↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: schrijftips

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Aangeboden: begeleiding, coaching, training en redactie op afstand

Louise Cornelis Geplaatst op 16 maart 2020 door LHcornelis16 maart 2020  

We zitten met z’n alleen in hetzelfde naargeestige schuitje… ook bij mij is mijn agenda vorige week in korte tijd geheel leeggevaagd door het annuleren van groepsbijeenkomsten bij mijn opdrachtgevers, en daarmee zijn mijn inkomsten ook foetsie. Zoals het er nu uitziet, heb ik dit jaar minstens 15 % omzetderving. Alles wordt in principe verzet, maar ik kan mezelf straks niet dubbel verkopen natuurlijk. Het kan nog gaan oplopen als dit lang gaat duren en de economische schade daarna groot is – want dan, dat besef ik maar al te goed, is tekstkwaliteit niet de eerste prioriteit.

Gelukkig heb ik een fikse financiële buffer, dus ik heb zelf geen acute nood, maar ik maak me wel zorgen om hoe het verder gaat, met mezelf, met iedereen. En ik maak me soms ook boos – bijvoorbeeld over de uitspraken van minister Wiebes gisteren, dat zelfstandigheid ‘eigen keuze’ is. Ja, van mij wel. Maar ik kan verder kijken dan mijn neus lang is. Overigens lijkt mij dat de huidige situatie aantoont waarom zelfstandigen dat veelbesproken belastingvoordeel hebben: omdat ze meer risico lopen, ook onverzekerbare. Het is mede dankzij twintig jaar die aftrek dat ik nu een dusdanige buffer heb dat de nood niet meteen aan de man is. 

Maar goed – het werk dat ik doe, kan in principe grotendeels ook op afstand: per mail, en met wat bellen of skypen. Dus mocht er iemand behoefte hebben aan schrijfbegeleiding, coaching, training en redactiewerk, dan hoor ik het graag. Nu is je kans om het piramideprincipe onder de knie te krijgen, met één-op-één-aandacht! Of zit je thuis te worstelen met je adviesrapport – ik kan je helpen. Wees welkom.

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Lezerloze teksten

Louise Cornelis Geplaatst op 2 maart 2020 door LHcornelis1 maart 2020  

Afgelopen week zag ik, los van elkaar, twee adviesrapporten die ik ‘lezerloos’ noemde. Het waren allebei adviezen aan de overheid.

De ene was geschreven ‘in opdracht van’ een ministerie. Dat stond er netjes in, maar verder kon ik aan niets in de tekst opmaken dat het rapport ook echt op het ministerie (politiek of beleid) gericht was. Het had net zo goed een wetenschappelijk artikel kunnen zijn. Dat bleek uit oppervlakkige tekstkenmerken, zoals het ontbreken van het aanspreken van de lezer. Maar het ging veel verder dan dat. Er stond bijvoorbeeld geen hoofdboodschap in; de conclusie was dat er een aantal mogelijke scenario’s waren. Dat is geen advies.

Een goede adviseur weegt de belangen van de opdrachtgever en formuleert dan een voorkeur voor één van de scenario’s, of anders is de hoofdboodschap eventueel ‘het maakt niet uit’, maar dat heb ik eerlijk gezegd nog nooit gezien. In elk geval: het verschil tussen conclusie en hoofdboodschap is precies dat: de vertaalslag maken van de uitkomst van de analyse naar de belangen van de geadviseerde (‘so what?’).

De andere was geschreven voor en aan een minister, ook dat stond er luid en duidelijk in. De hoofdboodschap was echter zoiets als ‘we hebben besloten X te gaan doen’, en ik kon me niet voorstellen wat de minister daarmee zou moeten, wat het bestuurlijke belang was, welke vraag hij of zij gesteld zou hebben waarop dit een relevant antwoord was.

De schrijver wist dat ook niet. Misschien was het dan ook meer voor de burger. Maar die gaat zoiets helemáál niet lezen, bracht ik daartegenin. Andere opties voor een eventuele lezer waren er eigenlijk ook niet. Was het een ‘moetje’? Nou, nee, dat toch ook weer niet. We kwamen er niet uit.

En daarmee ‘hing’ de tekst, want als ik niet weet wie de lezer is, kan ik ook geen verbeteradviezen meer geven of ‘m zinnig herschrijven. Ik kan nog wat oplappen, maar dat heeft dan weinig zin. Met het piramideprincipe kom je dan ook niet meer verder, want het idee daarvan is dat het een vraag-antwoord-dialoog is tussen schrijver en lezer.

