Over weefsel, 150 en een popconcert: 3 college-onderwerpen
Ik loop nog steeds een college-verslag achter, dus doe ik er vandaag twee in één, en dat wordt eigenlijk drie in één, want op het vorige college van Tekstanalyse (15 maart) hebben we twee onderwerpen behandeld.
Maar eerst over dat van 8 maart. Toen ging het over hoe samenhang ontstaat in een tekst. Dat is een veelomvattend onderwerp en er maar één college aan besteden is weinig. Ter vergelijking: op andere universiteiten doen ze bij een vak ‘Tekstanalyse’ alleen maar dit onderwerp, met ook nog eens een sterke focus op signaalwoorden. Nou goed, kort maar krachtig dan.
Het boek heeft het over het texture van samenhang; mij leek weefsel daarvan wel een geschikte vertaling. Je kunt met ‘draden’ de verschillende soorten samenhang zichtbaar maken, en zo zie je hoe de tekst samenhangt. Ik heb dat geïllustreerd met het eerste couplet uit ‘mijn’ tekst ‘Into my arms’. Dit is het eindresultaat, dus hier zie je het weefsel:
Het gaat onder andere om het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden van de eerste en tweede persoon, (deels onzichtbare) verwijzingen naar God, andere naar religie verwijzende woorden (kneel down), het betekenisverband tussen interventionist, intervene en de daarop volgende omschrijvingen ervan, en de tegenstellende en ontkennende signaalwoorden aan het begin van de strofen. Het meest bijzondere verband is dat je dus kunt verwijzen naar een God waarvan je zegt dat je er niet in gelooft.
Zulk soort weefsels hebben de studenten in hun eigen te analyseren teksten opgespoord, en daarbij werd voor mij maar weer eens duidelijk hoe gevaarlijk generaliseren is. Ik zei namelijk dat er volgens mij geen teksten denkbaar zijn zonder signaalwoorden – vanwege hun belang voor het verband. Eén van de studenten met een songtekst, Judith, ging meteen bedenkelijk kijken, en ja hoor: in haar tekst zit geen enkel signaalwoord, nouja, één when, maar dat is wel heel licht. Het verband komt tot stand door herhaling, persoonlijke voornaamwoorden en betekenisrelaties.
Vorige week ging het over multimodaliteit: tekst in relatie tot enerzijds beeld en anderzijds muziek. Frappant: de zondag ervoor was ik voor het eerst sinds coronatijd naar een popconcert geweest, en daar kon ik dit beeld maken:
De zanger gebruikte een digitale spiekbrief, een scherm dat daar speciaal voor ontwikkeld is. (Ik kon dat zo goed zien omdat ik helemaal vooraan stond, tegen het podium aan, voor het eerst ooit! Gaaf!)
Over songteksten als zodanig heb ik de vorige keer dat ik er college over gaf uitvoerig geschreven. Nu iets meer over het plaatje – ik ga dat koppelen aan een stukje theorie over multimodaliteit.
Beelden kunnen bij een tekst drie soorten functies hebben:
- ‘ideational’ – visualiseren van het onderwerp. Dat is hier duidelijk het geval: dit is in de eerste plaats een leuke illustratie bij het thema ‘songteksten’.
- ’textual’ – iets duidelijk maken over de organisatie van de tekst. Ik werk daar zelf veel mee in de vorm van structuuraanduiders in Powerpoint. Ik had niet verwacht er veel van aan te treffen in de teksten van de studenten, maar ook daar had ik me op verkeken: Alba werkt met een exemplaar van de Volkskrant-column van Paulien Cornelisse en die heet ‘150 woorden’. Die 150 is gevisualiseerd:
Ook mijn foto zou tekstorganiserend kunnen werken, al is dat een beetje gezocht: het is een beeld van een songtekst en dat waren de twee onderwerpen van college. - ‘interpersonal’ – dan doet de tekst iets tussen schrijver en lezer (vergelijk hoe Paulien Cornelisse je aankijkt). Dat zat er volgens mij niet in, maar later dacht ik: of misschien toch wel. Mijn foto doet ook iets expressiefs, door te zeggen: kijk eens, ik ga naar popconcerten. Ik vind dat zelf best wel bijzonder, als ik door de ogen van de studenten kijk. Maar, zo realiseerde ik me, dat is het eigenlijk niet. Toen ik tweedejaars student was, gingen docenten van 57 niet naar popconcerten – popmuziek was voor jongeren. Dat is veranderd natuurlijk – die lui van Big Country zijn zelf ook al de 60 gepasseerd; mijn leeftijd was denk ik ongeveer het gemiddelde van het publiek. Ergens zit echter nog steeds die oude gedachte in mijn hoofd: dat popmuziek niet voor ouderen is. (Ik hoor het mijn vader nóg zeggen: ‘Later ga je wel van echte muziek houden’). Niets is minder waar. Ik had het drie jaar niet meegemaakt, en ik dacht die zondag meteen: o, dit is zó lekker, dat gevoel van de bas in mijn lijf – dat heb je alleen live 😀
Reacties
Over weefsel, 150 en een popconcert: 3 college-onderwerpen — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>