↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: Piramideprincipe-onderzoek

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Hoofdboodschap voorop is zo veel meer dan een teksttrucje

Louise Cornelis Geplaatst op 23 februari 2024 door LHcornelis26 februari 2025 2

Na de VIOT-conferentie zat ik een beetje te grasduinen op de website van Geerke van der Bruggen en daar vond ik een artikel van iemand die ik ken: Paul van den Hoven, mijn promotor. Het artikel is al uit 2011, maar het was me niet eerder onder ogen gekomen. Misschien omdat het over juridische teksten gaat, en dat is niet specifiek mijn expertise. Paul heb ik ook al in geen jaren gesproken; hij was niet in Enschede. Ik vat het artikel hieronder samen en zal aan het eind vertellen wat ik ervan leerde. In het kort komt dat erop neer dat ik nu nog beter inzie waarom ‘hoofdboodschap voorop’ soms op zo veel weerstand stuit.

Tot mijn verrassing veegt Van den Hoven de vloer aan met het traditionele format van rechterlijke uitspraken, zowel voor wat betreft de stijl (met tussen twee haakjes veel aandacht voor het wegwerken van de verantwoordelijkheid van het besluit door het gebruik van lijdende vormen, waar voor mij een duidelijke link zit naar mijn proefschrift) als voor de volgorde in de tekst. Van den Hoven betoogt dat de opbouw van feiten – overweging – besluit een boel nadelen heeft: het leidt tot herhaling, er zit vaak weinig verband tussen de drie onderdelen zodat het besluit niet grondig is onderbouwd met de argumenten en de feiten, en de volgorde is bepaald niet de optimale voor lezers, zeker niet de leken onder hen.

Die lezers krijgen een verhalend verslag van een fictief besluitvormingsproces voorgelegd, in plaats van dat de beslissing meteen aan het begin staat, gevolgd door de argumenten, rechtsregels en feiten in een goed samenhangend geheel. Daar zouden lezers veel meer baat bij hebben.

Op dat punt in het artikel (p. 506) schreef ik er tijdens het lezen naast: ‘opvallend vernietigend!’ Wat mij namelijk sterk opviel, is hoe negatief Van den Hoven is over het traditionele format – dat in mijn ervaring met hand en tand verdedigd wordt door juristen. Nou is Van den Hoven geen jurist, maar hij is wel een academicus, en die houden natuurlijk ook nogal van de volgorde die geleidelijk opbouwt naar de conclusie. Geïntrigeerd las ik verder.

Inderdaad komt Van den Hoven ook die verdedigende houding tegen. Juridische schrijver zeggen ook tegen hem vaak dat een beslissing-argumentatie-volgorde (‘hoofdboodschap voorop’ dus) partijdigheid suggereert. Bij doorvragen hoezo dat, zeggen ze dat de traditionele volgorde onpartijdigheid suggereert, omdat die het proces van besluitvorming zou reflecteren.

Bovendien doet iedereen het zo: de tekststructuur is sterk door conventies bepaald. Dat is niet toevallig. Achter die conventie schuilt namelijk de modernistische ideologie van juridische besluitvorming: dat het een logisch, deductief proces is, waarbij de persoon van de rechter geen rol speelt. Zet de gegevens en de rechtsregels op een rijtje, en daar rolt dan die ene beslissing uit. Geheel rationeel en objectief. Alsof het de wet zelf is die beslist, in plaats van de persoon van de rechter.

Maar, zo zegt Van den Hoven: dat is een mythe. Rechters geven betekenis; interpretatie, rechtsgevoel, intuïtie en persoonlijk sturen van de rechter spelen daarbij een rol. Een rechterlijke beslissing is mensenwerk, niet een kwestie van het volgen van natuurwetten. Van den Hoven pleit ervoor dat zichtbaarder te maken.

Belangrijk is vooral dat juristen gaan inzien dat ze door vast te houden aan het conventionele format een ideologisch standpunt innemen. In mijn woorden: ‘wij geloven in de modernistische mythe van objectiviteit’. Dat standpunt handhaven vinden ze belangrijker dan het optimaal bedienen van de lezer. Als ze dat inzien, kunnen ze een bewustere keuze gaan maken.

Ik had bij het lezen vlagen van sterke herkenning: wat Van den Hoven schrijft over het schrijven van juristen, herken ik van mijn schrijvende professionals. Hoe vaak heb ik niet tegen adviseurs gezegd dat objectiviteit niet bestaat, en dat ze maar beter kunnen toegeven dat hun eigen interpretatie een rol speelt in het formuleren van het advies; dat adviseren mensenwerk is. En hoe vaak heb ik wel niet gediscussieerd over de waarde van de traditionele, methodologische opbouw van adviesrapporten, namelijk: gelijk aan de standaard-opbouw in de academische wereld. Daarbij heb ik ook vaak gezegd dat ‘hoofdboodschap voorop’ een rapport niet partijdiger of oppervlakkiger of slechter onderbouwd maakt, en dat de conclusies in een traditioneel opgebouwd rapport voor mijn gevoel juist vaak uit de lucht vallen.

