Soms lijkt er in mijn werk ineens één thema dominant. De laatste weken was dat inlevingsvermogen. Ik coach twee schrijvers en ik kwam bij allebei uit op dat begrip en in een training ging het er ineens ook uitvoerig over: je inleven in de lezer.
Het piramideprincipe is daar een instrument voor, omdat het je vraagt waarom- en hoe vragen te stellen vanuit het perspectief van je lezer, en zodoende je gegevens te interpreteren in datzelfde licht. Zo kom je tot een lezergericht verhaal.
Maar dat gaat niet altijd zomaar goed. In één van die gevallen van de laatste weken had een document een duidelijke hoofdboodschap en een hoe-gerichte onderbouwing, maar de lezer kon er niks mee. Ik snapte dat meteen wel: de hoofdboodschap bevatte de conclusie van het het (interessante!) onderzoek dat de schrijver had gedaan, met als vraag ‘hoe dan?’ – maar dan slaat het ook op de stappen van dat onderzoek. Dan gaat de tekst dus over de belevenissen van de schrijver. Zo praatte die er ook over: ‘ik heb zus-en-zo bedacht’. Ja, maar wat moet de lezer daarmee? Dat vroeg ik: wie is dat eigenlijk, die lezer, en wat wil je hem of haar nou eigenlijk precies vertellen?
Wie is je lezer eigenlijk – die vraag heb ik meermalen gesteld de afgelopen tijd. Wat wil die, wat zijn de belangen, de zorgen? Hoe beter je dat voor ogen hebt, des te beter ga je schrijven. Ik heb daarom als ‘huiswerk’ de laatste tijd de opdracht gegeven de lezer eens beter in kaart te brengen, zo mogelijk door met hem/haar zelf in gesprek te gaan.
In één van die gevallen had ik zelf vooraf een lezer gesproken. Die had een helder verhaal: het ging om beslisstukken, en dus gaat het erom dat de lezer een goede afweging kan maken, in het licht van de strategische belangen van het bedrijf, en inclusief mogelijke ernstig risico’s. Helder, althans, als uitgangspunt – dat moet dan natuurlijk per geval concreet worden, en je moet als schrijver bijvoorbeeld ook nog weten wanneer een risico in de ogen van zo’n beslisser ‘ernstig’ is. Daar krijg je (hopelijk) gaandeweg steeds meer zicht op. Zien of horen wat lezers met je tekst doen is, daarbij noodzakelijke input.
Dat ‘gaandeweg steeds meer zicht krijgen’, dat geldt voor je lezers in het algemeen. Het is precies dit punt dat zich over decennia ontwikkelt: je bij je schrijven steeds beter kunnen voorstellen hoe je lezer je tekst leest (‘knowledge crafting’). Een training of coaching is daar maar een klein stapje in, dat tot bewustwording leidt. Daar begint het mee. Vervolgens is feedback essentieel. Ik kan daar een rol in spelen, maar uiteindelijk is de beoogde lezer de belangrijkste persoon om die te geven. Ook ik ben immers afhankelijk van mijn inlevingsvermogen in de beoogde lezer. Ik heb dat professioneel aangekweekt natuurlijk, maar toch is het beperkt.
Het thema ‘beperkt inlevingsvermogen’ lijkt breder te spelen: ik las een paar weken geleden met veel interesse deze column van Floor Rusman, over een herkenbaar soort botsing. Ze legt daarmee – denk ik – de vinger op een van de zere plekken in de maatschappij op dit moment: dat we ons onvoldoende inleven in anderen. Als schrijven een rol kan spelen in het oefenen daarin, is het van een veel groter belang dan alleen het produceren van die ene tekst.