Beide rapporten waren netjes gestructureerd, het tweede zelfs nog in een piramide ook. Maar als structuur alleen maar een mechaniekje is, is het toch geen goede tekst.

Voor mij verhelderde het maar weer eens: goed schrijven gaat in de eerste plaats om de lezer. Alle andere dingen zijn daaraan ondergeschikt. Het piramideprincipe bijvoorbeeld is een instrument om te komen tot lezergerichtheid. Geen doel op zich.

Wat ik ook weer dacht is dat er toch echt iets mis gaat in de manier waarop hoger opgeleiden leren schrijven. Ze denken bij wijze van spreken aan alles, behalve aan de lezer. Schrijven is te zeer slechts een kwestie van inhoud op de goede plek krijgen.

Schrijven is wel degelijk meer dan dat.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

De links

Louise Cornelis Geplaatst op 26 februari 2020 door LHcornelis26 februari 2020  

Het is wat stilletjes op dit blog – ik was eventjes ziekjes, niks ergs, en verder gaat er op dit moment veel van mijn schrijflust zitten in een groot project. Dat is nog pril; als het wat verder vordert zal ik er hier meer over vertellen. Vandaag houd ik het bij de oogst aan nuttige, interessante en leuke links van de laatste tijd:

  • Om te beginnen een leuke – schattige zelfs. Het is een pleidooi voor meer Winnie-the-Pooh in je schrijven. Het gaat over personificaties. Zou meer mee kunnen, ja, ook in zakelijk schrijven – het zou er minder saai van worden.
  • Ik pleit in mijn trainingen vaak voor het gebruik van meer signaalwoorden. Daarom is dit een nuttige pagina: het Taalcentrum-VU geeft een overzicht van Engelse ‘structuurwoorden‘, hun woord voor hetzelfde. tot mijn vreugde staat therefore er niet in, want dat is voor mij een duidelijke rode vlag voor Steenkolenengels.
  • Ik doe al jaren de 30-seconden-test in mijn trainingen, en zelf ook standaard met elke tekst die ik voor redactie of feedback onder ogen krijg. Vorige week attendeerde een trainingsdeelnemer me op het principe van de 3-30-300 seconden, en dat was nieuw voor mij. Ik heb het even gegoogled, en hier staat het uitgelegd, toegepast op reclame, maar ik zie de gelijkenis met zakelijke teksten helemaal.
  • Over feedback gesproken: hier een mooi en herkenbaar stuk over het geven van feedback op een tekst.
  • Kort nadat ik bij de NACV-meeting had waargenomen dat automatisering en het daarmee samenhangende reductionisme hoogtij vieren aan de universiteit, las ik dit stuk – en ik was het er zeer mee eens. Het gaat erover dat je een scriptie niet kunt ‘vangen’ in een rubric en dat dat maar tot schijnobjectiviteit leidt. En te reductionistisch is ook.
  • Googlend kwam ik een mooie beknopte uitleg tegen van wat de curse of knowledge betekent voor schrijven.
  • Onder collega’s werd een beetje gegniffeld om deze ingezonden brief in Het Parool, waarin een student zijn beklag doet over het ‘niveau Nederlands’ bij zijn studie. Hij blijkt vooral de d’s en de t’s te bedoelen, en die kloppen bij hem zelf wel. Maar verder… een voorbeeld van goede schrijfvaardigheid is dit niet. De zinnen sluiten niet goed aan en rammelen hier en daar, de argumentatie is zwak, sommige verwijzingen vaag – en er komt nooit een d achter een stam. Schrijven is meer dan spellen!
  • Over d’s en t’s gesproken… als ze vragen of je die nog even wilt checken, kom je vaak achter andere, wezenlijke problemen in de tekst. Hoe ga je daarmee om? Confronteren toch maar, ook al dat lastig. Daarover gaat dit Tekstnet-blog. Net als voor de reageerders ook voor mij zeer herkenbaar.
  • Enne – waar doen we het allemaal voor? Nou, slecht schrijven kost miljarden, zo betoogt The Daily Beast. Verspil de lezers tijd toch niet!

Met dank weer aan m’n blogs en Twitter-timeline!


Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

En nou voor het grotere publiek graag!

Louise Cornelis Geplaatst op 11 februari 2020 door LHcornelis11 februari 2020  

Een boek met de titel Stijl, taal en tekst moet ik wel lezen natuurlijk, en al helemaal als ik er zelf in voorkom, nouja, als erin naar mijn proefschrift verwezen wordt. Dat is niet toevallig, want de tweede auteur, Arie Verhagen, was toen mijn begeleider. Met andere woorden: dit boek is dicht bij huis, al noem ik mijn tijd in het wetenschappelijk onderzoek wel mijn vorige leven.