Dat de volgorde van het traditionele adviesrapport een geïdealiseerd onderzoeksproces schetst, een mythe dus, dat heb ik volgens mij nooit tegen schrijvende professionals gezegd. Wél tegen studenten, over academisch schrijven. Dat dat het wetenschappelijke spel is: je schrijft het zo op alsof het zo gegaan is, zo hoort dat, en dat maakt het idealiter reproduceerbaar. In elk geval lijkt het erop dat de conclusie noodzakelijk de enige is, en dat iedereen die zo zou trekken. Maar in het echt verloopt een onderzoek veel rommeliger en grilliger en is de persoon van de onderzoeker ook veel meer in het geding, al is het alleen maar omdat die doorlopend keuzes maakt. Misschien moet ik dat eens vaker tegen adviseurs zeggen: het gaat hoe dan ook om je voorstelling van zaken, niet om hoe het ‘echt’ gegaan is.

Als ik Van den Hoven volg gaat het zelfs nog een stap verder. Ook adviseurs kunnen de keuze maken tussen enerzijds optimale lezergerichtheid en anderzijds vasthouden aan de mythe van de neutrale expert die objectief en onafhankelijk tot de enige mogelijk conclusie komt. Die keuze is niet waardevrij: het traditionele, methodologische format houdt een mythe in stand die lezers schaadt.

Dat vond ik een heftig inzicht – zo scherp heb ik het eigenlijk nog nooit iemand horen zeggen. Ik begrijp zo beter waarom ‘hoofdboodschap voorop’ soms op zo veel weerstand stuit.

Het gaat om zo veel meer dan een plekje in een tekst. Als ik ‘hoofdboodschap voorop’ voorstel, kriebel ik aan het geloof in die modernistische mythe. Als dat geloof voor iemand onaantastbaar is, is dat kriebelen moeilijk te verdragen.

Tot slot: anders dan Van den Hoven denk ik dat de keuze tussen ‘hoofdboodschap voorop’ of het traditionele format niet alleen een ideologische keuze is. Ik zie dat als het principiële punt, maar in de praktijk spelen andere zaken ook een rol. Van jonge juristen kun je niet zomaar verlangen de boel om te gooien, zij moeten het spel wel meespelen. En veel lezers kennen de conventie en stemmen hun leesgedrag erop af – wat ook bleek uit mijn onderzoek: hoofdboodschap voorop is verwarrend voor lezers die het piramideprincipe niet kennen. Dat maakt het wat minder zwart-wit.

Desalniettemin blijf ik schrijvende professionals kriebelen. En ik blijf nieuwe opdrachtgevers ook vertellen dat ze gaan schrijven met het piramideprincipe niet moeten onderschatten, dat het niet iets is wat je in een middagje leert, en dat het soms weerstand oproept. Waarom dat laatste zo is, begrijp ik dankzij mijn promotor nu beter.

 

Geplaatst in Leestips, Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | 2 reacties

VIOT was weer de moeite waard

Louise Cornelis Geplaatst op 31 januari 2024 door LHcornelis31 januari 2024 4

Het VIOT-congres, de grote Nederlands-Vlaamse conferentie op mijn vakgebied is eens in de drie jaar, maar drie jaar geleden kon die niet doorgaan vanwege corona, zes jaar geleden was ik in Nieuw-Zeeland en zo was het voor mij ineens negen jaar (en een maand) geleden. Vandaar dat ik uitkeek naar mijn tripje naar Enschede vorige week. Sommige vakgenoten was ik elders nog wel eens tegen het lijf gelopen, maar anderen had ik echt negen jaar niet gezien, en alleen al dat maakte het leuk. De tijd om bij te praten leek zelfs te kort, zeker omdat ik af en toe mijn eigen gang ben gegaan tussendoor, vooral uit beweeg-behoefte, en ook dat (zwemmen, hardlopen) was prettig. Hieronder een verslag van de rest, en op sommige aspecten daarin kom ik vast later nog eens terug ook, dus het was weer de moeite waard!

Dat het leuk was, was belangrijk, want als ik het puur zakelijk bekijk (wat ik niet doe, en wat niet hoeft), zou ik wel twijfelen of de investering rendeert. Die is behoorlijk, met inschrijfgeld, de verblijfkosten en de treinreis. Verdien ik dat terug? Ik keek wat bedenkelijk toen ik het programma voor het eerst zag: zakelijk schrijven en lezen is ‘uit’, het onderwijs is terug van weggeweest. Het is me al vaker opgevallen hoe zeer de wetenschap aan trends onderhevig is, en de huidige trend is nogal ver af van mijn eigen werk. Dat vind ik een beetje jammer, maar ik kan dat ook relativeren: als ik de afweging moet maken tussen het belang van hoog-opgeleide professionals en slecht lezende 15-jarigen, dan weet ik het ook wel. De vertaalslag maak ik bovendien zelf wel. En dat terugverdienen, dat is niet heel belangrijk – inspiratie is me ook veel waard.

De trend betekende echter wel dat er maar één presentatie een direct raakvlak had met mijn werk. Op vrijdagochtend vertelde Geerke van der Bruggen over onderzoek naar de begrijpelijkheid van rechterlijke uitspraken. Eén van de variabelen in haar onderzoek is de plek van de hoofdboodschap (mijn woord): voorop of achteraan. Ze had daarover geen eenduidige resultaten te melden (helaas), wel een intrigerend, maar ook niet eenduidig, gender-effect. Dat zette mij aan het denken, maar dat was wel speculatief – ik kom er nog een keer op terug hier, en wie weet ook nog met haar, dat zou ik wel waarderen.

