in dit geval. Het is echt lastig om over dit soort abstracte zaken als functies van zinnen te praten zonder metaforen te gebruiken. Dat is ook niet mijn doel, maar ik ga wel iets scherper letten op mijn eigen metaforen.

Dit staat dus niet in het artikel, maar dat het me tot zo’n inzicht inspireert, pleit ervoor!

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | 1 reactie

Online in Tekstblad

Louise Cornelis Geplaatst op 8 juli 2020 door LHcornelis8 juli 2020  

Deze week verscheen het derde nummer van deze jaargang van Tekstblad, en dat gebeurde voor het eerst in digitale vorm. Het staat online, en zo te zien voor iedereen toegankelijk. Dat is mooi, en het is helemáál mooi omdat ik erin sta: ik heb een bijdrage geleverd aan het artikel dat Jeanine Mies schreef over het geven van schrijftrainingen op afstand. Dat is erg leuk en mooi geworden, dus ik ben er blij mee!

 

Geplaatst in Leestips, verschenen | Geef een reactie

Andere interessante dingen

Louise Cornelis Geplaatst op 9 juni 2020 door LHcornelis5 juni 2020  

Ik blogde de laatste tijd veel over corona-gerelateerde communicatiezaken, maar ik zag ook andere interessante dingen voorbijkomen. Hier weer de oogst aan nuttige en leuke links van de laatste tijd:

  • Mooi pleidooi voor meer bewustwording over de rol van taalnormen. Specifiek over de hardnekkige veroordeling van groter als, waar het stuk mee begint, heb ik me ook al vaker druk gemaakt.
  • Over normen gesproken: hier de taalfouten-top-tien, die – leuk – onderscheiden is in taalvouten en taalfouten, waarbij die eerste de dingen zijn waar altijd veel over gesproken wordt (me moeder) maar de laatste eigenlijk serieuzer – bijvoorbeeld: de lezer is niet in beeld. Dit keer is dit de enige inhoudelijke link naar neerlandistiek.nl, maar dat blog blijft de moeite waard: er verschenen bijvoorbeeld enkele goede stukken over corona-communicatie op (voorbeeld). Wel doet Marc van Oostendorp, naar wie ik hier regelmatig linkjes opnam, na drieduizend stukjes een stapje terug.
  • Wie doet ‘m net zo goed als ik – de ‘Actief of passief’-quiz! Ik had ze allemaal goed natuurlijk ????.
  • Een mooi gevisualiseerd overzicht van hoe mensen frequenties, kansen en getallen begrijpen (‘veel’, ‘vaak’, ‘waarschijnlijk’ e.d. – maar dan in het Engels)
  • Aangezien je als schrijver blind wordt voor je eigen tekst, is jezelf redigeren best lastig. Hier nuttige tips.
  • Twee van mijn favoriete blog SlideMagic tot slot: een kort (en dus op hoog abstractieniveau) antwoord op de vraag “How do I design a good presentation slide for business?” en tips voor slides met bullets voor video-conferencing. Ik hoorde onlangs een projectleider precies dat als voordeel noemen van video-bellen: met een paar simpele maar goede slides op gedeeld scherm kun je effectief overleggen.

 

Geplaatst in Leestips, Opvallend, Presentatietips, schrijftips | Geef een reactie

Frivool boek is eerste stap

Louise Cornelis Geplaatst op 23 april 2020 door LHcornelis23 april 2020  

Ik heb op mijn bureau al wekenlang twee boeken liggen waar ik nog wat mee wilde doen op dit blog, maar dat was er even niet van gekomen. Vandaag toch maar de eerste. Ik moet ‘t bijna weer opnieuw lezen! Nouja, lezen… het is meer bekijken. Het is namelijk een boek over zakelijk tekenen: Maak je punt, van Kim Ravers.

Echt weer zo’n boek waarvan ik meteen dacht: o, dat wil ik hebben! Ik ben zelf veel bezig met visualiseren, en ik heb bovendien in de loop der jaren goede ervaringen opgedaan met tekenaars, vooral cartoonisten. Met tekenen is volgens mij in een zakelijke context nog veel meer te doen. Ik was benieuwd welke mogelijkheden dit boek zou opperen.

Het is een leuk boek, vol met grappige plaatjes en aantrekkelijk vormgegeven. Er zit veel ‘lucht’ in,dus het is aangenaam bladeren. Het boek bestaat uit vier delen: context – methode – tekentechniek – toepassingen

In het contextgedeelte worden algemene communicatieprincipes en het nut van beelden goed uiteengezet. Dat ‘punt’, van ‘maak je punt’, betekent ook dat je puntige, kernachtige boodschappen moet formuleren, en pas daarna die kunt visualiseren. Daarmee concretiseer je ze, en versterk je de kracht van je boodschap. Tussen boodschap en beeld zit een experimentele, verkennende fase.

