↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: schrijftips

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Tellen is beperkt

Louise Cornelis Geplaatst op 4 mei 2023 door LHcornelis4 mei 2023  

Op het college van gister hebben we registeranalyse gedaan – letterlijk. We hebben allemaal een ander, recentelijk gepubliceerd rapport van het Adviescollege ICT-toetsing en een willekeurig ‘eigen’ adviesrapport.

Met allemaal bedoel ik: de zes studenten, en ik ook. Met zeven rapporten aan beide kanten hebben we een aardige massa om de rapporten van het AcICT te vergelijken met een – kleine – steekproef aan andere adviesrapporten.

Met letterlijk bedoel ik dat we gister aan het tellen zijn geslagen. Want dat is wat registeranalyse volgens Conrad & Biber is: kwantitatief met talige verschijnselen aan de slag, op basis van hypotheses over verwachte verschillen tussen genres. We hebben onder andere gebiedende wijzen, persoonlijke voornaamwoorden, toekomende tijden en lijdende vormen geteld.

Daaruit bleek vooral behoorlijk wat variatie, soms ook binnen de AcICT-rapporten. En er waren ook wat verrassingen. Ik noem er twee:

  • Met een enkele uitzondering vonden we in de rapporten nauwelijks die toekomende tijden, gedefinieerd als voorkomens van zul (inclusief zult en zullen) en zal. Ik zou voorspeld hebben dat het meer is, aangezien adviseren gaat over toekomstige activiteiten. In mijn twee rapporten vond ik in totaal welgeteld één zal, dat was alles. Verrassend. Ik heb ook niet zo gauw een verklaring. Het gebruik van zullen is in sommige kringen taboe, omdat het als wollig wordt gezien, misschien is dat het?
  • In de AcICT-rapporten troffen we meer passieven aan dan verwacht. De hypothese was dat de directheid die het Adviescollege voorstaat daar strijdig mee is. Toch waren het er nog best wel veel. We telden in het advies-gedeelte. In mijn AcICT-rapport waren het er zes, tegen acht in een vergelijkbaar volume in het ‘andere’ rapport. Dat ontloopt elkaar niet veel. Maar ik zag al gauw dat het om heel andere passieven ging.
    • In mijn ‘andere’ rapport, dat over de fundering van ons huis waar ik over vertel in het filmpje in de e-learning, was de verzwegen handelende persoon van elk van de passieven de ik of wij van de adviseurs: er wordt geadviseerd, er wordt geconcludeerd, er wordt verwacht. Persoonlijke voornaamwoorden van de eerste persoon komen er dan ook niet in voor. Het rapport lijkt daarmee op hoe er in de wetenschap geschreven wordt: onpersoonlijk.
    • In mijn AcICT-rapport was de verzwegen handelende persoon nooit wij. Als het AcICT het over zichzelf heeft, schrijft het gewoon wij. De passieven betroffen meestal juist de kant van de lezers, bijvoorbeeld:

Zorg dat er invulling wordt gegeven aan de volgende punten:

Werk (…) een scenario uit waarbij GPS (…) moet worden aangepast

Dat laatste punt, dus het verschil in hoe de lijdende vormen gebruikt worden, is kwalitatief, dus dat kom je niet op het spoor als je alleen maar telt. Tellen is een goede start, maar getallen zeggen niet alles.

Ik vond het tellen leuk, dat is ‘echt’ onderzoek-in-actie. We gaan er volgende week mee verder. Wordt vervolgd dus!

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

It just doesn’t sound…

Louise Cornelis Geplaatst op 20 april 2023 door LHcornelis20 april 2023  

Op het college van gister ging iets fout: de studenten bleken te werken met de oude druk van het boek. Ik wist dat niet, en dus hadden ze het verkeerde hoofdstuk gelezen. De oefening die ik had bedacht, viel in het water, en ik heb geprobeerd de stof te redden, want het hoofdstuk dat ze hadden moeten lezen uit de druk uit 2019 is nou juist zo interessant. Het gaat over wetenschappelijke en zakelijke teksten (hoofdstuk 6).

Aan alles is te merken dat de beide auteurs meer thuis zijn in de wetenschap dan in de zakelijke praktijk. In het deel over academisch schrijven gaat het over de vele disciplines, sub-genres (onderzoeksrapport, essay, paper e.d.) en ingebedde genres (de paragraaf over de onderzoeksmethoden is anders geschreven dan de conclusie). Het gedeelte over zakelijke teksten gaat over één discipline (civiele techniek) en twee sub-genres (rapporten en verslagen). Dat is dus maar één casus, en die wordt gelukkig wel grondig beschreven.

Ik vond veel herkenbaar in die casus. Ik moest zelfs even grinniken toen het ging over weerstand tegen het gebruik van ik en wij in zakelijke teksten. Volgens die ingenieurs is dat niet zoals het hoort in hun vak: ‘it just doesn’t sound like civil engineering’. Dat is een over-generalisatie vanuit de wetenschap, waar de eerste persoon ‘just doesn’t sound academic’.