Beperking op het onderzoek lijkt me wel dat het niet tot panklare schrijfadviezen kan leiden. Het gaat alleen om begrip van het brede publiek kijkt, en niet het effect op meer gespecialiseerde en dichter betrokken lezers. In de praktijk hebben schrijvers te maken met een spanningsveld tussen die diverse lezersgroepen. Voor die verschillende lezersgroepen had Van der Bruggen wel een mooi model met cirkels dat ik vast wel eens ga ontlenen.

Twee andere sessies hadden een inspirerend indirect raakvlak:

  • Op donderdagochtend ging de ‘keynotepresentatie’ over de grote taalmodellen van AI, zoals ChatGPT en aanverwanten. Ik verdiep me daar al een tijdje in, vooral om antwoord kunnen geven op de vraag die ik al een paar keer gesteld heb gekregen: ‘waarom zouden we nog zelf moeten leren schrijven, dat kan AI toch overnemen?’ Willem Zuidema en Katrin Schulz hielpen me weer een stapje verder bij het formuleren van mijn antwoord daarop, en ze deden dat ook nog met voortreffelijke visueel materiaal, het beste van de drie dagen. De drie belangrijkste bouwstenen die ze aandroegen waren:
    • Het toeschrijven van intelligentie en creativiteit aan ChatGPT is eigenlijk projectie (mijn woord): we zien als output een voor ons betekenisvolle tekst en die kennen we alleen maar als afkomstig van andere intelligente wezens, vandaar dat we denken dat AI intelligent en creatief is, net zoals wij. Maar dat is niet zo: het is een ‘stochastic parrot’ die op basis van triljoenen woorden voorspellingen doet.
    • De soms rare en discriminerende output van grote tekstmodellen is niet zomaar een nog te fixen probleempje, het zit dieper dan dat: in de input, in de algoritmes en in het model. Bias en ‘hallucineren’ zit zodoende ingebakken; AI vergroot de bias die in onze maatschappij toch al aanwezig is. Een al te blind vertrouwen in technologie is daarom een ‘dode hoek’, het is zaak om zelf controle te houden.
    • Aan de ethische problemen van het gebruik van AI die ik al kende, kon ik er nog een toevoegen: in lage-lonenlanden zitten mensen voor een habbekrats handmatig de ’toxic content’ uit de output te filteren. Zodat onze intellectuele productiviteit groter wordt, want dat is de stap vooruit van AI. Maar dat komt dus met een prijs.
  • Op donderdag aan het eind van de middag was er een panel van maar liefst anderhalf uur over tekstanalyse, aan de hand van een nieuwe editie van een toonaangevend boek daarover (dat ik overigens zelf niet gebruik). De zes methoden in dat boek werden ultrakort gepresenteerd door de auteurs van de hoofdstukken erover, en daarna hebben we met z’n allen gekeken naar een voorbeeldtekst, een Volkskrant-column. We mochten die behandelen alsof we redacteur waren en de auteur feedback gaven, en de panelleden plaatsten onze reacties in het kader van die zes methoden. Ik vond dat erg leuk om te doen, en dat zat hem er vooral in dat ik het als bevestiging ervoer om te ervaren dat mijn vakgenoten tot overeenkomstige conclusies kwamen. Hun opmerkingen en ook dat kaderen binnen het boek zetten hier en daar ook nog een stapje verder. Ik kijk natuurlijk vaak als enige ‘deskundige’ naar een tekst, en als ik dat samen doe, is het vaak met dezelfde collega’s. Het was een feest om dat eens met zo’n twintig anderen te doen. Sowieso fijn dat er op de conferentie andere en actievere werkvormen waren dan de standaard-onderzoekspresentatie.

Van de presentaties over onderwijs in lezen en schrijven heb ik nog meegenomen dat:

  • ‘graphic organizers’ voor tekststructuur werken (Bogaerds e.a. – ‘piramides tekenen!’ dacht ik dus)
  • het oprukken van sociale media de leesvaardigheid op nationaal niveau beïnvloedt: als een land massaal online gaat chatten, daalt in dat land de PISA-leesvaardigheid, maar dat is wel deels een tijdelijk effect (Luyten – die het effect van het slechte Nederlandse onderwijs op die recente lage scores dus relativeerde)
  • een ‘leesklimaat’ de individuele leesvaardigheid positief beïnvloedt (Wyns)
  • een andere beperking op schrijven met AI is dat het dan alleen lijkt te gaan om het resultaat van het schrijven, niet om het denk- en schrijfproces (Hof)
  • je om met ChatGPT en aanverwanten te schrijven eigenlijk méér moet kunnen dan wanneer je zelf schrijft, want je moet de output kunnen beoordelen (discussie bij Van der Loo)
  • intensief schrijfonderwijs werkt (Bouwer e.a.).

En verder was er een boel vakinhoudelijk leuks. Ik vraag me bijvoorbeeld nog bijna elke dag een keer even af hoe je het equivalent van ‘hij twitterde’ schrijft als je twitter wilt vervangen door de nieuwe naam X. Hij xte, x’te, Xte of X’te? Die vraag stelde Alex Reuneker als een soort teaser aan het begin van zijn presentatie over de problemen die spellers ervaren  met leenwerkwoorden. Ik ervoer die trouwens zelf ook, want in een paar opdrachtjes maakte ik zelf ook fouten: in ‘hij browsede’ blijft de e en ‘zij chillt’ heeft 2 l’en (dûh, sommige regels zijn wel freaky). Precies dat type fouten zijn het meest frequent bij de gebruikers van Reunekers website om de werkwoordspelling te leren. 