In dat vorige leven deed ik ook aan ‘stilistiek op taalkundige basis’ – de ondertitel van het boek, en sinds ik dat niet meer doe, heb ik Arie en co-auteur Nienke Stukker nog regelmatig over stijl horen praten. Bovendien ligt dezelfde benadering ten grondslag aan het werk van Maarten van Leeuwen, dat ik hier eerder enthousiast besprak.

Enfin, dat alles om te zeggen dat er voor mij in Stijl, taal en tekst niet veel nieuws stond, maar dat ik het wel met plezier heb gelezen. Dat zat hem er vooral in dat ik het fijn vond om deze benadering van stijl zo eens allemaal rustig en compleet op een rijtje te zien. Dat verdient een breder publiek dan alleen de wetenschappers voor wie dit boek is.

In de benadering van stijl volgens dit boek is construal het centrale begrip. Dat wil zeggen dat er in alle talige communicatie sprake is van enerzijds een object waarover de uiting gaat, en anderzijds van een bepaalde verhouding van de spreker/schrijver ten opzichte van dat object, en daarin speelt de luisteraar/lezer ook een grote rol, want de spreker veronderstelt met hem of haar gedeelde kennis die ten grondslag ligt aan de talige keuzes. Dat heet wel het triadische model van communicatie.

Het voorbeeld in het boek (p. 26) illustreert het: je kunt hetzelfde fenomeen aan de nachtelijke hemel op drie manieren benoemen:

  • die lichtpuntjes daar in de lucht
  • dat groepjes sterren
  • dat sterrenbeeld

Drie manieren om het over hetzelfde object te hebben, maar ze verschillen. De eerste legt meer de nadruk op de losse elementen, de tweede en derde op de verzameling, en de derde veronderstelt bepaalde voorkennnis en is bijvoorbeeld mogelijk een opstapje naar astrologie. Dat is een verschil in construal.

Mijn eigen onderzoek duikt ook op in deze context, want ja, het verschil tussen actieve en passieve zinnen is zeker ook een verschil in construal: veroorzaker centraal (actief – ‘de voorzitter opent de vergadering’) of juist niet (‘de vergadering wordt geopend’).

De auteurs stellen stijl gelijk aan die construal. Dat is een oplossing van de ’tweestrijd’ in de stilistiek, namelijk of een andere vorm ook altijd een andere inhoud impliceert. Zo ja, dan kun je niet zinvol over stijl praten, want dan gaat het eigenlijk over inhoud. Zo nee, hoe bepaal je dan die ‘vaste’ inhoud waarvan de vorm kan fluctueren?

Helemaal bevredigend vind ik (en ik niet alleen, zie hier) de oplossing niet, omdat je construal niet netjes van inhoud (dat object) kunt afbakenen. Maar er is wel mee te werken.

Hoe het werkt, zo’n stijlananalyse, daarvoor verwijs ik naar mijn eerdere blogpost over Maarten van Leeuwens onderzoek naar speeches van Wilders, Pechtold en Vogelaar. Het komt erop neer dat de onderzoeker oordelen over de stijl op het macro-niveau van de tekst als geheel (‘wollig’) relateert aan talige verschijnselen op het microniveau van de zinsbouw en woordkeuze, daarbij gebruikmakend van een checklist.

Die methode is ook niet oncontroversieel: ze wordt buiten Leiden (de bakermat van dit type onderzoek; Verhagen is daar emeritus hoogleraar) bekritiseerd omdat er een zekere mate van circulariteit in de redenering zit en ze makkelijk leidt tot confirmation bias.

Desalniettemin: ze werkt wel, die methode. Dat laat het boek ook wel zien.

Bovendien is dat triadische model van communicatie buitengewoon relevant voor mijn praktijk. Hét grote schrijfprobleem van specialisten is dat ze de gedeelte voorkennis met de lezer verkeerd inschatten, als gevolg van de curse of knowledge. En dat heeft inderdaad onder andere stilistische consequenties. Die je niet simpelweg oplost met wat prutsen aan zinnen. Al mijn zakelijke schrijvers kunnen passieve zinnen actief maken. Maar die triade, daar hebben ze vaak onvoldoende besef van. Omdat voor hen naast ‘foutloos’ schrijven alleen gaat om ‘inhoud’ – alleen het object dus.

Daarom zou het leuk zijn als er op basis van dit boek iets zou komen dat toegankelijk is voor geïnteresseerde leken en/of voor de beroepspraktijk. Hopelijk gaat dat er ooit komen.

