Afgelopen woensdag stond bij Tekstanalyse het verschil tussen genre en register centraal. We gebruiken het boek van Biber & Conrad: Register, Genre, and Style. Dat heeft eigenlijk niet zo’n goede titel, want het gaat niet echt over stijl en ook niet veel over genre – hun doel is registeranalyse. Hun definities van die drie termen zijn dan ook gericht op hun vorm daarvan. Dat is hun goed recht en het boek is goed: het heeft aanzien.
De definities van register en genre zijn echter wel een beetje vreemd. Er vallen als het ware twee gaten in, en dat vind ik een conceptueel probleem (zouden ze moeten uitleggen, vind ik) en juist die gaten, zo realiseerde ik me in de aanloop naar het college, spelen een grote rol in mijn advies- en trainingswerk.
Register en genre zijn allebei perspectieven op soorten tekst, dus manieren om teksten te groeperen en die groepen van elkaar te onderscheiden.
- Bij genre kijk je dan naar wat conventioneel bepaald is, en één voorkomen is dan al genoeg. Bijvoorbeeld: als er hoogachtend in een tekst staat, weet je dat het een brief is. Vormgeving is ook zo’n conventioneel bepaald iets. En tekststructuur: een tekst heeft een voor het genre kenmerkende opbouw. Aldus Biber & Conrad.
- Bij register kijk je naar wat functioneel bepaald is, en gaat het om meerdere voorkomens, vooral van woorden. Dus een bepaalde woordsoort komt veel voor in een tekst omdat die past bij de communicatieve rol van die tekst. In een recept vind je veel gebiedende wijzen, in een review van een restaurant veel voornaamwoorden van de eerste persoon (ik, wij).
Genre en register zijn zo op twee dimensies van elkaar te onderscheiden. Maar wat met conventioneel bepaald en meerdere voorkomens, of met functioneel bepaald en maar één voorkomen? Dat bestaat niet, of althans: Biber & Conrad zeggen er niks over.
In mijn werk gaat het daar echter juist heel vaak over. De structuur van een adviesrapport is juist – als het goed is – functioneel bepaald: een structuur volgens het piramideprincipe is juist lezergericht, meer dan de door de conventie bepaalde methodologische opbouw. En schrijftaalconventies leiden tot meerdere voorkomens in de tekst van woorden als tevens en derhalve, abstracties, -tal achter een getal, lijdende vormen, en noem maar op – die juist niet functioneel zijn. Althans, misschien zijn ze op een bepaalde manier functioneel voor de schrijver om een beeld van zichzelf mee te geven, maar zeker niet optimaal in het licht van het communicatieve doel van de tekst. Anders gezegd: een boel formuleringskeuzes zijn conventioneel bepaald, niet functioneel.
Ik leer adviseurs juist functioneel te denken: lezergericht. In plaats van conventies te volgen. Ik zou ook graag willen dat studenten conventies durven te bevragen, ik schreef daar vorige week nog over. De rode draad voor mij op dit moment is dan ook: de wetenschap neemt conventies als iets te vanzelfsprekend.



Tot slot nog: in de vragen en reacties vielen me twee thema’s op die kennelijk spelen: de angst voor ChatGPT en het dilemma voor docenten in het hoger onderwijs van al dan niet aandacht besteden aan spelling en andere lagere-orde-vaardigheden. Dat zou niet meer moeten hoeven, maar het is toch nodig, en hoe geef je dat een goede plek?