Van een heel andere orde is dat ik (toch een beetje buitenstaander) leerde dat de taalbeheersing onder druk staat en wellicht een andere naam en/of afbakening en/of samenwerkingsverbanden nodig heeft (panel over de toekomst van het vak). Ik noem mezelf ook eigenlijk alleen maar ’taalbeheerser’ als het om dit congres gaat. Maar eerlijk gezegd zal het mij worst wezen hoe het vakgebied zich noemt.

Ook van een andere orde: de onderzoekspresentaties waren wel erg kort, met 20 minuten voor alles, dus inclusief vragen en van zaal wisselen als je dat wilde – wat in de praktijk lastig was. Dat maakte sommige sprekers zo gehaast dat ze ademnood kregen. Wat mij betreft zou er te besparen zijn op het bespreken van het onderzoeksmateriaal: hardop voorlezen van tekstfragmenten bijvoorbeeld is tijdrovend en onnodig voor een zaal vol met zeer bedreven lezers. Wel zou een handout dan af en toe fijn geweest zijn – het vakgebied lijdt al langere tijd aan Powerpoint-dwangmatigheid, vind ik. Niet altijd even goede Powerpoints ook, soms bijvoorbeeld te klein of te vol of te expliciet.

Wat ik dan wel weer fijn vond om te merken was dat er minder presentaties waren van het type ‘weinig theorie, vage constructen, maar wel statistiek tot drie cijfers achter de komma’. Daar heb ik me vanuit mijn positie aan de zijlijn in eerdere jaren wel aan gestoord. Ook viel me op hoe constructief de sfeer was, er werd ook echt met elkaar meegedacht – ook dat heb ik wel eens anders meegemaakt. Het was niet alleen mij opgevallen: in het slotwoord zei organisator Menno de Jong er ook iets over.

Net voor dat slotwoord was de inhoudelijke uitsmijter van de conferentie ook zeer de moeite waard, niet voor mij in mijn professionele rol, maar wel voor mij als burger. Stef Aupers nuanceerde het idee dat complottheorieën ontstaan doordat de sociale media als ‘echo-kamers’ aanzetten tot radicalisering. Hij vindt dat overdrijving van een mono-causaal effect, techno-determinisme, de werkelijkheid is complexer dan dat. Complotdenkers zijn niet passief, ze geven actief zin en betekenis, al is dat vaak ‘oppositioneel’ aan de reguliere ideologie. En deels is wat er gebeurt op bijvoorbeeld YouTube een spel (vergelijk: ‘Wie is de mol’ gaat ook uit van complotdenken). Het was een boeiend en ook weer opvallend goed gevisualiseerd verhaal.

* * *

En zo ging ik vrijdagmiddag tevreden naar huis, de hele terugreis lang nog aangenaam in gesprek met vakgenoten. Het was zo een uitje dat ik als nuttig en aangenaam heb ervaren. Het volgende VIOT-congres is al over twee jaar – ik kijk er nu al naar uit!

 

Geplaatst in Opvallend, Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | 4 reacties

Uitdagende piramide-vragen

Louise Cornelis Geplaatst op 3 november 2022 door LHcornelis3 november 2022  

Je zou toch denken dat ik na 25 jaar trainingen piramideprincipe geven alle ins en outs ervan zó uit kan leggen. Maar de laatste maand stond ik twee keer met m’n mond vol tanden. Allebei de keren had te maken met de rol van de vragen erin. Wat voor vragen dat zijn, is maar globaal omschreven: je moet nogal bereidwillig zijn om de aard ervan te accepteren en zo mee te denken op de manier die het principe vereist. Hier ging het om:

  • Een trainingsdeelnemer had een piramide gemaakt over zichzelf, voor een voorstelrondje. De top van de piramide bestond uit één woord: ‘Kennismaking’. Dat, zo zei ik, is geen boodschap, maar alleen een benoeming van wat het is. En dus geen antwoord op een vraag, niet zoals de hoofdboodschap van een advies de adviesvraag beknopt beantwoordt, en ook niet zoals de kop van een nieuwsbericht de vraag ‘wat is er gebeurd?’ beantwoordt.* “Jawel,” zei zij, “Het is antwoord op de vraag ‘wat is dit?’: een kennismaking met mij.”
    Daar heeft ze natuurlijk helemaal gelijk in, maar zo werkt het toch niet. En waarom niet? Dat vond ik lastig uit te leggen. Kennelijk zijn er ‘foute’ centrale vragen?
    Ik heb m’n best gedaan om het uit te leggen, maar ik kreeg het net niet helemaal scherp. Ik realiseerde me gaandeweg dat het probleem veroorzaakt werd door het toepassen van het piramideprincipe op een genre waar het niet voor ontworpen is. Bij een adviesrapport is dit een totale vanzelfsprekendheid: geen klant gaat over een adviesrapport ‘wat is dit?’ vragen en verwachten dat het rapport die vraag uitwerkt. Een piramide voor een voorstelrondje is sowieso lastig: deze piramide was meer een taxonomie dan een echte piramide.
  • Bij een andere training merkte een deelnemer op dat hij juist de neiging had om de ‘so what?’- vraag van boven naar onder te stellen. In het piramideprincipe leidt de vraag ‘so what?’ van onder naar boven: vanuit de data naar de hogere niveaus en uiteindelijk naar de hoofdboodschap. Het is de vraag naar de samenhang, betekenis en interpretatie.
    Maar stel dat de hoofdboodschap een advies is, noodzakelijkerwijs globaal en abstract gezien de overkoepelende functie van een HB, dan kun je inderdaad vragen ‘so what?’ in de zin van: wat moet ik nou precies doen, waar komt het advies op neer?
    Op dezelfde manier, zo zei hij, kon je ‘waarom?’ andersom begrijpen, want als antwoord op die vraag kun je de samenhang duiden. Dus als je een setje maatregelen op detailniveau hebt, kun je daarover ‘waarom?’ vragen in de zin van ‘waarom moeten we dat doen’? Het antwoord geeft dan de samenhang: de hoofdboodschap, bottom-up. Maar dat is precies andersom dan hoe het piramideprincipe de ‘waarom’-vraag hanteert, top-down: over de hoofdboodschap, leidend tot argumenten daarvoor.
    Ook deze deelnemer had een punt. Ik heb hem uiteindelijk moeten zeggen dat dit een kwestie is van accepteren hoe het piramideprincipe de vragen hanteert. Later realiseerde ik me nog twee andere dingen die ik erbij had kunnen betrekken voor wat betreft de ‘so what’:

    • Deze training was in het Engels, de Nederlandse bottom-up vraag is mogelijk verduidelijkend: ‘wat betekent dit samen?’ ‘Dus?’ heeft overigens hetzelfde probleem.
    • In het Engels had ik kunnen uitleggen dat het gaat om de ‘so what’-vraag naar de betekenis, duiding, strekking, en niet om de ‘so what’-vraag naar de consequenties. Dat ‘so what?’ die beide mogelijke betekenissen heeft, daarvan was ik me voorheen niet bewust.

Dit is nogal piramide-neuzelig, en voor het grote gros van de gebruikers en leerders daarvan totaal geen probleem. Voor mij was het verrassend om na zo veel jaren kort achter elkaar twee keer fiks uitgedaagd te worden. Dat is het leuke aan trainingen geven!

 

* Een nieuwsbericht is niet piramidaal, maar de kop is wel vergelijkbaar met de hoofdboodschap; ik maak die vergelijking in trainingen vaak.

Geplaatst in Opvallend, Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | Geef een reactie

Tijdens het schrijven denken aan de lezer

Louise Cornelis Geplaatst op 29 december 2014 door LHcornelis29 december 2014 3

Als één van de laatste posts van het jaar een terugblikje, namelijk op de laatste scriptie die ik heb begeleid in Groningen, als tweede begeleider. Daarmee is er een eind gekomen aan een paar jaar onderzoek doen samen met Groningse MA-studenten Communicatie- en Informatiewetenschap, al is dat einde niet per se definitief: ik kan zelf geen studenten meer ‘werven’ omdat ik geen college meer geef, maar wellicht word ik nog eens ingeschakeld door mijn Groningse collega’s, zoals in dit geval door Veerle Baaijen als eerste begeleider.

De laatste scriptie betrof die van Henk Werkman, ook een oud-student van het piramideprincipe-onderzoekscollege. Hij heeft gekeken naar het schrijfproces van schrijvers die het piramideprincipe hanteren en dat vergeleken met ‘gewone’ schrijvers, bij het schrijven van een adviesbrief. De opdracht was het schrijven van een adviesbrief. Zijn gedachte was dat piramide-schrijvers tijdens het structureren meer zouden nadenken over wat ze schrijver tegen de lezer willen zeggen (‘substantieve doelen’ heet dat in het schrijfprocesonderzoek).

Dat bleek echter niet het geval: schrijvers die het piramideprincipe gebruikten, hadden wel meer cognitieve processen met betrekking tot substantieve doelen (= ze dachten inderdaad meer na over wat ze tegen de lezer wilden zeggen), maar juist niet tijdens het plannen van de tekst, maar tijdens het eigenlijke schrijven. Die ‘knip’ had Henk namelijk gemaakt: eerst maakten de schrijvers een outline (een piramide of een gewoon bouwplan voor de tekst); daarna schreven ze hem uit. En dus pas in die tweede fase bleken de piramidale schrijvers meer na te denken.

Nou ging dit om kleine groepen en is het altijd heel lastig om iets te zeggen over cognitieve processen, want we kunnen niet in de hersenen kijken wat er precies gebeurt. Henk heeft gebruik gemaakt van retrospectieve interviews met stimulated recall: de schrijvers achteraf vragen waar ze aan dachten, op basis van hun tekst en een video-opname van hun schrijfproces. Dat is een beproefde methode, maar het blijft natuurlijk gissen naar wat er echt in de koppies gebeurt tijdens schrijven.