Weerstand hadden de ingenieurs ook tegen het veranderen van ‘vehicle turning movement counts’ in  ‘counts of vehicles turning’, want dat zou ‘ambigue’ zijn. De auteurs accepteren dat, ik zou geneigd zijn dat uit te dagen.

In de laatste paragraaf gaat het over structuur, en daarin scheiden de wegen: Biber & Conrad vinden het logisch dat een zakelijke tekst, net zoals een wetenschappelijke, de stappen van het onderzoek volgt. Volgende week ga ik het met de studenten dus maar eens hebben over het piramideprincipe.

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Communicatieve functie voorop

Louise Cornelis Geplaatst op 6 april 2023 door LHcornelis6 april 2023  

Het college van gister was de start van het tweede deel van Tekstanalyse. We gaan daarin uiteindelijk inzoomen op adviesrapporten en daar registeranalyse op loslaten, maar daarvoor leren de studenten eerst de stappen die je daarvoor moet zetten:

  1. Het in kaart brengen van de situationele context van het desbetreffende genre. Dat was het onderwerp van gisteren. Je doet registeranalyse altijd in contrast, en gister hebben we de context in kaart gebracht van twee genres die met eten te maken hebben: recepten versus restaurantrecensies.
  2. Het opstellen van hypotheses over de verschillen in taalgebruik tussen de genres die je verwacht op basis van de verschillen in hun situationele context. Zo verwacht je in een recept op grond van het instructieve karakter van de tekst meer gebiedende wijzen en in een restaurantrecensie meer evaluerende bijvoeglijke naamwoorden. Dat ligt nogal voor de hand, onderzoek naar wat subtielere verschijnselen is wellicht interessanter. Ik denk zelf dat je in een recept relatief meer hoog-frequente, simpelere woorden aantreft dan in een recensie, ook vanwege dat recht-toe-recht-ane van een instructie dat geen ruimte biedt voor ’taalspel’, maar één van de studenten merkte op dat een specialistisch woord als blancheren ook in een recept voor kan komen. De betekenis daarvan moesten we even opzoeken. Onderzoek naar woordgebruik zou een mooi doel van registeranalyse kunnen zijn.
  3. Het bepalen van de frequentie van het te onderzoeken talige verschijnsel. Dus dan ga je daadwerkelijk gebiedende wijzen en bijvoeglijke naamwoorden tellen en van de gebruikte woorden bepalen hoe frequent ze zijn (daar zijn lijsten voor).
  4. Conclusies trekken, verklaren – stap 1 en 3 op elkaar betrekken. Vooral interessant natuurlijk als de hypotheses niet bevestigd worden.

Toen ik het college voorbereidde, zag ik dat ik een paar jaar geleden dit citaat uit het boek had laten zien, waar het gaat over het primaat van de communicatieve functie van een tekst:

Ik heb het nu niet gebruikt maar ik vind het nog steeds wel een grappige omschrijving van hoe taal – inderdaad – niet werkt. Ineens hoorde ik er nu bovendien een echo in. Toen ik onlangs bij de NACV-meeting was, zei een van de sprekers iets soortgelijks over leren schrijven: dat het het communicatieve doel is dat altijd voorop moet staan in schrijfonderwijs, en niet de lagere-orde-eisen zoals foutloos formuleren en spellen.

Inderdaad, niemand gaat schrijven met het doel of uit de behoefte geen fouten te maken. Dat ligt nogal voor de hand, maar ik had het zo nog niet eerder bekeken.

Met de grote nadruk op begrijpelijkheid en correctheid in het onderwijs lijkt schrijven wel eens daarom te gaan. Maar nee, de communicatieve functie staat altijd voorop. Wat daar dan voor taal bij past, leid je daarvan af.

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Kritische tekstanalyse is gewoner geworden

Louise Cornelis Geplaatst op 30 maart 2023 door LHcornelis30 maart 2023  

Vroeger was kritische tekstanalyse (‘critical discourse analysis’) een bijzondere uithoek in de tekstwetenschap, tegenwoordig lijkt het alsof iedereen eraan doet. De politieke lading van taal is meer aan de oppervlakte gekomen, dankzij zich roerende groepen in de samenleving. Ik realiseerde me vorige week in de aanloop naar het college Tekstanalyse over ‘CDA’ dat dat nog veel meer het geval is dan toen ik er eerder college over gaf, vier jaar geleden.

Twee recente voorbeelden uit de actualiteit zijn de ‘hertaling’ van het werk van Roald Dahl en Agatha Christie en de vraag hoe je de meest recente schutter in de VS zou noemen: (trans-)man/vrouw, hij/zij? Elke keuze daarin, elk standpunt, is politiek beladen.

Desalniettemin is kritische tekstanalyse nog niet eens zo makkelijk, zeker niet, zo viel me op tijdens het college, als de tekst zelf ook al kritisch is. Of helemaal niet zo’n duidelijke inhoud heeft, of geen beladen termen. Die voorbeelden zijn nogal makkelijke, zou je kunnen zeggen. Ik had zelf ook twee – voor mij – makkelijke voorbeelden gekozen.