Geplaatst in Leestips, schrijftips | Geef een reactie

Twee soorten waarom

Louise Cornelis Geplaatst op 10 februari 2020 door LHcornelis10 februari 2020  

Er zijn twee soorten ‘waarom’ – ik wilde daar al langer eens over bloggen toen ik gister deze tweet + retweet zag waarmee ik het goed kan uitleggen:

Beide tweets gaan in op de vraag ‘waarom storm Ciara?’. Het eerste antwoord (van Shabir) bevindt zich in het domein van de zin- en betekenisgeving (vaak, maar niet per se, religieus); het tweede, van Max, in dat van de natuurwetenschappelijke mechanismen.

Met waarom kun je beide domeinen bevragen, al is voor dat mechanische mogelijk waardoor de betere vraag – in de tweet staat niet voor niets doordat en niet omdat. Nederlands maakt in de taal wel een verschil tussen de twee domeinen, maar niet heel strak: waarom en omdat kunnen in allebei.

Filosofisch en theologisch relevant is overigens dat je iemand die redeneert in het redengevende domein niet met argumenten uit het mechanische kunt overtuigen – je praat dan langs elkaar heen. Bovendien kun je niet vanuit het mechanische het al dan niet bestaan van God aantonen, want dat vraagstuk bevindt zich in het andere domein. Althans, voor iedereen met een beetje moderne en volwassen geloofsopvatting.

Ik heb zelf het onderscheid geleerd aan de hand van ziekte als voorbeeld. Als iemand vraagt ‘waarom heb ik griep?’ kun je antwoorden met een verhandeling over virussen, weerstand en immuniteit. Maar daarmee geef je dus geen antwoord op de vraag wat die ziekte voor iemand betekent – de zin ervan. Dat kunnen van die dingen zijn als ‘straf van God’ tot ‘het werd kennelijk tijd dat ik eens even rust nam’.

In het piramideprincipe speelt het verschil maar zelden een rol. Ik heb een enkele keer wel ‘leerders’ gehad die de waarom-vraag te filosofisch gingen beantwoorden – die verstonden hem als zingevingsvraag dus. Meestal zijn de waaroms in het piramideprincipe echter mechanistisch, al wil dat niet zeggen dat een puur mechanistische verklaring tot een overtuigende structuur leidt.

Laatst zag ik bijvoorbeeld een hoofdboodschap die een probleem omschreef: vertraging bij een project. Vraag: waarom is het project vertraagd? Dan kun je mechanistisch gaan kijken naar wat er waar en wanneer hoe veel te lang is blijven liggen. Maar dat zegt nog niks: het is eigenlijk alleen een gedetailleerdere beschrijving van het probleem. Ik moest wat dieper graven, en toen bleken onhandige aannames bij de start van het project de onderliggende reden te zijn. Dat deed het ‘m wel in de piramide, maar is toch ook meer oorzaak dan reden (waardoor?).

Bij een adviserende hoofdboodschap heb je geen verklarende mechanismen, want je kijkt in de toekomst. Maar de basis van de argumentatie is vaak wel mechanistisch, althans, dat geldt voor de voorbeelden die me te binnen schieten, zoals argumentatie op basis van gelijkenis (‘best practice’) of van calculaties (besparingen x, y en z leveren samen het totaal op – overigens geen bevredigende structuur, vind ik, want meer rekensom dan verhaal).

Ik ga de komende tijd eens opletten of ik echte redengevende waarom’s tegenkom in het werken met het piramideprincipe!

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Dwarsverbanden bij de NACV

Louise Cornelis Geplaatst op 21 januari 2020 door LHcornelis21 januari 2020  

Het was alweer een paar jaar geleden – te veel jaren, zo concludeerde ik vrijdag: dat ik naar de NACV-expertmeeting was geweest. Ik vond het eerder altijd de moeite waard, en vrijdag ook, dus toch echt mijn agenda voor vrijhouden. Het zijn jaarlijkse bijeenkomsten voor docenten schrijf- en spreekvaardigheid in het hoger onderwijs. Dat ben ik zelf zo af en toe ook, maar bovendien geef ik natuurlijk ook aan hogeropgeleiden schrijfonderwijs, dus zijn er sowieso dwarsverbanden.

