Er is net weer een eerder verschenen column van mij uit Tekstblad online gekomen: Schrijfgedragverandering.
Maandelijkse archieven: mei 2013
De driehoek samen ontwikkelen
Vorige week introduceerde ik hier mijn nieuwe model voor schrijven in de zakelijke dienstverlening: een driehoek met op de punten de dingen die klanten van een adviseur willen (lef&flair, interpretatie van de feiten en transparantie) en langs de zijden de vaardigheden die dat van een adviseur vraagt: helder denken, inlevingsvermogen en creativiteit. Sindsdien realiseerde ik me dat die drie zijden elkaar in balans houden.
Ik bedoel: van alle drie de vaardigheden heb je nooit te veel, mits ze maar samen op groeien; ongeveer even hard. Je kunt niet te veel inlevingsvermogen hebben, te helder denken of te creatief zijn, behalve dan in eenzijdigheid. Alleen super helder denken bijvoorbeeld, zonder inlevingsvermogen of creativiteit, daar is een woord voor: nerd. Alleen hartstikke creatief zijn, da’s leuk, maar dan bedenk je oplossingen die onuitvoerbaar zijn, of je doet iets wat het woord creatief aan zijn negatieve bijbetekenis heeft geholpen, zoals in creatief boekhouden. En alleen maar inlevingsvermogen, dan zit je eindeloos empathisch te zijn en komt nooit ergens toe: je beweegt alleen maar mee met de klant, wat die ongetwijfeld een lekker warm bad zal vinden, maar wat niet tot de beste oplossing leidt.
Maar met z’n drietjes in balans kom je tot steeds betere oplossingen, en kun je dus werken voor steeds veeleisender klanten. Vandaar de driehoeksvorm: de drie zijden móeten met elkaar verbonden zijn om aan de drie punten te voldoen.
Artikel Nepal-reis online
Het artikel ‘Het hout komt op yaks, maar ze kennen Van Persie’ dat ik schreef voor de Stichting Marjan Rens over onze Nepal-reis van oktober staat online op de website van die stichting: http://www.stichtingmarjanrens.nl/ (rechts downloaden en een stukje scrollen – alleen al de moeite waard vanwege de mooie foto’s!)
Vermijd de naamwoordstijl niet!
Gisteren was ik bij de promotie van Margreet Onrust aan de VU. Tijdens de receptie ontstond er met diverse vakgenoten uit praktijk en wetenschap een geanimeerd gesprek: proefschrift en promotie hadden ons duidelijk geïnspireerd. Ik denk dat dat hem vooral zat in de bijzondere invalshoek ervan, namelijk een die praktijk en wetenschap dicht bij elkaar brengt, dichter dan gebruikelijk in de taalbeheersing.
Dr. Onrust heeft een schrijfadvies onder de loep genomen, namelijk ‘Vermijd de naamwoordstijl’. Iets wat je inderdaad vaak hoort, zie bijvoorbeeld bij taaladvies.net of de tweede tip hier. Is dat een zinvol advies? Nou, nee.
Nouja, zo stellig concludeert Onrust dat niet, ze behoudt wetenschappelijke nuance en ze wil niet al te belerend zijn. Maar op basis van haar onderzoek is het wel de conclusie. Het is geen goed advies, want:
- Onder ‘naamwoordstijl’ wordt een groot aantal uiteenlopende verschijnselen verstaan, die misschien gemeenschappelijk hebben dat je iets met een zelfstandig naamwoord uitdrukt waar een werkwoord aan ten grondslag ligt, maar er is nogal een verschil tussen verbetering, (het) vaststellen en keuze, om er maar drie uit te pikken, en ook tussen simpelweg de keuze en de zin waar ik net in een tekst van een opdrachtgever over struikelde omdat ik die twee keer moest lezen om te weten hoe hij in elkaar zat: Slechts over het statistisch betrouwbaar onderscheiden kunnen oordelen worden toegekend op basis van… en dat komt dus mede door het onderscheiden.
- Het advies zegt er niet bij wat je dan wél moet doen, en dat is best wel ingewikkeld, want zo makkelijk is het omzetten naar allemaal werkwoorden niet. Maak ik me ook wel druk over: het is zo’n typische magniet waar je als schrijver meer last dan steun van hebt. En dan geven de schrijfadviseurs vaak ook nog een heel aantal uitzonderingen, dus ‘goed gebruik’ van de naamwoordstijl, en dan wordt het helemaal ingewikkeld!