Prima – alleen wel heel erg globaal zo, en dat betekent eigenlijk weinig houvast. Ook het toepassingendeel verdiept amper, dat lijkt vooral meer van hetzelfde. Sommigen stukke in het tekentechniek-gedeelte zijn heel summier: over ‘kies je software’ gaat één alinea. Summier en globaal – mij biedt het weinig houvast. Er zijn methodes voor tekenen en visualiseren die dat beter doen en die diepgaander zijn, dus die beter laten zien hoe je met beelden nou echt tot probleemoplossing kan komen bijvoorbeeld (voorbeeld), alleen helaas bij mijn weten niet in het Nederlands.

De methode is ook niet heel streng, anders had Ravers denk ik zelf wel bloopers opgespoord zoals die op p. 88-89. Ze vat daar haar eigen DOT-methode (3 stappen) in 4 punten samen. Als ik het goed begrijp, is het eerste punt overkoepelend, maar dat is niet zichtbaar.

Waar ik ook moeite mee heb, is dat Ravers veel gebruik maakt van poppetjes-figuurtjes (zie haar site voor voorbeelden). In het deel over vormen nemen ze veel ruimte in en ze staan overal in het boek. Ze zijn grappig en speels, maar wat mij betreft wordt het allemaal daardoor een beetje te grappig en speels. Ik werk vaak in situaties waar weliswaar beelden een rol kunnen spelen, maar waarin een adviseur de plank mis zou slaan met grappige en speelse figuurtjes. Sterker nog: daar ken ik voorbeelden van, van dat misslaan. Eigenlijk is het tekenen me zo in het algemeen net wat te lollig. Dat oogt weliswaar leuk, maar helaas zijn niet alle boodschappen altijd lollig.

Het gaat mogelijk nog net iets verder: dat soort poppetjes, dat zijn Ravers’ poppetjes, het zijn háár tekeningen. Ik zie mezelf niet dat soort figuurtjes teken, dat past niet bij mij. De eenzijdigheid van de stijl van de figuren slaat mijn creativiteit zelfs een beetje dood: het boek prikkelt mij niet om het zelf ook eens te gaan proberen. De wat neutralere figuren gaan richting de SmartArt en andere conceptuele vormen van PowerPoint en daar hoef ik zelf potlood en papier voor te pakken. Dat is persoonlijk natuurlijk, misschien inspireert het anderen wel – en voor hen is er zelfs een werkboek bij. Maar om echt een ‘volledig handboek’ te zijn, zoals de ondertitel suggereert, hadden er veel meer voorbeelden van andere tekenaars, met hun eigen stijl, in moeten staan.

Alles bij elkaar valt het boek me zo toch een beetje tegen. Volledig handboek? Zeer zeker niet: te eenzijdig, te weinig houvast, informatiedichtheid te laag. Voeg daarbij de leutige tekeningetjes en dan vind ik het voor een zakelijke context allemaal net wat te frivool. Leuk om eens in te bladeren, maar ‘mijn’ adviseurs ga ik het niet aanraden.

In het Nederlandse taalgebied is het wel een eerste stap. Hopelijk volgt er meer.

 

Geplaatst in Leestips, Presentatietips | Geef een reactie

Dikke aanrader voor alle schrijvende professionals

Louise Cornelis Geplaatst op 6 maart 2020 door LHcornelis6 maart 2020  

Ik heb zelden zo vaak instemmend geknikt en gehumd bij het lezen van een schrijfhandboek als onlangs bij Schrijven met impact van Ann De Ron. Ik vind het zeldzaam goed.

Het begint er al mee dat in het eerste hoofdstuk staat dat jargon niet je grootste zorg is. Natuurlijk, daar moet ook wat mee, en daarover gaat het verderop. Maar veel belangrijker is dat je nadenkt over hoe je de aandacht van de lezer gaat trekken en vasthouden. Een goede, op de lezer afgestemde kernboodschap is daarvoor veel belangrijker dan woordgebruik.

Hoe je zo’n kernboodschap formuleert, daarop gaat het boek dus uitgebreid in, en dat vind ik helemaal terecht. Het is precies dit punt dat in zo veel andere schrijfhandboeken ontbreekt. Het lijkt er dan maar al te vaak op dat de boodschap direct uit de data zou volgen, maar dan ga je dus juist voorbij aan het richten op de lezer. Kom tot een oproep, een mening of een advies, en houd het juist níet alleen bij de feiten.

De aanpak van Schrijven met impact lijkt op het piramideprincipe: formuleer een hoofdboodschap, een echte ‘so what’. Ook het advies om met die boodschap te beginnen en dus de conventionele academische volgorde om te keren is verwant. In de uitwerking van de logica gaat dit boek minder ver, maar dat vind ik niet erg – er is meer onder de zon dan alleen strikt piramidaal werken natuurlijk. Voor hoger opgeleiden is het maken van de vertaalslag van hun specialistische kennis naar een boodschap die rekening houdt met de vragen en de belangen van hun lezer de essentie.

Schrijven met impact gaat verder dan alleen structuur. Het geeft, ik schreef het hierboven al, een genuanceerde verhandeling over hoe je dan wel met jargon omgaat, hoe je verder aantrekkelijk schrijft en je tekst scanbaar maakt met het oog op lezers met weinig tijd. Allemaal raak, wat mij betreft.