DwarsverbandEN, ja, want het is mij niet gelukt één hoofdconclusie te trekken uit wat ik vrijdag hoorde. Dus hier komt een waslijst, gericht op schrijven, en gedestilleerd uit de sessies van Fieke van der Gucht, Wilma van der Westen, Carel Jansen, Renske Bouwer, Janneke van der Loo, Caro Struijke en Myrte van Hilten en de plenaire sessie van Stan van Ginkel (de andere plenaire sessie, van Miles Wischnewski, was erg vermakelijk maar leverde niks op voor deze lijst):

  • Er waren veel verschillende werkvormen, dus veel alternatieven voor het praatje van 20 minuten met vragen na. We moesten soms echt wat dóen, wat ik erg leuk vond. Het zorgt in elk geval voor veel dynamiek!
  • Opvallend is de sterke opmars van de technologie: in heel veel praatjes ging het over digitale schrijfcentra en virtual reality. Iets te veel, wat mij betreft; ik miste de ‘ouderwetse’ didactiek en wat een computer kan nagaan is toch altijd reductionistisch en analytisch.
  • Mijn indruk: op hogescholen lijkt het besef inmiddels alomtegenwoordig dat de praktijk andere eisen stelt aan schrijven dan het hoger onderwijs; op de universiteiten is dat er nog veel minder. Het is daar bijvoorbeeld nogal vanzelfsprekend dat je schrijft om te tonen wat je geleerd hebt of hoe het proces verliep. Dát leren studenten.
  • Eén spreker zei letterlijk dat schrijven = conventies leren. Toen dacht ik: aha, vandaar dat er rond schrijven voor veel hogeropgeleiden zo’n sfeertje hangt van ‘zo hoort het’. Een conservatieve houding zit als het ware in de bezigheid ingebakken. Ze zei dat bij het topic ‘hedging’ waar studenten leren om voorzichtig en met disclaimers te formuleren – wat ze soms dus later niet meer willen laten.
  • Een andere spreker zei dat door de informalisering van de gewone taal de academische taal steeds verder weg staat van de studenten. Ze zei dat met als strekking: dus moeten studenten harder hun best doen om die ‘ver weg’ taal aan te leren. Ik dacht: je kan dat ook omkeren – wat als academisch schrijven ‘gewoner’ zou mogen?
  • Het blijft leuk en vaak ook leerzaam om, als de inhoud me niet zo boeit, na te gaan hoe de spreker het doet en wat voor effect dat heeft op mij. Belangrijkste wat ik daarvan meeneem is dat timemanagement er echt toe doet. In één sessie moesten groepjes terugrapporteren en het eerste groepje nam meteen zo veel tijd dat er voor ons, het derde van vier, amper meer tijd was, laat staan voor het vierde. Ook in de kleine groepjes namen sommigen uitgebreid de tijd – ik praatte met iemand na die de indruk had dat enkele collega’s nogal ‘omhoog’ zaten met hun verhaal en het dus graag spuiden.
  • Fictieve cases zijn demotiverend; studenten doen beter hun best op ‘echte’ dingen, zoals hun eigen stageverslag. In die echte dingen komt er een boel bij, zoals ethische en strategische en morele kwesties. Daar wordt schrijven een stuk complexer van.
  • Over motivatie gesproken: docenten klagen steen en been over het gebrek eraan bij hun studenten, dat viel me echt op. Woorden als sceptisch en cynisch over communicatieve vaardigheden zijn ook gevallen. Maar ze bakken er niks van en vinden alles al gauw te moeilijk en te theoretisch. En, o, die vermaledijde telefoon….
  • Klassieke retorica is nog steeds erg relevant en de moeite waard en verdient dus een plek in het onderwijs. De spreker illustreerde dat met indrukwekkende filmpjes van enerzijds Tutu en anderzijds Goebbels.
  • Er is een proefschrift over wat voor eisen de praktijk stelt aan het schrijven van accountants en adviseurs, dat klonk super interessant, en het verbaasde me dat ik het verschijnen daarvan gemist had. Ik kon het gelukkig wel online vinden, dus ik kom er later op dit blog op terug.
  • Ik weet eindelijk wat ‘flipping the classroom’ is: omdraaien van wat je in de klas doet en thuis. En ‘comparative judgment’ is het jargonwoord voor teksten met elkaar vergelijken als vorm van feedback.

Het was ook erg leuk om een aantal oude bekenden weer eens te zien! Tot volgend jaar!

Geplaatst in Leestips, Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Ik duik op in onbegrijpelijke zin

Louise Cornelis Geplaatst op 3 januari 2020 door LHcornelis2 januari 2020  

We hadden het zelf niet eens gezien, mijn man en ik, maar we werden erop geattendeerd: dat we genoemd werden in de NRC van 28/29 december, in het stukje ‘inbox van de redactie’ in Opinie, p. O2. En daardoor zag ik misschien wel de meest onbegrijpelijke zin van het voorbije jaar:

Ja, ‘liefde is een werkwoord’ voor deze briefschrijvers – “eens per week samen aan tafel, eens per maand samen een dagje weg, eens per kwartaal samen een nachtje weg” (Ingrid Nagel), en zelfs een brief aan NRC schrijven valt eronder, zie het excelsheet met hun “balanstips” dat Louise Cornelis en Henk Vermaas stuurden.