- Zo veel ‘foute’ naamwoordstijl heb je helemaal niet, of althans, dat verschilt per genre, maar in de twee die Onrust onderzocht, voorlichtingsteksten en wetenschappelijke teksten, valt het wel mee met de formuleringen die het verschijnsel zijn slechte reputatie hebben bezorgd.
- Een deel van het mogelijk ongewenste effect van de naamwoordstijl ligt niet aan het naamwoordelijke ervan, maar aan iets anders: in die voorbeeldzin van mij van hierboven ligt het zeker ook aan de tang (over het [ statistisch betrouwbaar ] onderscheiden), en ook abstractie is niet alleen aan naamwoordstijl voorbehouden: Onrusts voorbeeld (p. 303) is dat de belangrijkste bijwerking is beschadiging van de slokdarm (twee keer naamwoordstijl) niet abstracter is dan de grootste factor is uithoudingsvermogen. En dat klopt natuurlijk.
- En vooral: de naamwoordstijl heeft juist heel vaak een goede functie. Bijvoorbeeld in wetenschappelijke teksten.
En misschien ben ik zo nog niet eens volledig! Weg ermee, dus, met dat advies. Hoe moet het dan wel? Onrust stelt voor om het advies (en misschien wel schrijfadvisering in het algemeen) genre-afhankelijk te maken. Voor wetenschappelijke teksten moet je de naamwoordstijl misschien wel aanraden, omdat ze bijvoorbeeld heel geschikt zijn voor generaliserende uitspraken en wetmatigheden. Misschien zit het probleem ervan wel in andere genres, zoals beleidsteksten? Dan heeft een algemeen afraad-advies dus geen zin.
Uit de vergelijking die Onrust maakte tussen beginnende en ervaren schrijvers kun je ook adviezen afleiden. Een verschil tussen de groepen schrijvers van voorlichtingsteksten is bijvoorbeeld dat beginners meer dan gevorderden de neiging hebben om een naamwoordelijke formulering met van te kiezen. Ze schrijven bijvoorbeeld: dit kan gemakkelijk voorkomen worden door het nemen van een griepprik. Een gevorderde schrijver laat daar het nemen van weg, dat kan prima.
En gevorderde schrijvers durven ook korter naar een complex begrip terug te verwijzen. Waar een beginner blijft schrijven afbraak van botten (bij osteoporose) maakt een gevorderde daar eerder botafbraak van. Gevorderden schrijven compacter.
Interessant proefschrift, fraaie verdediging ervan, geanimeerde borrel-na – wat wil je nog meer? Nou, vaker dit type werk! De kloof tussen wetenschap en praktijk is veel te groot. Onrust concludeerde dat gister ook, in haar antwoord op de laatste vraag, dus vlak voor het hora est. Het ligt volgens haar aan beide kanten, en daarmee ben ik het eens.
Ik ben benieuwd of haar werk de kloof gaat overbruggen, dus of ik in de toekomst genuanceerdere adviezen over de naamwoordstijl ga horen. Ik ga ze, als de situatie zich ertoe leent (ik doe weinig met dit soort taaltechnische verschijnselen), zeker geven!
Bron: Onrust, M. Vermijd de naamwoordstijl! Een onderzoek naar de houdbaarheid van een schrijfadvies. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam, 2013.
Model zakelijk schrijven
Gister beschreef ik dat je door middel van goed/anders schrijven tegemoet kunt komen aan de steeds hogere eisen van klanten in de zakelijke dienstverlening. Niet zozeer met betere teksten, maar door hen beter bij te staan bij het nemen van een duurzame beslissing.
Die hogere eisen aan adviseurs, die zijn volgens mij als volgt samen te vatten: met het oog op zo’n duurzame beslissing willen klanten steeds meer…
- Transparantie, in de zin van: dat je hun taal spreekt, dat ze begrijpen wat je bedoelt, dat je openheid van zaken geeft en je kennis met hen deelt.
- Interpretatie: het is niet genoeg als jij de feiten voor hen op een rijtje zet, nee, ze willen weten wat die feiten voor hen betekenen. Bijvoorbeeld: wat kunnen ze nou het beste doen?
- Lef&flair. Nee, klanten willen geen botte lomperik, maar wel een adviseur met een gezicht, smoel, karakter, die durft te zeggen waar het op staat.