Het eerste voorbeeld komt uit de krant van vorige week maandag. Ik las die net nadat ik de stof voor het college had gelezen. Tot mijn genoegen noemde het boek de lijdende vorm als talig kenmerk waar iets politieks mee aan de hand kan zijn – dat is zo, ja, in mijn promotie-onderzoek heb ik ook wat CDA gedaan. En toen las ik deze passsage in een opinie-artikel van (de controversiële) Laurens Buijs over gender (vet in het citaat is van mij):

In progressieve kringen worden critici van het maakbaarheidsdenken over gender snel weggezet als conservatief en discriminerend. Maar de kritiek is belangrijk, want het is voor de ontwikkeling van de seksualiteit van jongeren niet goed als zij onnodig in de war worden gebracht over sekse en gender, en het is voor het feminisme niet goed als ons de taal wordt ontnomen om over de patriarchale onderdrukking van vrouwen en vrouwelijkheid te praten.

Dat viel mij wel op, die drie passieven. Bij de eerste kan ik nog net wel bedenken dat de verzwegen handelende persoon ‘progressieve mensen’ zijn, maar wie de handelende personen zijn achter ‘onnodig in de war brengen’ en ‘de taal ontnemen’ – ik heb geen idee. Er wordt hier een impliciete vijand neergezet tegen wie het makkelijk ageren is. Iedereen kan makkelijk zeggen: ja, erg, dat in de war brengen en ontnemen. Preken voor eigen parochie. En ook, vind ik: een stropop-drogredenering die polariserend werkt.

Het tweede voorbeeld is een van mijn stokpaardjes: het vele en vanzelfsprekende ‘moeten verbeteren’ in het dominante discourse rond sport. Ik had al een tijdje het januari-nummer van RunningNL daarvoor klaar liggen. Op de cover staan ’10 tips voor een blessurevrij jaar’ en ‘De 23 gouden loopregels’ en binnenin staan bijvoorbeeld ook nog eens ’15 concrete tips voor jouw ideale dag’. Dus een hardloper ‘moet’ 48 van die dingen als ‘Begin de dag met een groot glas water’ en ‘Vermijd te veel zitten’, maar ook ‘Zorg voor degelijke schoenen’ en ‘Draag de juiste kleding voor elk seizoen’, want achter al deze verbeter-adviezen zit de commercie.

(Het permanente verbeteren betekent ook dat het nooit goed genoeg is, en ook nooit zomaar alleen maar leuk mag zijn. Nooit gaat het om wat je voor al dat verbeteren moet laten. De ‘gewoonheid’ van CDA blijkt eruit dat ik over het begrenzen van al dat verbeteren een paragraaf heb geschreven in mijn net verschenen boek. Niet heel technisch overigens. En ja, ik doe in het boek zelf ook duiten in het verbeter-zakje, dat beken ik ook.)

Waar het níet over gaat, dat is vaak een opstapje naar de belangen die de tekst dient. Wat gaat ‘ondergronds’? Nou gaat elke tekst over een heleboel dingen niet – wat zijn de relevante? Daarover hebben we op college nagedacht voor wat betreft de teksten van de studenten.

Daarmee kwam het eerste deel van het vak tot zijn eind. Deze week is ‘breekweek’ en leveren de studenten hun eindverslag in van de analyse van hun eigen tekst. Ik ben benieuwd. Vanaf volgende week gaan we geleidelijk inzoomen op, jawel, adviesrapporten. Ik blijf verslag doen natuurlijk! 

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Over weefsel, 150 en een popconcert: 3 college-onderwerpen

Louise Cornelis Geplaatst op 21 maart 2023 door LHcornelis21 maart 2023  

Ik loop nog steeds een college-verslag achter, dus doe ik er vandaag twee in één, en dat wordt eigenlijk drie in één, want op het vorige college van Tekstanalyse (15 maart) hebben we twee onderwerpen behandeld.

Maar eerst over dat van 8 maart. Toen ging het over hoe samenhang ontstaat in een tekst. Dat is een veelomvattend onderwerp en er maar één college aan besteden is weinig. Ter vergelijking: op andere universiteiten doen ze bij een vak ‘Tekstanalyse’ alleen maar dit onderwerp, met ook nog eens een sterke focus op signaalwoorden. Nou goed, kort maar krachtig dan.

Het boek heeft het over het texture van samenhang; mij leek weefsel daarvan wel een geschikte vertaling. Je kunt met ‘draden’ de verschillende soorten samenhang zichtbaar maken, en zo zie je hoe de tekst samenhangt. Ik heb dat geïllustreerd met het eerste couplet uit ‘mijn’ tekst ‘Into my arms’. Dit is het eindresultaat, dus hier zie je het weefsel:

Het gaat onder andere om het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden van de eerste en tweede persoon, (deels onzichtbare) verwijzingen naar God, andere naar religie verwijzende woorden (kneel down), het betekenisverband tussen interventionist, intervene en de daarop volgende omschrijvingen ervan, en de tegenstellende en ontkennende signaalwoorden aan het begin van de strofen. Het meest bijzondere verband is dat je dus kunt verwijzen naar een God waarvan je zegt dat je er niet in gelooft.