De NRC had opgeroepen op te schrijven hoe je je relatie goed houdt, ter bestrijding van de jaarlijkse echtscheidingspiek na de feestdagen. Wij hadden het daar net over gehad, en de uitkomst daarvan heb ik in een paar minuutjes in een Powerpoint-matrix (niet Excel dus) opgeschreven en ingestuurd.

Maar onze bijdrage heeft de krant niet gehaald – daarover hadden we ook al bericht gehad. Geen probleem natuurlijk, maar het maakt deze zin voor alle andere NRC-lezers totaal onbegrijpelijk.

En zelfs ik snap hem niet. Balanstips? Het was een matrix met vier cellen van bezigheden (alleen/samen, actief/passief) waarvan voor onze relatie belangrijk is het in balans houden van die vier categorieën activiteiten. Het lijkt er bovendien in de zin op dat wij ‘het schrijven van een brief aan de NRC’ als ’tip’ zouden geven voor het goedhouden van een relatie, maar dat is echt niet zo. Maar goed, dat weet verder niemand.

Los daarvan is de zin ook ingewikkeld natuurlijk: lang, grammaticaal complex, met drie dingen tussen twee soorten aanhalingstekens, iets tussen haakjes en ook nog een gedachtestreepje.

Nou goed, ik heb hier wel vaker over bloopers in de NRC gezegd dat ik het de journalistiek graag vergeef: dat is haastwerk. Daarom kan ik om deze zin vooral lachen: ik vind het grappig om zelf op te duiken in een onbegrijpelijke zin.

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Structuur komt niet vanzelf

Louise Cornelis Geplaatst op 30 december 2019 door LHcornelis8 januari 2020  

Op p. 99 van Het nieuwe schrijven staat:

Eerst de inhoud, dan komt de structuur (bijna) vanzelf.

Niet is minder waar, en dat laat dit boek zelf treffend zien. Het is een van de slechtst gestructureerde boeken die ik ooit heb gezien, en dat voor een schrijfboek…

Nouja, er zit structuur in het boek. Maar zo onlogisch dat ik er echt de ballen van snap en dat dat ook mijn lezen en mijn begrip van de inhoud hindert, omdat ik zo veel moet zitten raden, met wisselend succes.

Er zijn problemen op elk niveau van de tekst. Ik geef er hieronder de meest treffende voorbeelden van, van hoog naar laag. Daaronder speculeer ik een beetje over hoe het zo mis kon gaan.

Hoofdboodschap en rode draad: De ondertitel van het boek is ‘aantrekkenlijk-overtuigend-duidelijk-correct’. Een vierdeling. Die zou ik dan verwachten als rode draad van de structuur. Het boek heeft inderdaad vier hoofdstukken, maar die vier trefwoorden zijn twee-aan-twee samengenomen in de eerste twee, en daarna volgt nog een hoofdstuk ‘Niet zo maar zo’ (formuleringsalternatieven) en een woordenlijst (van rijp en groen door elkaar).
Het eerste hoofdstuk, ‘Aantrekkelijk en overtuigend’, is maar 16 pagina’s; het tweede, ‘Duidelijk en correct’ 155, een frappante disbalans, die ik ook niet kan rijmen met de boodschap dat het nieuwe schrijven bepaald wordt door samenwerking tussen de linker (overtuigend) en rechter (aantrekkelijk) hersenhelft. Zoiets staat tenminste op p. 21: ‘Het nieuwe schrijven is een oproep om levendig, beeldend en energiek te schrijven’. Maar daar gaat het dus nauwelijks over. Nouja, keer op keer dat je de lijdende vorm en de naamwoordstijl enzo moet vermijden, maar daar is niets nieuws aan.