Om aan deze eisen tegemoet te komen, heb je als adviseur volgens mij drie vaardigheden nodig die je door middel van schrijven kunt verwerven, ontwikkelen en permanent verbeteren: inlevingsvermogen, creativiteit en helder denken (in de zin van: logica, redeneren en argumenteren).
Die drie vaardigheden ontwikkel je tegen de achtergrond van drie dingen die in de context van adviseren gegeven zijn, maar die je wel goed moet benutten:
- Je vakkennis, als inhoudelijke basis een noodzakelijke maar nog niet voldoende voorwaarde waar je de driehoek bovenop zet.
- Contact met de klant (dat moet je hebben om goed te kunnen schrijven én adviseren; goed schrijven kan je ertoe aansporen).
- Schrijven als vrijplaats (zoals bij freewriting): jezelf toestaan om gekke dingen te schrijven en zo te werken aan je creativiteit, directheid en lef.
In een voorlopig visueel modelletje ziet dat er dan zo uit:
De eisen staan in de hoeken, de vaardigheden en hun context langs de zijden, samen gaat het om input voor de te nemen beslissing. En zo zou je schrijven in de zakelijke dienstverlening dus kunnen zien. Het model heeft verder geen pretenties, het is vooral bedoeld om inhoud aan op te hangen. En ook wel om te laten zien wat schrijven is. Als je in je opleiding het beeld hebt gekregen dat schrijven vooral inhoudt het zo verantwoord mogelijk op een rijtje zetten van vakkennis, dan is dit heel andere koek!
Dit is een heel voorlopige eerste versie van het model. Ik ga er zelf mee verder, dus wie weet wordt het nog heel anders. Ik ben nog niet helemaal gelukkig met de termen en misschien gaat het sowieso nog wel een keer op z’n kop. Maar in dit model komt wel een boel denkwerk en allerlei ervaringen en kennis van al jaren voor me samen. Meer natuurlijk dan ik in zo’n blogpost kan uitleggen. Maar ik wilde het toch graag even laten zien.
Passief is niet terughoudend
Ik hoor het vaak zeggen: dat je beter actief dan passief kunt schrijven. Iets waar ik sowieso genuanceerd over denk, en waarbij mij de laatste tijd in toenemende mate het vermoeden bekruipt dat mensen (leken, dus niet taal- of schrijfexperts) er iets heel anders mee bedoelen dat ik eronder versta.
Dat vermoeden werd gister bevestigd. Ik las toen de eerste, voorlopige resultaten van het onderzoek van mijn Groningse scriptiestudent Kiki, die zakelijke lezers heeft geïnterviewd, onder andere over hun voorkeuren. Inderdaad, daar is-ie weer: liever actief dan passief.
Dan geeft er één respondent een voorbeeld: ze heeft liever de volgens haar actieve zin ‘bij ziekte A dient behandeling B te worden gebruikt’ dan de passieve ‘bij ziekte A zou eventueel kunnen worden overwogen om dit en dit te gebruiken’.
Die twee zinnen zijn grammaticaal allebei passief. Dat is het verschil niet, ‘worden gebruikt’ versus ‘worden overwogen’. De tweede zin bevat wél veel meer modale hulpwerkwoorden en andere ‘disclaimers’: ‘zou eventueel overwogen kunnen worden’. Hij is dus veel voorzichtiger, terughoudender geformuleerd. Niet gek om dat ‘passief’ te noemen, maar wel verwarrend.
Dit vermoeden heb ik al vaker gehad, dat mensen terughoudend, voorzichtig, met veel disclaimers en misschien ook wel veel grammaticale passieven erin ‘passief’ noemen, en ik ga er toch eens vaker naar vragen. Gewoon, ter verheldering.
Overigens, net zoals het passief z’n plek heeft, hebben modale hulpwerkwoorden dat ook. Zonder is krachtiger en duidelijker, maarja, dat is nou eenmaal niet altijd de bedoeling. Goed schrijven is zorgvuldige afwegingen maken!
Anders schrijven leidt tot eigenzinnig adviseren
Vorige week beloofde ik iets te laten zien van de nieuwe positionering van het boek waar ik mee bezig ben. Even wat achtergrond: tegen het eind van 2012 realiseerde ik me dat anders (meestal: piramidaal, maar dat hoeft niet) gaan schrijven voor een organisatie tot een veel diepere verandering leidt dan alleen maar betere teksten. Daarom is het ook zo moeilijk: het gaat om veel meer dan een teksttrucje. En puur voor de tekst hoef je het ook niet te doen (omdat, zo bleek onder andere in mijn piramideprincipe-onderzoek, zakelijke lezers helemaal niet zo gevoelig zijn voor tekstkwaliteit). Het gáát juist om die verder gaande verandering. Je kunt schrijven daar als instrument voor zien.
