Ruzie (Buitenkunst-teksten 3)
Gister had ik het erover dat er in het theater conflict moet zijn. Op dinsdag tijdens mijn Buitenkunst-week hebben we dat helemaal gethematiseerd door een ruzie te schrijven. Bovendien werkten we die dag met een heuse enscenering, iets wat vanwege de focus op schrijven verder amper aan de orde kwam.
De scene was als volgt: je zit op een mooie zomerse dag in de tuin. Achter de schutting ontspint zich een ruzie tussen de buren… We schreven dus de tekst voor die ruzie, en twee daarvan, waaronder de mijne, zijn ’s avonds inderdaad uitgevoerd, compleet met en schutting op het toneel. Ikzelf las de vrouwenstem, van achter de schutting dus: ik stond op het toneel, maar kon het publiek niet zien en omgekeerd. Bovendien kon ik ook niet zien wat de groepsgenoot vóór de schutting deed. Die had als enige een meer acterende rol, maar hij acteerde minimaal – en schijnt dat erg goed gedaan te hebben!
Hier is mijn tekst; het gaat om een man en een vrouw. In eerste instantie had ik hem tot aan de lange stilte geschreven; de laatste zin is nogal groepswerk geweest.
M: Jij nog thee?
V: …
M: Oehoe
V: …
M (hard): Hé!
V: Huh?
M: Waar ben jij nou mee bezig?
V: Gewoon, ik zit hier te lezen.
M: Gewoon, noem je dat gewoon, met oordoppen in je oren in de tuin zitten.
V: Lekker rustig hoor.
M: Stel je niet zo aan.
V: Aanstellen? Ik?
M: Ja, dat slaat toch nergens op.
V: Waar maak je je druk om, dat maakt toch niet uit, daar heb jij toch geen last van, als ik hier met oordoppen zit?
M: Nou, ik begrijp echt de boodschap wel, hoor.
V: Boodschap? Wat bedoel je daar nou weer mee?
M: Mevrouw vindt weer dat ik de muziek te hard heb staan. Ze gunt me dat lolletje niet eens.
V: Stel je niet zo aan. Ik doe juist die oordoppen in zodat jij ongestoord kun luisteren. En nou maak jij daar een probleem van. Ik snap echt niet waar dat over gaat.
M: Zo hard stond m’n muziek helemaal niet.
V: Onee? Nou, ga de buren maar vragen! Maar dat kan je niet schelen natuurlijk, hè, dat iedereen mag meegenieten van jouw ‘lolletje’. Mag meegenieten? Móet meegenieten. Meneer draait een muziekje en daar mag n-i-e-m-a-n-d aankomen.
M: Nou, dan ga ik wel, dan hoef je het nooit meer aan te horen.
V: Jaja, dat kun je wel, hè, als het moeilijk wordt: ervandoor gaan. Net als toen.
M: Oh, nee, daar gaan we weer. Ik dacht laatst al: wanneer krijg ik dat weer eens voor mijn voeten. Ik heb hem al een tijdje niet gehoord. Maar verdwijnen doet het nooit.
V: Verdwijnen doet het zeker nooit. Voor jou misschien, maar voor mij niet.
M: Oh ja, want voor een vrouw is dat véél erger natuurlijk, daar kan ik me natúúrlijk niets bij voorstellen.
V: Jij kon weglopen, ik niet.
M: Nee, en hoe ik het ook wend of keer, nóóit zal het voor mij hetzelfde zijn. Het was jouw buik, jouw pijn, jouw falen. Maar het was ook mijn kind, hoor je dat?!
[ 30” stilte ]
V: Toen op die dag, hè, waar was je toen eigenlijk?
Wat ik hiervan vooral geleerd heb, is het belang van het uitspelen van een ’troefkaart’, wat de vrouw hier doet door ‘net als toen’ in te zetten. Dat is de doorgang naar de diepere laag van dit conflict, waardoor het niet blijft steken in gehakketak over muziek – wat voor het publiek of de lezer niet zo interessant is. De scene die ik in eerste instantie had geschreven, was wel blijven steken.
Tijdens het nadenken over de troefkaart, ondertussen vijlend en schavend aan de tekst, beleefde ik weer één van die bijzondere schrijfmomenten, namelijk dat die diepere laag zich als het ware vanzelf aandiende, alsof hij er al was en ik hem alleen maar hoefde te ontdekken. Schrijvers zeggen daarover ook wel dat het op zo’n moment lijkt alsof het verhaal zichzelf schrijft – en dat voelt erg lekker!
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Klaas (Buitenkunst-teksten 4)