Zulk soort weefsels hebben de studenten in hun eigen te analyseren teksten opgespoord, en daarbij werd voor mij maar weer eens duidelijk hoe gevaarlijk generaliseren is. Ik zei namelijk dat er volgens mij geen teksten denkbaar zijn zonder signaalwoorden – vanwege hun belang voor het verband. Eén van de studenten met een songtekst, Judith, ging meteen bedenkelijk kijken, en ja hoor: in haar tekst zit geen enkel signaalwoord, nouja, één when, maar dat is wel heel licht. Het verband komt tot stand door herhaling, persoonlijke voornaamwoorden en betekenisrelaties.

Vorige week ging het over multimodaliteit: tekst in relatie tot enerzijds beeld en anderzijds muziek. Frappant: de zondag ervoor was ik voor het eerst sinds coronatijd naar een popconcert geweest, en daar kon ik dit beeld maken:

De zanger gebruikte een digitale spiekbrief, een scherm dat daar speciaal voor ontwikkeld is. (Ik kon dat zo goed zien omdat ik helemaal vooraan stond, tegen het podium aan, voor het eerst ooit! Gaaf!)

Over songteksten als zodanig heb ik de vorige keer dat ik er college over gaf uitvoerig geschreven. Nu iets meer over het plaatje – ik ga dat koppelen aan een stukje theorie over multimodaliteit.

Beelden kunnen bij een tekst drie soorten functies hebben:

  • ‘ideational’ – visualiseren van het onderwerp. Dat is hier duidelijk het geval: dit is in de eerste plaats een leuke illustratie bij het thema ‘songteksten’.
  • ’textual’ – iets duidelijk maken over de organisatie van de tekst. Ik werk daar zelf veel mee in de vorm van structuuraanduiders in Powerpoint. Ik had niet verwacht er veel van aan te treffen in de teksten van de studenten, maar ook daar had ik me op verkeken: Alba werkt met een exemplaar van de Volkskrant-column van Paulien Cornelisse en die heet ‘150 woorden’. Die 150 is gevisualiseerd:
    Ook mijn foto zou tekstorganiserend kunnen werken, al is dat een beetje gezocht: het is een beeld van een songtekst en dat waren de twee onderwerpen van college.
  • ‘interpersonal’ – dan doet de tekst iets tussen schrijver en lezer (vergelijk hoe Paulien Cornelisse je aankijkt). Dat zat er volgens mij niet in, maar later dacht ik: of misschien toch wel. Mijn foto doet ook iets expressiefs, door te zeggen: kijk eens, ik ga naar popconcerten. Ik vind dat zelf best wel bijzonder, als ik door de ogen van de studenten kijk. Maar, zo realiseerde ik me, dat is het eigenlijk niet. Toen ik tweedejaars student was, gingen docenten van 57 niet naar popconcerten – popmuziek was voor jongeren. Dat is veranderd natuurlijk – die lui van Big Country zijn zelf ook al de 60 gepasseerd; mijn leeftijd was denk ik ongeveer het gemiddelde van het publiek. Ergens zit echter nog steeds die oude gedachte in mijn hoofd: dat popmuziek niet voor ouderen is. (Ik hoor het mijn vader nóg zeggen: ‘Later ga je wel van echte muziek houden’). Niets is minder waar. Ik had het drie jaar niet meegemaakt, en ik dacht die zondag meteen: o, dit is zó lekker, dat gevoel van de bas in mijn lijf – dat heb je alleen live 😀 

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

De piramide van Optimaal blijven sporten

Louise Cornelis Geplaatst op 20 maart 2023 door LHcornelis21 maart 2023  

Mijn nieuwe boek Optimaal blijven sporten voor 45+’ers heeft een piramidestructuur met een knipoog. Ik heb hem uitgetekend op dit Padlet-canvas. Twee dingen zijn daarin niet te zien:

  • De verbindingslijnen tussen de vakjes van de piramide. Daarom heb ik nummers toegevoegd. Hopelijk is het zo te volgen.
  • Hoe de negen interviews in de structuur hangen – die illustreren het verhaal. Dus je ziet hier alleen de hoofdlijn van de inhoud.

Wat er netjes piramidaal aan het boek is:

  • De inleiding (rood in de padlet) volgt de situatie-complicatie-vraag-antwoord-opbouw en is daarmee ‘best practice’ voor de positionering van het geheel
  • De hoofdstukken zijn elk een deel-antwoord (wit) op de vraag hoe (blauw) naar aanleiding van de hoofdboodschap van het hele boek (‘hoe blijf je optimaal sporten?’ ‘door 1 t/m 6 te doen’)
  • De paragrafen op hun beurt zijn elk een deel-antwoord op de vraag hoe naar aanleiding van de hoofdboodschap van het hoofdstuk (ook in wit en blauw). Idem voor de twee dingetjes op nog lager niveau onder 3.2 en 3.3. Zo wordt de structuur van boven naar onder dus steeds gedetailleerder en praktischer.