Maar wat is die verandering precies? Daarover heb ik de afgelopen maanden nagedacht en gepraat met ervaringsdeskundigen (enkele van mijn eigen opdrachtgevers). Ik wil de verandering nu als volgt omschrijven:
Door anders te schrijven, kun je leren eigenzinnig te adviseren aan steeds veeleisender klanten.
Dat klanten in de zakelijke dienstverlening steeds veeleisender worden, dat hoorde ik van mijn opdrachtgevers, en ik merk het zelf ook, in beide rollen (als klant en als dienstverlener). Het heeft waarschijnlijk te maken met de krappere financiële middelen, dat klanten meer waar voor hun geld wensen. En daar vind ik niets mis mee: ik kan me er wel over verbazen hoe veel middelmatigheid er verkocht wordt – maar dat terzijde.
Wat die klanten eisen, is dat hun adviseur hen helpt bij het nemen van duurzame beslissingen. Onder ‘duurzaam’ versta ik dat de klant er echt wat mee opschiet, op de lange termijn. Dus als er een spanning is tussen de snelle oplossing die goed klinkt en lekker voelt, maar die op de lange termijn problemen oplevert, en de moeizamere weg die juist op de lange termijn houdbaar is, dan is die moeizamere weg toch de beste. En dat zul je dan dus als adviseur goed moeten uitleggen en beargumenteren. Op basis van solide vakkennis, maar met zeer goed begrip van de situatie en de belangen van de klant. Daarom moet je je klant dus heel goed kennen.
Hoezo is dat eigenzinnig? Een ander woord op die plek was klantgericht geweest, maar dat voldeed niet. Als term is het platgetreden, adviseren is altíjd klantgericht dus inhoudelijk is het te vanzelfsprekend, en klantgericht is soms verworden tot een wat al te slaafs doen wat de klant wil, ook al is dat níet duurzaam. Dat is het eigenzinnige eraan (deel 1): het ook tegen de klant durven zeggen als je vindt dat hij verkeerd bezig is. Daarin jezelf, je eigen expertise, serieus nemen.
Deel 2 van de eigenzinnigheid is dat je durft je vakkennis te overstijgen. De meeste professionals hebben in hun opleiding geleerd dat je elke uitspraak moet kunnen verantwoorden. Bij eigenzinnig adviseren durf je nét een stap verder te zetten. Niet alleen maar de data op een rijtje zetten, maar ook zeggen wat ze voor je klant betekenen. Dat is altijd enigszins een sprong in het duister: eigenzinnigheid vraagt om een beetje lef.
Eigenzinnig adviseren, zodat je je klanten steeds beter helpt bij het nemen van beslissingen. Dat kun je bereiken met schrijven. Beter schrijven, anders schrijven dan hoe je het in je vakopleiding hebt geleerd. Hoe? Nou, daarover gaat dat nieuwe boek. En morgen daarvan een vooruitblik: mijn nieuwe conceptuele model van zakelijk schrijven!
Cognitieve Minto
Afgelopen maandag was er in Leiden weer eens een taalbeheersingslezing, dit keer door Jos Hornikx. De inhoud van zijn betoog ga ik hier niet samenvatten: het ging over een model voor het berekenen van de kracht van argumentatie.
Eén dingetje deed bij mij wel een kwartje vallen: Hornikx gaf een overzicht van de manier van denken over de kracht van argumenten in verschillende tradities. Hij vertelde dat het juist de cognitief psychologen zijn geweest daarover hebben gedacht in termen van logische redeneerschema’s, zoals het syllogisme en de modus tollens en podens. Die schema’s, dat zijn de enige die ‘mogen’ volgens Barbara Minto in The Pyramid Principle.
‘Aha,’ zo viel bij mij dat kwartje, ‘alweer een teken ervan dat Minto zeer schatplichtig is aan de cognitieve psychologie!’ Dat blijkt namelijk ook uit haar opvatting dat onze hersenen in piramide-structuren zouden denken, logisch zouden ordenen.
Nou is de cognitieve psychologie een prachtig vakgebied, maar…
- er is meer te zeggen over communicatie en argumentatie enerzijds en onze hersenen anderzijds.