Hoofdstuk-paragrafen: Hoofdstuk 2, ‘duidelijk en correct’, bestaat uit drie onderdelen (B, C en D; A zit in hoofdstuk 1, vind ik ook niet heel handig ten opzichte van die eerdere vierdeling, want deze letters zijn dus weer een andere). De paragrafen hebben geen eigen titels en er is ook geen aankondiging ervan. Dus moet ik zelf op zoek naar de logica achter de indeling. C doorzie ik snel: dat zijn allemaal genres, 24 in totaal. Wat B is, meen ik te begrijpen als algemene schrijfprincipes, dus genre-overstijgend, want dat gaat onder andere over spelling en structuur. Wat D is, weet ik niet. Dat deel is kort en heeft maar twee subparagrafen, ‘Briefing’ en ‘(Eind)redactie en Baas over Jouw Tekst’. Als dat procesdingen zijn, ontbreekt er toch het een en ander, lijkt me. (Nouja, ontbreken doet er wel meer: advies- en beleidsrapporten bijvoorbeeld, tussen de 24 genres.)

Paragrafen-subparagrafen: Dat deel C over genres, dat is in tweeën verdeeld, C1 en C2. C2 zijn 5 genres, en die zijn allemaal digitaal. Maar C1 zijn niet alleen maar papieren genres, want daar staan ook bijvoorbeeld e-mail en online nieuwsbrief in. Sterker nog, iets digitaal nieuwsbrief-achtigs zou kunnen staan in C1.7 ‘Brief, mailing en sollicitatiebrief’, C1.8 ‘E-mail’, C1.13 ‘(Online en offline) Nieuwsbrief’ en C2.4 ‘E-mailings en online nieuwsbrieven’. Hoe veel overlap wil je hebben?

Binnen de paragraaf: De paragraaf over structuur, B1.8, had natuurlijk mijn speciale interesse. Na een inleidende pagina staat er een kopje ‘Je lezer en jezelf helpen in 7 stappen’. Eronder staan drie stappen aangekondigd, en die zijn inderdaad structuurgerelateerd. Na die drie stappen gaat de tekst echter naadloos verder met de andere vier, en die hebben niet veel te maken met structuur, althans, ik zie het niet. Ze slaan wel allemaal op één casus, daarvan ongeveer (maar niet helemaal) het hele schrijfproces. Is dat dan hoe je structuur uitwerkt? Nou goed, voordeel van de twijfel. Maar in de paragraaf over spelling (B1.1) gaat het ook doodleuk over leestekens en grammaticale kwesties als hun/hen en dan twijfel ik toch echt niet meer.

Op het laagste niveau in de tekst: Op het niveau van alinea’s en opsommingen gaat het met de structuur nog het beste – niet alle opsommingen zijn even strak, maar ik vind ze wel acceptabel. Enige uitglijder zijn de drie tabellen op p. 13-15, waarvan alleen de kolommen betekenisvol zijn. De rijen betekenen niets, althans, weer niet iets dat ik kan snappen of wat er staat. Dan zouden het dus geen tabellen moeten zijn, maar opsommingen, wat ook te zien is aan de lege kolommen erin.

* * *

Tsja, als je gelooft dat structuur (bijna) vanzelf komt, dan krijg je dus dit. De logica zit mogelijk wel in het hoofd van de schrijver, maar zo logisch zijn particuliere associaties niet, en de verbanden zijn bovendien niet op papier terechtgekomen en dus niet zichtbaar – een herkenbaar probleem. Inderdaad, deze structuur kwam voor de schrijver (bijna) vanzelf. Maar zo makkelijk is structureren voor een lezer niet.

Dan denk ik: daar had toch iemand deze schrijver voor moeten behoeden? Daar zijn – bijvoorbeeld – redacteurs toch voor? Dus ik ben even gaan zoeken en toen vond ik dat de schrijver, Dolf Weverink, ook de uitgever is. Mogelijk was hij schrijver, redacteur en uitgever in één.

Als dit dan het resultaat is, trek ik drie conclusies:

  • Een kritische tegenlezer is superbelangrijk.
  • Ja, ook ik vind dat de rechter hersenhelft bij zakelijk schrijven ondergewaardeerd is. Maar vlak die linker hersenhelft toch maar niet uit.
  • Jammer. Ik was wel benieuwd naar dat nieuwe schrijven.
Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Co-productie over niet

Louise Cornelis Geplaatst op 23 december 2019 door LHcornelis23 december 2019  

Vandaag een co-productie met m’n andere weblog. Ik heb namelijk recentelijk op sportgebied maar weer eens ervaren dat het niet helpt om iemand iets aan te raden iets niet te doen.

Het is een bekende: dat iets ontkennen de gedachte eraan oproept. ‘Denk niet aan een roze olifant’ – zit er zomaar zo’n olifant in je hoofd. Ook mijn schrijvende adviseurs zeg ik liever te formuleren wat hun lezers wél moeten doen, in plaats van wat ze moeten laten, vermijden of niet doen. Want het is lang niet altijd vanzelfsprekend wat je wél zou moeten als je iets anders níet doet.