De knipoog zit hem vooral in de vrijheid die ik me heb gepermitteerd om de piramidale logica niet helemaal strak te volgen:

  • De vraag is eigenlijk een dubbele: ‘hoe blijf ik goed en hoe houd ik het leuk?’ Een dubbele vraag leidt vaak tot een dubbel antwoord en daarmee tot een onduidelijk startpunt voor de logica van de piramide. Maar in dit geval is het antwoord wel weer één boodschap, daarom kon het prima zo.
  • De hoofdstukken 2 en 4 hebben geen nette piramidale voortzetting.
    • Hoofdstuk 2 is eigenlijk wat ‘uitleggeriger’ dan een praktisch antwoord op de vraag hoe. Hoe je gedoseerd moet trainen is te beantwoorden in een kort zinnetje dat ook in het boek staat en dat ik vervolgens uitleg (’trainingsleer in tien principes’):

Veel lang en rustig en af en toe kort en hard, daar consistent in zijn en met voldoende rust.

    • Voor het onderwerp van hoofdstuk 4, je aanpassen aan beperkingen, is geen simpele how-to te geven. Iedereen zoekt daarin zijn/haar eigen weg, dat is de essentie ervan. Vandaar dat dat hoofdstuk bijna alleen bestaat uit persoonlijke verhalen: vier interviews.
  • Als je goed kijkt, zitten er wat probleempjes in de logica van de piramide die ik voor een adviesrapport zou willen oplossen, maar die nu wat mij betreft prima kunnen; volgens mij zijn ze niet storend bij het lezen. Hier komen ze, alleen voor de echte piramide-nerds:
      • Er is overlap tussen de hoofdstukken 2, 3 en 6, want in alledrie gaat het over goed gedoseerd trainen. In een eerdere versie van het boek stonden 3.1 en 6.1 ook wel erbij in hoofdstuk 2, maar dat werd dan een debiel lang hoofdstuk waar ik later ook weer deels op terug moest grijpen en dat een beetje ‘dramde’ over dat goed gedoseerde trainen. Het is een beetje zoeken geweest naar de herverkaveling van deze thematiek. Dat betekent natuurlijk dat er op hoger niveau ook iets net niet helemaal scherp genoeg uit elkaar getrokken is tussen die drie hoofdstukken, die zijn niet helemaal MECE, maar dat lijkt me eerlijk gezegd niet storend.
      • Zes hoofdstukken is nogal veel, en de zes paragrafen van hoofdstuk 3 ook. Niet echt té veel misschien, maar wel véél. Optimum is immers drie tot vijf elementen per vertakking van de piramide. Je ziet aan de breedte van de canvas ook al dat deze structuur wel erg breed is. Dat heeft op hoofdstukniveau te maken met het volgende punt…
      • Hoofdstuk 1 en 6 zijn afwijkend van de andere 4: van iets andere orde. Dat is misschien aan de piramide niet goed te zien, maar hoofdstuk 1 is eigenlijk essentiëler dan de andere 5. De manier van denken over veroudering die ik in hoofdstuk 1 bepleit kleurt de hele rest van het boek. Het is zelfs het enige hoofdstuk dat écht gaat over ouder worden, de andere vijf zijn leeftijdsonafhankelijk. Hoofdstuk 6 is juist ondergeschikt aan de rest: plezier houden is en blijft – als het goed is – ingebakken. Ik wilde er wat dingen over zeggen omdat ik ook wel zie dat sommige sporters het plezier toch kwijtraken. Het is een beetje een ‘grabbelton’ van dingen die met dat plezier te maken hebben.  
      • Paragraaf 3.6 is slechts op een deel van de lezers gericht: vrouwen.
      • Van de paragrafen van hoofdstuk 6 zijn 1 t/m 3 enerzijds en 4 en 5 anderzijds eigenlijk nog samen te nemen, onder iets als ‘behoud je eigen plezier’ en ‘draag zorg voor elkaars plezier’.

Het piramideprincipe heeft zich bij het schrijven weer onmisbaar betoond. Ik ben jaren bezig geweest met het boek, het heeft diverse invalshoeken, positioneringen en structuren gekend. Ik heb in die tijd talloze piramides getekend. Zo kristalliseerde het uit. Op het laatst heb ik nog al m’n piramidale denkkracht in moeten zetten om dat belangrijke hoofdstuk 1 recht te trekken, daarover schreef ik eerder. Het was me een genoegen. Nouja, dat was niet altijd meteen het geval, want het was soms ook ploeteren. Maar dankzij het instrument piramideprincipe ging dat geploeter wel de goede kant op en ben ik blij met het eindresultaat.

 

Geplaatst in schrijftips, verschenen | Geef een reactie

Ik hoor niet bij een boek over boeken lezen

Louise Cornelis Geplaatst op 13 maart 2023 door LHcornelis13 maart 2023  

Door de familieomstandigheden is het er al even niet van gekomen om te schrijven over het college Tekstanalyse. Er is een college niet doorgegaan, maar net daarvoor zat er een blogpost in mijn hoofd die daarin is blijven steken. Daarom nu maar.

