Net uit: Overtuigend Presenteren, van Mark Pluymaekers. Een leuk boek, net een beetje anders dan de meeste presentatie-adviesboeken. Goed eraan vind ik de sterke nadruk op het effect dat een presentatie moet hebben op het publiek. Dat moet bijvoorbeeld iets onthouden of iets gaan doen. Hoe krijg je dat voor elkaar? Niet alleen door een verhaal erin te gieten of gelikte sheets te maken. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het publiek aan het werk zetten, nadrukkelijk emotioneel te betrekken bij de presentatie, geheugensteuntjes gebruiken – maar ook aan het concretiseren van de informatie en de adviezen. Het boek laat zien hoe je dat aanpakt.
Dit soort tips zijn afgeleid van moderne inzichten uit de psychologie en communicatiewetenschap, waaruit wel gebleken is dat alleen informatie in mensen gieten geen garantie geeft voor daadwerkelijk effect. Aandacht voor hoe je dat effect wel krijgt, is dus zeer de moeite waard.
Geheel in lijn met de mode in de menswetenschappen wordt in het eerste hoofdstuk zelfs even uitgelegd in welk onderdeel van onze hersenen ons vermogen tot inleving huist – zo broodnodig voor een goede presentatie. Dat schiet wat mij betreft wat door, maar goed, het ziet er wel wetenschappelijk doortimmerd uit.
Op een paar onderwerpen waar ik zelf goed ‘in’ zit, vind ik het boek echter wel wat oppervlakkig. Bij structuren komt het niet verder dan de inmiddels al dertig jaar oude en al talloze malen in tientallen handboeken overgeschreven vaste structuren. Voor het ontwerp van slides staat er wel in hoe het niet moet (met ‘foute’ voorbeelden van onder andere grafieken) op p. 53, maar niet hoe die dan wel zouden moeten. De voorbeelden van presentaties, op bladzijde 83 en 84, vind ik dan ook bloedeloos. Dat is precies het type presentatie dat ik mensen afleer, gebaseerd op de vaste structuren en met nietzeggende titels op de slides (Aanleiding, Maatregel X, Conclusies).
Bij die voorbeelden staat het advies om per dia 2 tot 3 minuten te rekenen. Als je dan te veel dia’s hebt voor je spreektijd, moet je er samenvoegen. Ik geloof sowieso niet in een vaste of gemiddelde tijd per dia, en al helemaal niet dat samenvoegen van slides het probleem van te veel informatie oplost: dan krijg je een complexere sheet, waar je dan dus prompt langer over praat – zeg 5 minuten. Daar win je niets mee – integendeel.
Een laatste voorbeeld: de redenatie over visualiseren (p. 91), ter onderbouwing van het belang van oefenen, gaat mank. De visualisatie van je eigen proces en van het door anderen bekrachtigde resultaat worden daar door elkaar gehaald. Voor zover ik weet uit de sportpsychologie, werkt het eerste wel en het tweede niet. Pluymakers gebruikt het tweede om het nut van het eerste te betwijfelen, en daarom oefenen te bepleiten. Ik ben het wel eens met het advies te oefenen – maar dat mag van mij zonder zo’n quasi-wetenschappelijke onderbouwing gegeven worden.
Al met al overheerst bij mij de indruk dat het een leuk, origineel boek is, met een boel nuttige tips, maar dat de wetenschappelijk er hier en daar met de haren bijgesleept is. En daardoor word ik dus ook kritischer – want dan moet het ook echt kloppen allemaal – en dat doet het dus net niet. Dat is jammer eraan. Maar goed, voor een minder kritische lezer en een beginnende presenteerder biedt het wel leuke ideeën. Gematigd positief ben ik dus.