Het geeft verder allerlei adviezen voor hoe je een specialistische tekst toegankelijker maakt. Ik herkende ze allemaal, en moest zelfs af en toe gniffelen, bijvoorbeeld bij het advies om geen mini-cursus met historische achtergrondinformatie uit je vakgebied in je inleiding te stoppen, maar om meteen ter zake te komen. Tsjonge, hoe vaak heb ik daar wel niet iets over gezegd in supervisies en trainingen… Ik noem dat altijd de Adam-en-Eva-inleiding: beginnen bij het allereerste begin.

En zo zou ik nog veel meer kunnen opnoemen. Dat ga ik niet doen, want ik zou zeggen: lees dit boek zelf maar. Het is een dikke aanrader voor iedere deskundige die wel eens voor andere mensen dan vakgenoten schrijft. Er zullen dingen in staan die je tegenstaan en die je moeilijk vindt. Doe je lezer een plezier en stap daaroverheen. Dit boek reikt je de helpende hand.

Geplaatst in Leestips | Geef een reactie

De links

Louise Cornelis Geplaatst op 26 februari 2020 door LHcornelis26 februari 2020  

Het is wat stilletjes op dit blog – ik was eventjes ziekjes, niks ergs, en verder gaat er op dit moment veel van mijn schrijflust zitten in een groot project. Dat is nog pril; als het wat verder vordert zal ik er hier meer over vertellen. Vandaag houd ik het bij de oogst aan nuttige, interessante en leuke links van de laatste tijd:

  • Om te beginnen een leuke – schattige zelfs. Het is een pleidooi voor meer Winnie-the-Pooh in je schrijven. Het gaat over personificaties. Zou meer mee kunnen, ja, ook in zakelijk schrijven – het zou er minder saai van worden.
  • Ik pleit in mijn trainingen vaak voor het gebruik van meer signaalwoorden. Daarom is dit een nuttige pagina: het Taalcentrum-VU geeft een overzicht van Engelse ‘structuurwoorden‘, hun woord voor hetzelfde. tot mijn vreugde staat therefore er niet in, want dat is voor mij een duidelijke rode vlag voor Steenkolenengels.
  • Ik doe al jaren de 30-seconden-test in mijn trainingen, en zelf ook standaard met elke tekst die ik voor redactie of feedback onder ogen krijg. Vorige week attendeerde een trainingsdeelnemer me op het principe van de 3-30-300 seconden, en dat was nieuw voor mij. Ik heb het even gegoogled, en hier staat het uitgelegd, toegepast op reclame, maar ik zie de gelijkenis met zakelijke teksten helemaal.
  • Over feedback gesproken: hier een mooi en herkenbaar stuk over het geven van feedback op een tekst.
  • Kort nadat ik bij de NACV-meeting had waargenomen dat automatisering en het daarmee samenhangende reductionisme hoogtij vieren aan de universiteit, las ik dit stuk – en ik was het er zeer mee eens. Het gaat erover dat je een scriptie niet kunt ‘vangen’ in een rubric en dat dat maar tot schijnobjectiviteit leidt. En te reductionistisch is ook.
  • Googlend kwam ik een mooie beknopte uitleg tegen van wat de curse of knowledge betekent voor schrijven.
  • Onder collega’s werd een beetje gegniffeld om deze ingezonden brief in Het Parool, waarin een student zijn beklag doet over het ‘niveau Nederlands’ bij zijn studie. Hij blijkt vooral de d’s en de t’s te bedoelen, en die kloppen bij hem zelf wel. Maar verder… een voorbeeld van goede schrijfvaardigheid is dit niet. De zinnen sluiten niet goed aan en rammelen hier en daar, de argumentatie is zwak, sommige verwijzingen vaag – en er komt nooit een d achter een stam. Schrijven is meer dan spellen!
  • Over d’s en t’s gesproken… als ze vragen of je die nog even wilt checken, kom je vaak achter andere, wezenlijke problemen in de tekst. Hoe ga je daarmee om? Confronteren toch maar, ook al dat lastig. Daarover gaat dit Tekstnet-blog. Net als voor de reageerders ook voor mij zeer herkenbaar.
  • Enne – waar doen we het allemaal voor? Nou, slecht schrijven kost miljarden, zo betoogt The Daily Beast. Verspil de lezers tijd toch niet!

Met dank weer aan m’n blogs en Twitter-timeline!


Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Berichtnavigatie

← Oudere berichten

Meest recente berichten

  • Betere voorlichting graag
  • Lange koppen – PS
  • Te lange koppen? Denkwerk aan de winkel!
  • Hallo Triathlonbond!
  • De hoogste tijd!

Categorieën

  • Geen rubriek (8)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (260)
  • Opvallend (401)
  • Piramideprincipe-onderzoek (95)
  • Presentatietips (143)
  • schrijftips (737)
  • Uncategorized (28)
  • Veranderen (35)
  • verschenen (186)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archief

  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2021 - Louise Cornelis
↑