Voor het derde college (22 februari) was het thema ‘discourse communities’: in de tekst schept een schrijver een identiteit van zichzelf (’to write is to have an identity’ staat er in het boek) en een beeld van de lezer die die voor ogen heeft. Samen vormen zij de gemeenschap rond die tekst. Het gaat daarbij dus om wat de tekst doet, niet zozeer om de ‘echte’ lezers of schrijvers. Het zit ‘m bijvoorbeeld in dingen die kennelijk bekend en vanzelfsprekend zijn. Denk aan moeilijke of specifieke woorden en impliciete stukjes redenering.

Ik had als voorbeeld een stukje tekst waar ik mee geworsteld heb. Het gaat om de inleiding van het boek De lezende mens. De betekenis van het boek voor ons bestaan. Als lees- en boekenliefhebber en ook nog eens ‘beroepslezer’ móest ik dat wel lezen, leek me, en het leek me daarom dat ik in de discourse community van dat boek zou thuishoren. Toch ging dat op de eerste pagina’s mis. Ik voelde me buitengesloten, zozeer zelfs dat ik het boek eerst terzijde heb gelegd. Ik moest moed verzamelen om verder te lezen, en nog steeds gaat dat niet van harte. Ik heb het nog steeds niet uit namelijk, ondanks dat er zeer zeker interessante dingen in staan. Maar ik vind het een worsteling, en dat begint al met de allereerste alinea:

Heen en weer zwalkend tussen de wereld van tekst op papier en die van informatie in de digitale ruimte sta je opeens stil voor je boekenkast. Terwijl je naar de muziek luistert die de computer de kamer in streamt, vraag je je af waarom je wel je platen, cassettes, dvd’s en cd’s hebt weggedaan, maar je boeken nog niet.

Dit gaat niet over mij. Ik zou van mezelf nooit zeggen dat ik zwalk tussen papier en digitaal, en ik stream nauwelijks en heb mijn cd’s niet weggedaan, ik heb zelfs nog een enkele plaat. En ik heb wel ook e-boeken. Hoe is het mogelijk – één alinea en ik denk al ‘deze tekst is niet voor mij’. (Als schrijfadviseur zou ik hier zeggen: houd het bij jezelf. Dus schrijf niet je maar ik.) 

Kort erna wordt het nog erger:

Dat het fysieke boek, de boekwinkel en de bibliotheek ondanks de digitale ontwikkelingen nog steeds een gevoelige rol spelen in onze samenleving, blijkt uit de kortstondige euforie die heerste toen op 28 april 2021 de coronalockdown werd opgeheven. De ochtend daarop tweette dichter-schrijver Marieke Lucas Rijneveld met hartjes en bubbels en al: ‘Ik schreef een ode aan de geschriftmatrozen, aan alle boekhandelaren. Sinds gisteren zijn de boekhandels weer open!’ Tegelijkertijd is de tekst die hij op Twitter publiceerde een ode aan de magie van het lezen. Nederlanders die graag boeken lezen omdat ze alles verder al op hun smartphone doen, reageerden enthousiast op dit goede nieuws.

Ik herinner me inderdaad euforie toen die lange lockdown van 2020/2021 werd opgeheven. Maar niet omdat de boekhandels weer opengingen. De boekwinkel hier in de wijk is al jaren geleden failliet gegaan helaas, en ik koop dan ook veel van mijn boeken online. De lockdown maakte op dat punt voor mij dus niet veel uit – mijn euforie betrof onder andere de zwembaden.

En ik denk ook: mensen voor wie fysieke boekwinkels een grote rol spelen in hun leven – dat zijn binnenstadbewoners van grotere steden, lijkt me – grachtengordel misschien zelfs? In elk geval dus niet lezers uit een Rotterdamse volksbuurt. Enne – lees ik graag boeken omdat ik verder al alles op mijn smartphone doen? Uh – nee, die omdat neem ik niet voor mijn rekening.

Dit is nog steeds niet alles wat er gebeurt op het gebied van het scheppen van een discourse community. Een gevulde boekenkast is vanzelfsprekend, naar muziek luisteren ook, Marieke Lucas Rijneveld moet ik kennelijk ook kennen (al is het maar om de verwijzing met hij te kunnen plaatsen) en Vlamingen horen er niet bij, gezien het specifieke van de coronalockdown – de Nederlandse dus. Of toch wel, met dat Nederlanders in de laatste zin (die ik überhaupt niet snap).

Nou, zoveel hobbels, en toen moest ik dus moed verzamelen om verder te lezen. Wat in elk geval inderdaad de juiste verwachting schept voor het boek is het wat knorrige over de digitale ontwikkelingen, wat al achter het zwalken schuilgaat en de euforie rond fysieke boeken. De auteurs zien inderdaad het ‘diepe’ lezen van papieren boeken als het enige echte lezen, hoog verheven boven alle andere vormen van lezen, en bedreigd door al die nieuwlichterij van de digitale wereld. Ik moest denken aan die twee oude brompotten van de Muppetshow. Ik vind het een eenzijdig beeld van lezen en het sikkeneurige komt op andere plekken in het boek ook terug. In de passages waar dat geen rol speelt, zoals bijvoorbeeld over de geschiedenis van het boek, lees ik het wel met veel plezier.

