Begrijpelijkheid is zaak van tekst én lezer
Het is al jaren een hot topic in het tekstschrijfvakgebied: schrijven in B1. Onder invloed van vooral Bureau Taal denken heel veel mensen (leken, maar ook vakgenoten) dat als je maar op dat niveau schrijft, bijna iedereen je tekst wel begrijpt, en dat je vrij eenvoudig kunt meten of je tekst dat niveau heeft (bijvoorbeeld met Texamen). Dus je schrijft een tekst, checkt of-ie op B1-niveau is, past eventueel nog wat aan, en klaar is kees. B1 = meetbaar begrijpelijk schrijven, zoiets.
Vanuit de wetenschap klinken al jaren kritische tegengeluiden: die redenatie en ook de manier van presenteren door Bureau Taal is véél te simplistisch. Om maar een paar dingen te noemen: die taalniveaus gaan over lezers, niet over teksten; we weten nog amper wat een tekst echt begrijpelijk maakt, en simpel meetbaar is dat al helemaal niet. De claims van Bureau Taal zijn ongefundeerd, en bovendien: goede tekstschrijvers weten al lang hoe je een tekst toegankelijk maakt, zonder dat ze daar B1 of Texamen voor nodig hebben.
Dat is een heel debat, een polemiek zelfs, waarin vooral Carel Jansen de wetenschappelijke positie verwoordt. Afgelopen maandag hield hij een lezing in Leiden. Hij zette daarin zijn kant van het verhaal uiteen. In grote lijnen was dat al wel bekend (bijvoorbeeld uit Onze Taal), maar er waren gelukkig wel een paar nieuwe elementen. Hieronder een indruk daarvan.
In de eerste plaats gaf Jansen fraaie voorbeelden, bijvoorbeeld een filmpje (van Bureau Taal!) waarin je mensen ziet worstelen met het invullen van een formulier. Ze struikelen over woorden als rechtspersoon (iemand die rechts is?) en bescheiden.
Verder gaf hij aan het eind zicht op nieuwe onderzoekswegen. De wetenschap moet nog veel preciezer gaan kijken naar wat tekstbegrip eigenlijk is. Misschien is het helemaal niet mogelijk om daar iets zinnigs over te zeggen aan de hand van alleen de tekst, dus zonder de lezer en diens leesdoelen. Tekstbegrip is immers iets wat ‘gebeurt’ tussen tekst en lezer. Hardopdenkonderzoek is daarom een volgende stap.
Ondertussen wil de praktijk wel een praktisch instrument om de begrijpelijkheid van teksten te bepalen. In dat opzicht toonde Jansen zich wel wat begripvoller dan vroeger. Hij is in het verleden harder tekeer gegaan tegen de pogingen van Bureau Taal daartoe (zie deze discussie uit 2006 bijvoorbeeld). Hij lijkt nu beter te beseffen dat die behoefte heel groot is. Daarom is onderzoek op dit moment óók gericht op het ontwikkelen van een zo goed mogelijk meetinstrument.
En als je dan toch naar tekstkenmerken wil kijken, dan zijn er volgens Jansen zes indicatoren voor de moeilijkheid van een tekst: gemiddelde woordlengte, gemiddelde zinslengte (dat zijn de twee ‘klassiekers’), verbindingswoorden, naamwoordstijl, tangconstructies en voorzetselketens.
Maar lezers lijkt het veel meer te gaan om zaken als ‘waar vind ik het voor mij belangrijkste in deze tekst?’ – het behalen van hun leesdoel dus. Als dat dan bijvoorbeeld in de bijlage staat, kan het nog zo goed geformuleerd zijn, maar dan is het toch problematisch. En dat is koren op mijn molen natuurlijk: structuur en strategie is véél belangrijker dan formuleringen. Sluit met je tekst goed aan op het leesdoel van de lezer. Dan mag er best wel eens een moeilijk woord in staan.
Reacties
Begrijpelijkheid is zaak van tekst én lezer — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>