Vorige week ben ik op de VU gestart met een college over zakelijk lezen. Zakelijk lezen is lezen voor je werk, zoals een heleboel mensen dat moeten doen: rapporten, verslagen, notulen, e-mails, vakliteratuur, brieven, weblogs, websites, noem maar op. In sommige tekst-intensieve beroepen, zoals bijvoorbeeld in de politiek (beleidsrapporten) en in de juridische sector (processen verbaal) werken zakelijke lezers zich door enorme stapels papier heen.
Wij (ikzelf en jullie als vakgenoten en schrijvende professionals) schrijven voor dat soort mensen (en we zijn het zelf ook, maar dat terzijde). Waar moet je dan rekening mee houden? Uiteindelijk gaan de studenten van dat vak aan de VU een voorstel formuleren voor onderzoek dat een bijdrage kan gaan leveren aan het antwoord op die vraag. Want eigenlijk weten we nog maar ontzettend weinig van ‘echt’ lezen door professionals in hun dagelijkse werk. Het meeste leesonderzoek is gedaan onder scholieren en studenten, maar die lezen anders.
Er is gelukkig wel wat onderzoek, en een aardig representatief deel daarvan stond vandaag centraal op het tweede college. Wat weten we wel al over zakelijke lezers?
1. Belangrijkste punt, volgens mij: ze verschillen, bijvoorbeeld in:
- Hun manier en mate van selecteren van te lezen tekst, diepte van de verwerking van de gelezen informatie en de manier waarop ze hun leesdoelen verwezenlijken
- Hun waardering voor en begrip van het piramideprincipe (‘hoofdboodschap voorop’)
- Hun voorkeuren voor wat betreft stijl en toon van de tekst.
2. Ze lezen zeker niet alles: ze selecteren sterk, zeker als een tekst lang is.
3. Ze hechten aan conventies, dus ze worden bijvoorbeeld bepaald door genre-verwachtingen: zo ‘hoort’ een adviesrapport of projectvoorstel eruit te zien.
4. Ze zijn bij het lezen gericht op hun eigen belang.
5. Ze hebben mogelijk baat bij advance organizers: hints voorafgaand aan de tekst die een indruk geven van waar de tekst over gaat en zo voorkennis activeren. Die hints kunnen visueel of verbaal zijn, en het zou kunnen dat simpelweg een opsomming van de onderwerpen die in de tekst voorkomen al helpt sneller door de tekst heen te komen.
6. Mogelijk trekken beelden in de tekst extra hun aandacht naar die tekst, en ‘enge’ foto’s dan nog meer dan neutrale – maar dat is niet op zakelijke lezers onderzocht.
7. Mogelijk heeft ‘motiverende elementen’ toevoegen aan de tekst niet zo’n zin.
8. Ze hebben mogelijk moeite met het presenteren van slecht nieuws vóór de argumentatie daarover.
(Wie hier iets in herkent van mijn eigen piramideprincipeonderzoek: dat klopt, dat was één van de artikelen, en bovendien komen soortgelijke onderwerpen, zoals over de plaats van de hoofdboodschap en de gehechtheid aan conventies, ook wel terug in ander onderzoek.)
Is dit veel, of is dit weinig? Het lijstje bevat volgens mij een aantal nuttige inzichten, maar je kunt er verder als schrijver niet bepaald op blindvaren: als je optimaal wilt schrijven voor een zakelijke lezer, biedt het heel weinig houvast. Er is dus nog een boel werk te doen, en precies daarvoor gaan de studenten dus voorstellen formuleren. Ik ben benieuwd!
De komende week gaan ze ook nog praten met zakelijke lezers, om te kijken hoe zij met al dat lezen omgaan en wat hun lees-leven makkelijker of moeilijker maakt. Want goed onderzoek is natuurlijk idealiter geïnspireerd door zowel theorie als praktijk!
– Wordt vervolgd –