Met de vergelijking met Statler en Waldorf, stap ik buiten de analyse van de identiteit van de schrijver zoals die in de tekst naar voren komt. Ik wéét namelijk dat het er in het echt twee zijn, twee mannen, en eentje is emeritus hoogleraar, dus de leeftijd klopt ook. Maar dat doet er eigenlijk allemaal niet toe voor de discourse community. Daar hoor ik voor mijn gevoel niet echt bij. Dat verhindert mijn leesplezier. Vandaar dat het zo lang duurt voor ik het boek uit heb.

Ik ben het college met dit voorbeeld begonnen. Daarna hebben de studenten de discourse community van hun eigen tekst in kaart gebracht. Dat was nog best wel zoeken af en toe, zeker omdat het vaak om implicietere dingen gaat dan in mijn voorbeeld. Dat is best extreem namelijk!

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Verdrietig maar mooi

Louise Cornelis Geplaatst op 7 maart 2023 door LHcornelis6 maart 2023 1

Ik had vorige week een bijzondere schrijf- en communicatietaak. Mijn schoonvader, Leen Vermaas, is op 24 februari overleden. Hij is 90 geworden en het laatste jaar was moeilijk voor hem, dus met zijn overlijden kunnen we vrede hebben, maar hij was ons wel zeer dierbaar.

Mijn eerste taak was het schrijven van de tekst voor de kaart, samen met mijn man. Met dat soort teksten heb ik niet veel ervaring, maar ik weet wel hoe je zo’n soort schrijfproces het beste doet: schrijvend. Dus we zijn op een gegeven ogenblik samen achter de computer gaan zitten en ik ben maar begonnen met het intypen van de losse flodders die we tegen elkaar hadden gezegd. Dat was het nog helemaal niet, maar zo hadden we wel wat om aan te schaven. En dat schaven lukte wel. Ik moet dan altijd denken aan dit citaat:

The important thing is that you write, and that you give yourself permission to write crap, if necessary. Crap you can edit. A blank page will never be anything but. (No Plot? No problem, p. 165).

Dat gaat over het schrijven van een roman, maar het werkt net zo bij elk ander genre.

Wat ik bij het veranderen van de crap in een goede, persoonlijke tekst een bijzondere schrijfervaring vond, was het aanpassen van het woord overgrootvader. Dat stond er op een gegeven ogenblik. En ja, dat was Pa: hij had vier achterkleinkinderen, maar dat woord past niet bij hem, het is te gewichtig. Mijn man heeft toen zijn nichtje gebeld om te vragen hoe haar kinderen Pa noemen. Ik zat nog steeds aan het toetsenbord, luisterde mee, veranderde het woord eerst in oude opa en daarna heb ik nog van de d een w gemaakt. Ouwe opa – en toen klopte het helemaal en was het persoonlijk: onze pa, opa en ouwe opa. Frappant hoe veel dat lettertje uitmaakte.

De tweede taak, nouja, zelf-opgelegd, was spreken bij de uitvaart, in het crematorium. Ik wilde graag vertellen wat Pa voor mij heeft betekend. Ik wist al lang wat ik wilde zeggen, dus mijn tekst stond binnen een kwartier al op papier. Daarna heb ik nog wel geschaafd ook, er vooral concrete details aan toegevoegd zoals namen van plaatsen om het beeldender te maken en herkenbaarder voor de toehoorders. Ik doe dat niet spontaan zo, maar ik weet dat het werkt – op zo’n moment heb ik houvast aan mijn vakkennis. Er zaten ook andere retorische dingetjes in zoals aankondigingen en herhalingen, maar dat gaat bij mij vanzelf.

Voor wat betreft de emotionele kant gaat het echter om iets anders dan vakkennis. Het enige wat ik weet is dat ik net zo lang moet oefenen totdat de grootste lading eraf is. Dan weet ik ook dat ik het kan en durf – en een bijzondere eer vind.

En dus ging het vrijdag goed, ten overstaan van ongeveer honderd mensen. Waar ik eerst nog bang was geweest dat het te veel over mij zou gaan, kreeg ik een aantal reacties dat ik Pa zo mooi neer had gezet. Daar was ik blij mee, dankbaar voor. Mijn man zei ook nog: een schoonkind kan geloofwaardiger mooie dingen zeggen over een ouder dan een eigen kind – het buitenstaanderperspectief helpt.

Het was goed zo. En nu bijkomen. Mijn werk lag vorige week helemaal stil, deze week pak ik de draad weer op.

 

Geplaatst in schrijftips | 1 reactie

Hoe krijg je zo’n zin voor elkaar?