Mij valt bijvoorbeeld aan de uitwerkingen op dat de piramidale adviesbrieven een stuk korter zijn dan de andere, zonder dat ze aan relevante inhoud veel verliezen: de niet-piramidale brieven bewegen veel meer mee met het denken van de schrijver. Henk heeft naar de kwaliteit of lengte van de brieven niet gekeken, dat hoefde ook niet, dat was niet zijn onderzoeksdoel. Maar ergens hakken schrijvers daar toch knopen over door, en hoe en wanneer en met hoe veel cognitieve inspanning dat gepaard gaat, dat is uit dit onderzoek niet te weten te komen. Zo blijft er nog een boel onontgonnen terrein over!

 

Bron: Werkman, Henk (2014) Het plannen van substantieve schrijfdoelen en het piramideprincipe. Een onderzoek naar de vraag of schrijven volgens het piramideprincipe leidt tot meer cognitieve processen met betrekking tot het plannen van substantieve doelen ten opzichte van schrijven volgens de methodologische manier. MA-scriptie CIW Rijksuniversiteit Groningen.

 

Geplaatst in Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | 3 reacties

Het piramideprincipe-onderzoek gaat internationaal!

Louise Cornelis Geplaatst op 19 maart 2014 door LHcornelis18 maart 2014  

Sinds kort is een korte samenvatting van ons piramideprincipe-onderzoek te lezen in het Engels, op een Australische website: http://claritycollege.co/ironically-writers-need-to-educate-readers-about-what-reader-focused-means/ Met de mensen van Clarity College werk ik af en toe samen, die doen prima werk. En leuk dat ze dit opgepikt hebben!

Geplaatst in Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | Geef een reactie

Voor kenners leest piramidale tekst beter

Louise Cornelis Geplaatst op 22 januari 2014 door LHcornelis21 januari 2014  

Zoals de trouwe lezers van dit weblog weten, heb ik in de afgelopen jaren een aantal Groningse masterscripties van CIW begeleid, als uitvloeisel van de colleges over het piramideprincipe die ik daar gaf. Deze blogpost markeert een historisch moment daarin, want vandaag is de laatste van die scripties af. Ik ben dus geen scriptiebegeleider meer, of voorlopig niet meer, dat weet ik niet. Ik heb het met veel plezier gedaan, en vertel dan ook met datzelfde plezier hieronder over de laatste, die van Anco.

Anco heeft laten zien dat kenners van het piramideprincipe inderdaad beter uit de voeten kunnen met een piramidale tekst dan met een traditioneel opgebouwd adviesrapport.
Zo, dat was de hoofdboodschap, hieronder leg ik het verder uit.

In het eerdere piramideprincipe-onderzoek kwam steeds naar voren dat mensen die het principe niet kennen, het ook niet begrijpen, soms geen touw vast kunnen knopen aan de piramidale tekst zelfs. De genre-verwachtingen van traditionele, meestal methodologisch opgebouwde adviesrapporten zitten dan te veel in de weg. Maar als ze het eenmaal doorzien, snappen ze het wel en vinden ze het vaak ook prettig. Ik noem dat wel het ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’-effect van het piramideprincipe. Voor de praktijk is het geen probleem, want de meeste adviseurs gaan juist piramidaal schrijven op verzoek van hun klanten, en anders leggen ze het wel even uit. Als onderzoeker was het voor mij een interessant en en onverwachte bevinding.

Je zou kunnen zeggen dat we eigenlijk al wisten dat niet kenners van het piramideprincipe traditionele rapporten beter begrijpen dan piramidale, en dat kenners piramidale rapporten wel waarderen, maar één ding ontbrak nog: hoe lezen kenners eigenlijk traditionele rapporten, en is dat dan misschien juist slechter (trager, minder begrip) dan piramidale? Dus is het piramideprincipe dus echt beter voor kenners?

Om die vraag te beantwoorden heeft Anco elf kenners van het piramideprincipe benaderd. Dat waren oud-studenten uit mijn piramideprincipecollege en enkele zakelijke contacten van mij. Hij legde hen een piramidale of traditionele bewerking voor van een rapport van de Gezondheidsraad, met de vraag dat hardop te lezen (een methode die eerder ook Dorien gebruikte). Anco analyseerde die leesprocessen aan de hand van het analysemodel van het proefschrift van Neutelings. Uit die analyse trekt hij de volgende conclusies:

  • De lezers herkennen de piramidale structuur en passen hun leesproces daarop aan. Ze richten zich bijvoorbeeld sterk op de inhoudsopgave.
  • De piramideprincipe-kenners lezen de piramidale tekst selectiever dan de methodologische variant. Dat wil zeggen dat ze minder van de tekst lezen en meer overslaan. Hun leestijd is daarmee dus ook korter.
  • De lezers activeren bij de piramidale variant meer kennisverwervende leesdoelen. Dat wil zeggen dat ze zichzelf meer vragen stellen over de inhoud, en daarop ‘lezenderweg’ een antwoord formuleren.

Je zou dus kunnen zeggen (mijn woorden, niet die van Anco) dat de piramidale tekst de lezers beter bedient, in de zin van dat ze meer zelfstandig keuzes kunnen maken in wat ze wel en niet en hoe lezen. En laat ik dat nou precies een fraai streven vinden voor zakelijke schrijven! Ik concludeer dus dat voor kenners een piramidale tekst echt beter leest!

Bron: Born, Anco (2014) Hoe lezers zich laten leiden door de piramidale structuur  Een onderzoek naar de verschillen tussen het leesproces van lezers van een methodologische en piramidale adviestekst. Ongepubliceerde masterscriptie CIW, Rijksuniversiteit Groningen.