- die beide inzichten, dus dat wij redeneren op basis van logsiche schema’s en dat onze hersenen ordenen in logische schema’s, zijn verouderd – ze zijn afkomstig uit de tijd dat de computer opkwam, en daarmee werden toen onze cognitieve vermogens maar wat graag vergeleken (jaren ’70 en ’80).
Dat Minto alleen maar verwijst naar verouderde cognitief-psychologische bronnen, dat wist ik (de meest recente bron in haar boek is uit 1980!). En dus ook dat haar claims over onze hersenen niet houdbaar zijn (daarom is het piramideprincipe ook juist zo moeilijk: onze hersenen werken helemaal niet zo!).
Dat ook haar voorkeur voor logische redeneerschema’s uit diezelfde bron komen, dat wist ik niet. En dat vind ik toch leuk om te weten! Alleen al daarom vond ik het maandag een geslaagde lezing. En dat was nog maar een heel klein dingetje eruit!
Rest and incubate
Hét onderzoek op het gebied van het schrijfproces is gedaan door het duo Flower & Hayes. Eén van de fasen die zij onderscheiden heet ‘rest and incubate’ – het beroemde ‘even wegleggen’ c.q. ‘er een nachtje over slapen’. Voor mij is dat een zeer belangrijke fase, maar ik worstel er ook al mijn hele schrijvende leven mee, omdat het voelt alsof ik niets doe, nergens toe kom, niks uit mijn handen krijg. Schuldgevoel en frustratie liggen op de loer. In het voorwoord van mijn proefschrift verwoordde ik dat eind 1996 als volgt:
(…) my impression at times that the writing strategy ‘rest and incubate’ was almost too fruitful for me.
De afgelopen weken had ik bij vlagen ook weer dat gevoel: er komt niks uit mijn handen, ik schiet niet op, die doe niks, ik laat me door alles afleiden, bleh! Onterecht.
Onterecht omdat het enige wat niet opschoot, het zichtbaar intypen was van nieuwe tekst voor het vakboek dat ik wil schrijven. Dus het ging niet om alles, het ging alleen om dat nieuwe vakboek. Voor de rest kwam er wel degelijk van alles uit mijn handen. Zo veel zelfs aan gewoon werk, dat ik, met ook nog al die feestdagen, een tripje naar Rome en even ziek zijn, sowieso heel weinig tijd over had.
En onterecht om dat het alleen maar ging om niet opschieten qua ingetypte tekst. Daar is al een paar maanden lang niets bijgekomen, en wat ik had, moet overhoop. Sinds februari ben ik vooral aan het denken, praten, denken, nog meer denken… er schiet me regelmatig iets te binnen als ik de afwas doe, onder de douche sta of op de fiets zit. En af en toe schrijf ik daar iets over op in mijn morning pages (die ik al jaren vrijwel dagelijks schrijf). Als ik naar die ‘krabbels’ kijk, is mijn denken wel degelijk flink opgeschoten.
Denken, dat was nodig namelijk. Ik had het boek nog niet goed gepositioneerd, en moest ’terug naar de tekentafel’ (dank aan Ina voor de feedback!). Inmiddels begint de positionering ergens op te lijken – inhoudelijk volgende week meer daarover.
Gek toch eigenlijk: denken, krabbelen, praten… dat voelt niet als opschieten. Alsof je alleen met ingetikte letters ‘echt’ schrijft. Dat is onterecht. ‘Rest and incubate’ van het computerwerk betekent geen stilstand. Integendeel zelfs! Schrijven is meer dan alleen maar zichtbare, digitale output leveren. Ik zeg dat wel tegen anderen, sterker nog, het komt in dat nieuwe boek. Maar ik ga het ook nog vaak tegen mezelf zeggen!
Theo Janssen is er vorig jaar weer bij!
Vind ik af en toe leuk, gekke fouten in teksten hier bespreken. Een komische in de Voetbal International van deze week. Onder de kop ‘Janssen: ik vond dat speculeren wel aardig’ staat:
Theo Janssen speelt ook volgend seizoen voor Vitesse. De 31-jarige middenvelder heeft nog een tweejarig contract, maar sprak eerder zijn vraagtekens uit over zijn sportieve toekomst. ‘Ik heb serieus getwijfeld, maar ik ben er vorig jaar weer bij.’
Argh, zo’n redactie-duiveltje!