In de serie ‘Taalankers’ is recentelijk verschenen MInder opzien tegen schrijven. Over schrijfangst, uitstelgedrag en writer’s block van Theo IJzermans en Johannes de Geus. Het boek is een bewerking van hun eerdere boek Schrijven zonder vrees. Niet echt iets nieuws onder de zon dus, en een beetje typisch dat de nieuwe een stuk duurder is dan de oude, zonder dat daar echt iets tegenover staat.
Máár wel een belangwekkend onderwerp, en goed dat beide boeken er zijn. Want ze zijn uniek en ze behandelen een veelvoorkomend en verder dus totaal onderbelicht aspect van schrijven: dat een boel mensen die dat in hun werk moeten doen en er niet voor zijn opgeleid, er heel veel moeite mee hebben. En dan gaat het niet om de regels voor de d’s en de t’s of hoe je een goede alinea-indeling moet maken, nee, het gaat om de emotionele kant van schrijven: schrijfweerzin, jezelf in de weg zitten, schrijven dat veel en veel en veel te veel tijd en energie kost… Op de achterflap wordt dat een ’taboe’ genoemd, en daar zit wat in.
Volgens mij zijn er in grote lijnen drie dingen aan de hand, die alledrie in dit boek aan de orde komen:
1. Er is heel weinig kennis over hoe je het beste een schrijftaak aanpakt. Ik maak heel vaak mee dat de grootste eye-opener voor deelnemers aan mijn trainingen is dat ze heel vlot en makkelijk tekst kunnen produceren als die niet meteen ‘perfect’ hoeft te zijn. Ik doe daar vaak een speciale oefening voor. Ik zwak dan doelbewust alle mogelijk eisen die iemand aan een tekst zou kunnen stellen af, en zeg dan: en schrijf nu maar, vlot, gedurende acht minuten. Vrijwel iedereen produceert dan een verrassende hoeveelheid tekst, en vaak zijn ze ook verrassend tevreden over de kwaliteit, het gemak, de creativiteit en het plezier. We bespreken vervolgens het verschil met ‘echt’ schrijven en dan hoe je een deel van die gemakskant mee kunt nemen naar je werk: door éérst zo’n snelle, creatieve versie te schrijven, en er pas later kritisch naar te kijken. Kortom: je interne criticus op het juiste moment zijn werk laten doen. Dat heeft vrijwel niemand geleerd, en alleen al daarmee zitten mensen zichzelf vreselijk in de weg. Een al te alerte interne criticus leidt tot acute dan wel permanente writer’s block.
2. Er bestaan veel irrationele gedachten over schrijven. Om er een paar te noemen: het moet in één keer goed, het moet perfect, het mag niet te veel tijd en moeite kosten, ik moet het alleen kunnen (zonder hulp of feedback van collega’s, baas), het is niet het echte werk, iedereen moet het kunnen. Ook overdreven angst voor spelfouten past in dit rijtje thuis. Ze leiden allemaal tot een gevoel van falen – met in hun kielzog faalangst en onzekerheid. De schrijvers van Minder opzien tegen schrijven putten uit de RET om dit soort gedachten om te buiten naar functionelere, en dat is volgens mij een gouden greep. Juist dit punt is zeer onderbelicht in schrijftrainingen, die daardoor verkeerd om kunnen uitpakken: nu ‘moet’ het nog perfecter, nu ‘moet’ ik het echt kunnen.
3. Veel schrijfproblemen liggen niet aan de individuele schrijver, maar aan de organisatie. Onduidelijke opdrachten, onvoldoende feedback, onvoldoende standaardisatie (bv. van veelvoorkomende brieven), onhandige systemen (technische, maar ook kwaliteitssystemen met eisen die strijdig zijn met goed schrijven), verantwoordelijkheid voor het schrijven op de verkeerde plek, problemen met de taakomschrijving… In Minder opzien tegen schrijven passeren er een heleboel de revue, zeer herkenbaar. Want dat is één van de sterke kanten van dit boek: een groot deel ervan bestaat uit casussen, dus uit schrijvende professionals van wie de schrijfmoeite geanalyseerd wordt, en de aanpak ervan gegeven. Dat is lekker lezen!
Een goed, nuttig en prettig leesbaar boek dus, of boeken eigenlijk. Ik ben het maar op één puntje niet met de auteurs eens, en dat is dat ze nogal enthousiast zijn over Powerpoint als middel om makkelijker te schrijven, omdat je makkelijker wat trefwoorden achter bullets in kunt typen en dus niet het hoofd hoeft te breken over volzinnen en alinea’s om snel tot de kern te komen. Als hulpmiddel in een tussenfase, wellicht, al kan je natuurlijk ook in Word of op een kladpapiertje bullets schrijven. Maar zonder tóch die extra moeite te doen, zal het eindproduct lijden onder dit schrijversgemak. De ervaring is immers dat die kern tussen al die lukrake bullets verloren gaat. Schrijven is óók een bepaalde dienstverlening aan de lezer, en dat kan dus (helaas?) niet zonder inspanning.
De kern van Minder opzien tegen schrijven komt echter luid en duidelijk naar voren: weg met het taboe! Helemaal supermakkelijk en vlot kan schrijven misschien nooit worden, dat is weer een nieuwe irrationele verwachting. Maar er minder tegen opzien en daarmee je werkende leven iets makkelijker maken, dat kan zeker!