 

Geplaatst in Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | Geef een reactie

Lezers zijn nog eigenzinniger dan we al dachten

Louise Cornelis Geplaatst op 11 december 2013 door LHcornelis16 december 2013  

In de serie masterscripties die een vervolg zijn op het piramideprincipecollege dat ik tot vorig jaar drie keer gaf aan de RuG, is nu de voorlaatste verschenen. Dorien Groenewoud deed onderzoek naar zakelijk lezen, en heeft daarmee echt iets zichtbaar gekregen wat dat hiervoor niet was. Ik zal in deze post daar een beeld van geven. Daarvoor is het nodig om eerst wat ouder onderzoek te behandelen, zodat duidelijk wordt dat Dorien heeft laten zien dat zakelijke lezers in het algemeen nóg eigenzinniger zijn dan wat in dat eerdere onderzoek werd geconstateerd.

Al vaker heb ik me, ook op dit weblog, beklaagd over het gegeven dat we nog zo weinig weten van hoe mensen in hun werk écht lezen. Daar is super weinig onderzoek naar gedaan, gek genoeg, en als je mensen ernaar vraagt, geven ze een te ‘braaf’ antwoord. Ons beeld van lezen is namelijk erg bepaald door hoe dat op school moest. Daar moest het netjes woord-voor-woord, van begin tot eind, en je moest ook wel echt alles begrijpen, want de juf/meester, maar ook later de hoogleraar, kon er een vraag over stellen, zomaar of in een tentamen. Zo ‘hoort’ lezen dus, en dat zeggen we als volwassenen nog steeds over ons eigen lezen: eigenlijk moet je alles lezen en goed begrijpen.

Maar in de praktijk doen we echt iets heel anders. Een beetje was daarover al bekend, vooral door het onderzoek van Rob Neutelings, uit 1997. Hij liet volksvertegenwoordigers de beleidsteksten lezen die ze op dat moment sowieso moesten lezen, en op de manier waarop ze dan normaal ook altijd deden. Hij ging erbij zitten en vroeg ze hardop te werken, dus hardop uit te spreken wat ze lazen en daarbij dachten. Hij nam dat op en analyseerde dat.

Uit dat onderzoek kwam een beeld naar voren waaraan Neutelings terecht de titel van zijn proefschrift ontleende: de eigenzinnige lezer. Kort door de bocht: lezers doen maar wat met een tekst, op hun eigen manier, en op allerlei heel verschillende wijzen. Neutelings onderscheidde daarin drie soorten strategieën, die samen de verschillende leesstijlen bepalen:

  1. Selectie. De een leest (vrijwel) alles en slaat niks over, de andere gaat juist met grote sprongen (ook wel terug: herlezen) kris-kras door de tekst en leest in totaal maar een fractie.
  2. Verwerking. De een leest zonder daar al te veel dingen zelf bij te bedenken of vragen over te stellen; de ander is de hele tijd bezig met wat hij/zij er zelf van vindt: associaties, commentaar, oordelen, vragen.
  3. Leesdoel. Hierin verschillen lezers voor wat betreft wat hun leesdoel bepaalt. Bepalen ze dat vooral zelf (lezergestuurd), of laten ze het door de tekst bepalen (tekstgestuurd). Je kunt ervan uitgaan dat alle lezers in dit onderzoek globaal een gelijk leesdoel hadden, namelijk: het beoordelen van de beleidstekst. Maar daaronder zitten lezer-specifieke leesdoelen. De een is bijvoorbeeld vanaf het begin vooral bezig met ‘hoeveel gaat dit voorstel kosten’ (lezergestuurd), de ander ziet ergens in de tekst een mogelijk heikel punt opduiken en gaat dan gericht daarop verder lezen (meer tekstgestuurd).

Wat Dorien in haar scriptie gedaan heeft, is dezelfde methode, maar dan met lezers van adviesteksten. Vijf lezers uit verschillende organisaties (bedrijfsleven en publieke sector) lazen dus het rapport dat ze op dat moment moesten lezen. Dorien zat erbij, vroeg ze om hardop te werken, nam dat op en analyseerde de opnamen.

Ze concludeerde dat ‘haar’ lezers nog eigenzinniger zijn dan die van Neutelings:

  1. Selectie: de zakelijke lezers lezen vooral heel selectief, en opvallend is dat ze geen achterwaartse sprongen maken. Dat lijkt op nóg selectiever dan wat Neutelings waarnam. Eentje leest zelfs zo selectief dat hij, digitaal lezend, met control-F zoekt op het voor hem relevante trefwoord en dan alleen maar daar lokaal een stukje leest.
  2. Verwerking: de zakelijke lezers zijn opvallend actief bezig met de tekst: ze geven veel associaties,commentaren en oordelen. Eentje is er zelfs heel precies bezig met het invullen van een matrix op basis van de tekst, een ander levert ook commentaren op de schrijfaanpak en de kwaliteit van de tekst, om een collega feedback te kunnen geven.
  3. Leesdoel: zeer lezergestuurd. Dit is het meest eigenzinnige trekje van de zakelijke lezers. Ze bepalen hun eigen koers en wijken daar niet vanaf.