Waarvan acte. Ik ben bezig met een borstcrawlcursus voor gevorderden. Ik wist van mezelf dat een van de dingen die ik al jaren verkeerd doe was dat ik mijn hoofd optil om adem te halen. Zoiets, nouja, dit is zelfs wat extreem, het kan ook met m’n mond dichter bij het water. Maar het belangrijkste probleem is dat dan nog m’n kruin veel hoger ligt:

Ik wist dus ook dat ik erop moest letten dat ‘niet’ te doen, maar dat had al die jaren geen enkel effect. Sterker nog: als ik het ‘niet’ deed, kreeg ik water in plaats van lucht binnen omdat ik dan met m’n mond niet boven het water uitkwam. Geen lucht krijgen is een methode om het snel weer ‘wel’ te gaan doen. Al jaren op dit technische puntje geen progressie dus.

Tijdens de eerste les van de huidige cursus stond dit punt meteen op de agenda. Voor het eerst leerde ik wat wél te doen: contact houden tussen hoofd en schouder/arm, en om dan bij de lucht te kunnen, moet ik wel verder door-roteren, dus meer op mijn zij draaien.

Dat waren twee dingen waar ik op kon oefenen: lastige oefeningen zijdelings zwemmen met mijn hoofd op mijn schouder en die ene arm recht vooruit, en zwemmen met veel kantelen, van de ene zij op de andere. Ik ben daar gezwind mee aan de slag gegaan, onder andere tijdens de dagelijkse duik in zee op Sint Maarten.

En passant werd ik ook nog een tweezijdige ademhaler, want aan mijn niet-voorkeurskant bleek ik het al goed te doen. Dat was ook nog iets wat ik wél kon doen: naar links (voorkeurskant) op dezelfde manier ademhalen als naar rechts. Naar rechts voelde altijd gek, vandaar dat ik dat vermeed. Maar dat was dus onterecht. Gek was goed.

Wat met ‘niet’ niet lukte, lukte nu in een week of twee: ik til mijn hoofd ‘niet’ meer op . Dat was echt wel even lastig, voor mijn gevoel moest ik opnieuw leren zwemmen en ik rommel nog steeds een beetje met mijn ademhaling. Dat gaat hopelijk nog verder wennen en dan mooie resultaten opleveren.

Voor het schrijfadvieswerk leer ik er vooral van dat niet niet werkt, en wel wel.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Lovende woorden voor de BIT-rapporten

Louise Cornelis Geplaatst op 20 december 2019 door LHcornelis20 december 2019  

Ik heb op dit blog niet zo heel vaak over wat ik precies doe voor welke opdrachtgevers, maar vandaag doe ik dat wel. Omdat een vakgenoot erover schreef, en ik dat stuk als groot compliment heb ervaren voor mijzelf, voor mijn twee collega-schrijfbegeleiders Roy en Lyanne, én voor de schrijvers om wie het gaat: die van het Bureau ICT-Toetsing (BIT)

De rapporten van het BIT waren een tijdje geleden in het nieuws, en dat heb ik met veel interesse gevolgd. Helemaal toen zelfs de Minister-President er iets over zei, na 9’45 in het filmpje van zijn wekelijkse persconferentie, uitgeschreven:

BORGMAN
Want erkent u ook het belang van dat bureau?
RUTTE
Zeer, kijk maar naar – stond ook dacht ik in datzelfde krantenartikel – met welke lompe bewoordingen zij hun adviezen naar buiten brengen. En dat is heel dienstig, die lompe bewoordingen, er wordt niks toegedekt. Het is allemaal heel stevig en dat leidt ook in een aantal gevallen tot bijsturing en zelfs ook stopzetten van grote projecten. Dus ik heb de indruk dat het BIT echt doet waarvoor het bedoeld is.
BORGMAN
U zegt ‘lomp’, je kunt ook zeggen ‘helder’. 
RUTTE
Dat bedoel ik. ‘Lomp’ was hier niet slecht bedoeld, ik vind ‘lomp’ goed, ben VVD’er. Ja.

Bij de totstandkoming van de ‘lompe’, onee, ‘heldere’ rapporten help ik mee, maar het is natuurlijk vooral het BIT zelf dat zo wil schrijven. Wat mij betreft verdient dat navolging!

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • ‘Vermijd contact’ – waarschuwing of gebruiksaanwijzing?
  • Hoe schrijf je een goede songtitel?
  • Uit de Microsoft-cloud
  • Druk met schrijven met AI
  • Welweg?

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (316)
  • Opvallend (544)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (888)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • juni 2025
  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