Het is vaste prik: er zijn weer vijf mini-sportcolumns van me verschenen in Oase Magazine. Tegen wil en dank is eentje ervan super-actueel, of zelfs alweer achterhaald, althans, daar lijkt het op. Ik schrijf namelijk bij het thema ‘daar zit meer achter’ dat ik moeite heb om onbevangen van uitzonderlijke sportprestaties te genieten, omdat zo vaak achteraf is gebleken dat doping daar een rol in speelde. Als recent voorbeeld van die moeite geef ik de eerste schaatser die de 500 meter onder de 34 seconden aflegde. Helaas is Pavel Koelizjnikov inmiddels zwaar verdacht (iets wat ik nog steeds ook weer niet vertrouw, maar dat terzijde). Dat nieuws kwam binnen op de dag dat ik de drukproeven van die column corrigeerde. Ik zuchtte maar weer eens diep…
Categorie archieven: verschenen
E-boek Adviseren met perspectief
Onlangs is mijn boek Adviseren met perspectief ook als e-boek verschenen. Het is bijvoorbeeld te koop bij Mijn Studieboek. Het is een PDF van de gedrukte versie, en even duur. Ik moet bekennen dat ik me daar zelf voor schaam, voor die prijs-kwaliteitverhouding; ik heb er niets over te zeggen gehad (komt misschien nog wel).
Maar voor wie mijn boek liever digitaal heeft: dat kan dus nu.
Oase verschenen
Vorige week verschenen: Oase Magazine jaargang 8, nummer 3, met daarin van mij weer vijf mini-columns over sport. Blijft erg leuk om te doen!
Verschenen: sport-mini-columns
Hij is weer verschenen, de nieuwe Oase Magazine, jaargang 8, nummer 2. Daarin vier nieuwe levensbeschouwelijke mini-columns over sport van mij, en één gerecyclede, die stond er al eerder in, maar dat is alweer jaren geleden, dus geen probleem: de gebruikers van Oase wisselen ook regelmatig. Althans, de leerlingen!
De redactie van Oase bedenkt af en toe vragen bij de columns, en dit keer vond ik er één bijzonder raak. Het is een column bij het thema ‘helden’, over Marco Pantani en Lance Armstrong, waarin ik constateer dat zij hun grote inspirerende rol in mijn leven hebben kunnen spelen dankzij hun EPO-gebruik, en dat ik dat best wel ingewikkeld vind. Ik bedoel: hun foto’s hangen nog steeds aan de muur hier van mijn werkkamer, ook al is hun reputatie zwaar beschadigd. Het slot is:
Zo geven mijn twee helden mij nu een knoop in mijn buik. Maar misschien moet ik hen ook daarvoor wel dankbaar zijn: dat ze me aan het denken zetten, en dat ze me leren dat de wereld niet zwart-wit is, niet simpel bestaat uit ‘goed’ (zonder doping) en ’fout’ (met). Het is ingewikkelder dan dat. En interessanter.
De vraag onder die column is: ‘Wanneer het leven niet simpel bestaat uit goed of fout, kun je dan nog wel spreken van helden of lafaards?’
Verschenen: Oase-columns
Vaste prik: Oase Magazine nummer 1 van jaargang 8 is vorige week verschenen (want het schooljaar start). Daarin van mij vijf mini-columns over sport, o.a. over ‘ondertraining’ (dat je vlak voor een wedstrijd beter te weinig dan te veel kunt doen), Johan van der Velde en meedoen om te winnen of juist niet.
Structuurcomplimenten
Vorige maand berichtte ik hier over het boek Mastering Interest Rate Risk Strategy van Victor Macrae waarvoor ik tekst- en vooral structuuradvies gaf. Victor attendeerde me erop dat een beoordelaar op Bol de structuur expliciet als pluspunt noemt, en dat vind ik erg leuk natuurlijk:
Tekstblad verschenen
Tijdens mijn vakantie is het nieuwe nummer van Tekstblad verschenen, nummer 3 van jaargang 21, met daarin mijn artikel over zakelijk lezen, gebaseerd op de scripties van Dorien en Kiki. In het artikel wil ik laten zien dat wat zakelijke lezers dénken dat ze doen en vinden dat ze moeten doen (‘alles lezen en onthouden’) niet aansluit bij hoe ze daadwerkelijk lezen: sterk bepaald door een leesdoel dat verschilt per situatie. Leuk dat het artikel er nu is, en ik kreeg er via Twitter al een paar mooie reacties op!
In hetzelfde nummer staat ook nog een interessant weetje in een artikel van Rob le Pair over klachtentweets: als je je tweet begint met het aanspreken van de organisatie, dus de twitternaam @organisatie op de eerste plek, krijg je vaker een reactie dan wanneer @organisatie verderop in de tweet staat. Enerzijds is dat gek, want juist bij verderop zien alle volgers de tweet en heeft een klacht dus een groter publiek. Maar kennelijk voelen organisaties zich meer persoonlijk aangesproken bij voorop, en dus ook meer geroepen om te reageren. Het artikel besluit met een terechte oproep aan organisaties om ook aan de ‘verderop’-tweets aandacht te geven.
Verschenen: financieel boek waarvoor ik tekstadvies gaf
Kort geleden is het boek Mastering Interest Rate Risk Strategy verschenen, van Victor Macrae. In de ‘acknowledgements’, p. X, staat dit:
Oftewel: het is een boek waar ik tekstadvies voor gaf over structuur. Leuk dat het er nu is!