Louise Cornelis Geplaatst op 6 maart 2023 door LHcornelis4 maart 2023  

Deze zin staat op het Rotterdamse ‘Aanslagbiljet Gemeentelijke heffingen Belastingjaar 2023’ – die brief met de WOZ-waarde die we onlangs in de bus kregen:

Het verschuldigde bedrag zal vanaf de eerste vervaldag in 12 maandelijkse termijnen vervallen en worden afgeschreven op of omstreeks de vervaldag.

Volgens mij denkt niemand bij wat je moet betalen in termen van vervallen, dat is eerder omgekeerd – als iets vervalt, hoef je het niet meer te betalen. Bovendien staat er nergens vervaldag, alleen vervaldatum, en dat is er maar één.

Ook ‘verschuldigde bedrag’ is eenmalig. Erboven staat ‘Totaal te betalen’ en is sprake van een vordering (in vorderingsnummer), en verderop heten de bedragen aanslagen. Helemaal onderaan gaat het dan weer wel over bedragen die automatisch worden afgeschreven.

Ten slotte: met de ellips, het weggelaten grammaticaal onderwerp van ‘(zal) worden afgeschreven’, gaat ook iets mis. Ik neem dat het ‘het verschuldigde bedrag’ is, en dat klopt dan niet, want het is niet het hele bedrag, maar het termijnbedrag.

Het is zo’n zin waarvan ik denk: hoe krijg je het voor elkaar, na al die aandacht bij de overheid voor begrijpelijke taal? Soms snap ik nog wat er is misgegaan – dan heeft er een jurist naar gekeken, zal ik maar zeggen. Maar dat kan dit toch niet verklaren, dan zou het beter moeten kloppen.

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Genre versus register

Louise Cornelis Geplaatst op 20 februari 2023 door LHcornelis20 februari 2023  

Afgelopen woensdag stond bij Tekstanalyse het verschil tussen genre en register centraal. We gebruiken het boek van Biber & Conrad: Register, Genre, and Style. Dat heeft eigenlijk niet zo’n goede titel, want het gaat niet echt over stijl en ook niet veel over genre – hun doel is registeranalyse. Hun definities van die drie termen zijn dan ook gericht op hun vorm daarvan. Dat is hun goed recht en het boek is goed: het heeft aanzien.

De definities van register en genre zijn echter wel een beetje vreemd. Er vallen als het ware twee gaten in, en dat vind ik een conceptueel probleem (zouden ze moeten uitleggen, vind ik) en juist die gaten, zo realiseerde ik me in de aanloop naar het college, spelen een grote rol in mijn  advies- en trainingswerk.

Register en genre zijn allebei perspectieven op soorten tekst, dus manieren om teksten te groeperen en die groepen van elkaar te onderscheiden.

  • Bij genre kijk je dan naar wat conventioneel bepaald is, en één voorkomen is dan al genoeg. Bijvoorbeeld: als er hoogachtend in een tekst staat, weet je dat het een brief is. Vormgeving is ook zo’n conventioneel bepaald iets. En tekststructuur: een tekst heeft een voor het genre kenmerkende opbouw. Aldus Biber & Conrad.
  • Bij register kijk je naar wat functioneel bepaald is, en gaat het om meerdere voorkomens, vooral van woorden. Dus een bepaalde woordsoort komt veel voor in een tekst omdat die past bij de communicatieve rol van die tekst. In een recept vind je veel gebiedende wijzen, in een review van een restaurant veel voornaamwoorden van de eerste persoon (ik, wij).

Genre en register zijn zo op twee dimensies van elkaar te onderscheiden. Maar wat met conventioneel bepaald en meerdere voorkomens, of met functioneel bepaald en maar één voorkomen? Dat bestaat niet, of althans: Biber & Conrad zeggen er niks over.

In mijn werk gaat het daar echter juist heel vaak over. De structuur van een adviesrapport is juist – als het goed is – functioneel bepaald: een structuur volgens het piramideprincipe is juist lezergericht, meer dan de door de conventie bepaalde methodologische opbouw. En schrijftaalconventies leiden tot meerdere voorkomens in de tekst van woorden als tevens en derhalve, abstracties, -tal achter een getal, lijdende vormen, en noem maar op – die juist niet functioneel zijn. Althans, misschien zijn ze op een bepaalde manier functioneel voor de schrijver om een beeld van zichzelf mee te geven, maar zeker niet optimaal in het licht van het communicatieve doel van de tekst. Anders gezegd: een boel formuleringskeuzes zijn conventioneel bepaald, niet functioneel.

Ik leer adviseurs juist functioneel te denken: lezergericht. In plaats van conventies te volgen. Ik zou ook graag willen dat studenten conventies durven te bevragen, ik schreef daar vorige week nog over. De rode draad voor mij op dit moment is dan ook: de wetenschap neemt conventies als iets te vanzelfsprekend.

 

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • ‘Vermijd contact’ – waarschuwing of gebruiksaanwijzing?
  • Hoe schrijf je een goede songtitel?
  • Uit de Microsoft-cloud
  • Druk met schrijven met AI
  • Welweg?

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (316)
  • Opvallend (544)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (888)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • juni 2025
  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