Het boek vertelt een essentieel verhaal. Er zijn de afgelopen jaren namelijk nogal wat derivatenblunders geweest (google er maar eens op, en denk Vestia). Dat kwam onder andere doordat managers handtekeningen zetten onder contracten die ze zelf niet begrepen. Victors boek beoogt de kennis te verstrekken die organisaties nodig hebben om te weten wat ze eigenlijk doen als ze derivaten en aanverwanten inzetten – want die kunnen wel degelijk goed gebruikt worden. Bovendien gaat het ook over de zorgplicht die banken hebben. Als je Victor daar zelf over wilt horen vertellen: luister naar BNR.
Geredigeerd worden
Zoals hier al eerder vermeld, komt er een derde druk van Adviseren met perspectief. Een maand geleden heb ik de kopij ingeleverd bij de uitgeverij. Het proces gaat voortvarend: eerder deze week heb ik de geredigeerde versie daarvan gefiatteerd.
Mijn tekst was dus geredigeerd, en dat is altijd een gemengd genoegen. Er waren zeker een boel dingen verbeterd, van die correctheidskwesties die er bij mij makkelijk doorheen glippen omdat ik er net te weinig belang aan hecht (vraag-antwoord-dialoog of vraag-antwoorddialoog? ik neig naar de eerste, maar het is de laatste), ik heb nog wat dingen verduidelijkt, er kon nog wat worden ingekort, enzovoort.
Maar voor een deel ben ik te eigenwijs om iemand anders aan mijn tekst te laten zitten. Smaakkwesties wil ik op mijn manier. Ik zeg en schrijf lezergericht en niet lezersgericht, en de regel voor de tussen-s biedt vrijheid. Ik ben zelfs recalcitrant genoeg om niet in alles de officiële regels te willen volgen. Op alle gevallen van één die je als één uitspreekt, wil ik die accentjes, ook als ze volgens de officiële regel overbodig zouden zijn – want het zíen en niet uit de context hoeven afleiden helpt volgens mij lezers. En in mijn tekst geen typefout maar typfout, ook al is het Groene Boekje het daar niet mee eens (zie ook dit taaladvies).
Eén ding kostte me wat meer hoofdbrekens. De redacteur had een heel aantal gevallen van terugverwijzen naar dingen (boodschap, vraag, presentatie) veranderd van een persoonlijk voornaamwoord (hij, zij) naar een aanwijzend voornaamwoord (deze), bijvoorbeeld:
De hoofdboodschap wordt dus in de loop van het project steeds concreter. Ook anderszins kan deze zich sterk ontwikkelen.
Ik snap wel waar dat vandaan komt: boodschap is vrouwelijk, maar onze intuïties daarover zijn zo afgesleten dat met zij terugverwijzen toch een beetje gek is, en hij is fout. Maar deze is voor mijn taalgevoel ook fout, zelfs nog fouter dan hij. Deze kan voor mij alleen maar terugverwijzen naar andere grammaticale rollen dan het onderwerp – het verschil tussen deze twee zinnen:
Jan ging met Piet naar de bioscoop. Hij had de film nog niet gezien. (= Jan)
Jan ging met Piet naar de bioscoop. Deze had de film nog niet gezien. (= Piet)
Ik heb zo veel mogelijk het verwijsprobleem proberen te omzeilen, en een enkele keer toch gewoon hij gebruikt. Bij vraag mag dat sowieso, dat is mannelijk, en bij presentatie gaat zij dan weer moeiteloos, dat ervaar ik kennelijk nog wel als vrouwelijk. Lastige kwestie, hoor, in het Nederlands!
Maar… ondertussen wel op weg naar een mooie nieuwe druk!
Artikel over beter schrijven in organisaties
Ik kondigde het al eerder aan, en eind vorige week is het verschenen: mijn artikel in Tekstblad over de weerbarstigheid van beter schrijven in organisaties: ‘”We gaan hier niet populistisch schrijven”. Praten over tekstkwaliteit in organisaties’, in Tekstblad 2 van 2015, p. 6-10. Met een leuke cartoon erbij van twee sikkeneurige kerels die staan te simmen bij het koffieapparaat – en over het belang van de koffie-gesprekken gaat het stuk inderdaad!
Het artikel is bovendien het cover-artikel, dus die cartoon staat ook op de voorkant. Ook al heb ik n de loop der jaren regelmatig in Tekstblad gestaan, ik had het volgens mij nog nooit tot het cover-artikel geschopt, dus daar ben ik trots op.
De kop op de cover is ‘Ongemak en wrevel. De weerbarstigheid van schrijftrainingen’. Die vind ik zelf een tikje ‘populistisch’: de woorden ongemak en wrevel komen niet in de tekst voor (ik heb het even opgezocht, maar van wrevel wist ik dat eigenlijk sowieso wel zeker, want dat is geen Louise-woord), en ‘beter schrijven in organisaties’ is veel meer dan een schrijftraining – training kan er een deel van uitmaken. En samen is het me te negatief. Ik heb het zelf weliswaar ook over weerbarstigheid (je leert een organisatie niet ‘even’ beter schrijven), maar in het artikel ga ik juist ook in op wat bezig zijn met tekstkwaliteit wél oplevert: de medewerkers gaan erover praten, en er wordt een boel zichtbaar van wat er verder in de organisatie speelt.
Maar goed, het gaat in het stuk ook over (verzet tegen) koppen in Telegraaf-stijl. Die raad ik voor adviesrapporten af, maar Tekstblad mag het zelf weten natuurlijk!