De vraag is natuurlijk hoe dat verschil in eigenzinnigheid komt. Dorien denkt dat het te maken heeft met de andere leestaak. Een volksvertegenwoordiger leest een beleidstekst vanuit een kritische houding. Zoiets is niet in het algemeen te zeggen over andere zakelijke lezers. De reden waarom ze die adviestekst lazen, verschilt nogal. De een moet ook een soort globaal beeld hebben om mee een vergadering in te gaan, de ander leest heel precies details na, de volgende is vooral bezig actiepunten uit een notitie te halen (haar eigen to-do-lijst vullen), de volgende levert óók schrijffeedback, en ga zo maar door. Daardoor verschillen hun manieren van lezen ook.

Van die verschillende manieren van lezen zijn deze lezers zich in zoverre bewust dat ze hun leesgedrag dus laten bepalen door hun eigen doel en belang, en daar zijn ze niet vanaf te brengen. Daar komt de tekst dus niet overheen, als het ware. Dat is dat sterk lezergestuurde, in plaats van tekstgestuurde.

Mogelijk speelt ook nog een rol dat dit onderzoek bijna twee decennia later plaatsvindt dan dat van Neutelings, en in die tijd is selecteren waarschijnlijk alleen maar belangrijker geworden, gezien de grote informatiestijlen. Eigenzinnig lezen is een manier om te overleven.

In de marge deden de respondenten ook nog aardige uitspraken die erop duiden dat het piramideprincipe mogelijk bij hun wensen zou aansluiten, en dat ze zich bewust zijn van wie de schrijver is en hun relatie met hem/haar. Dat laatste viel me vooral op omdat uit eerder onderzoek dat juist niet bleek. Op de verschillen met dat eerdere onderzoek ga ik later nog een keer in – er is nog een derde leesonderzoek onderweg namelijk, en het wordt straks leuk om ze met z’n drieën te vergelijken, dat zie ik al aankomen.

Wat moet je hier nu mee als zakelijk schrijver? Volgens mij betekent het vooral dat je als schrijver niet kunt voorspellen of beïnvloeden hoe je lezer leest. Dat bepaalt hij of zij, in al zijn eigenzinnigheid, lekker helemaal zelf. Dat wil ook zeggen dat als jij met je tekst een bepaalde boodschap over wilt brengen, hij er op verschillende manieren en luid en duidelijk in moet staan. Zodat allerlei verschillende wegen naar Rome leiden.

Mijns inziens helpt het piramideprincipe erbij. Als je het piramideprincipe helemaal toepast, staat de hoofdboodschap bijvoorbeeld in de titel, in de inhoudsopgave en in de inleiding, en misschien ook nog aan het begin van de vervolghoofdstukken. De hoofdlijn van de onderbouwing staat in de inhoudsopgave, de hoofdstuktitels en de tekst van de hoofdstukken, en eventueel ook in de inleiding. Enzovoort. Voor schrijvers lijkt dat wel eens overdone, maar je weet niet hoe je lezer gaat lezen.

En dan nog geldt: succes is niet gegarandeerd. Ik concludeerde al eerder: lastig volk, die lezers!   Dankzij Doriens onderzoek krijgen we er wel een beetje zicht op.

Bron: Groenewoud, D. De nog eigenzinnigere lezer. Hoe zakelijke lezers adviesteksten lezen. Masterscriptie CIW, Rijksuniversiteit Groningen, 2013.

Geplaatst in Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | Geef een reactie

Verschenen: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’

Louise Cornelis Geplaatst op 1 oktober 2013 door LHcornelis1 oktober 2013  

Ik wist al een tijdje dat hij eraan zat te komen, en net valt het bewijs in de bus: mijn eerste wetenschappelijke publicatie in jaren is verschenen. Het gaat om het artikel ‘Het piramideprincipe: je gaat het pas zien als je het doorhebt’, in de bundel Studies in Taalbeheersing 4, onder redactie van Ronny Boogaart en Henrike Jansen, p. 59-68.

Het artikel is gebaseerd op de lezing die ik samen met enkele Groningse piramideprincipe-studenten hield in december 2011 op het VIOT-congres, de driejaarlijkse taalbeheersingsconferentie. Die lezing was zelf weer gebaseerd op de resultaten van de eerste anderhalf jaar van het piramideprincipe-onderzoek. Inhoudelijk is het dus niet iets nieuws – op dit weblog heb ik er al uitvoerig over bericht. Heel in het kort komt het erop neer dat teksten die volgens het piramideprincipe gestructureerd zijn, verwarring kunnen veroorzaken bij lezers die daar niet aan gewend zijn.

Heel leuk dat dat artikel er nu officieel en echt is!

Geplaatst in Piramideprincipe-onderzoek, verschenen | Geef een reactie

Zoals ze teksten gewend zijn

Louise Cornelis Geplaatst op 19 september 2013 door LHcornelis20 september 2013  

In augustus is bij mij Kiki Jacobs afgestuurd als Master bij CIW in Groningen. Zij was ook één van de studenten van mijn piramideprincipe-college daar. In haar scriptie heeft ze onderzocht hoe zakelijke lezers eigenlijk lezen, op de meest recht-toe-recht-ane manier, namelijk door het hen te vragen (interviews).

En dan denk je misschien: dat moet toch al lang bekend zijn, hoe werkende mensen lezen?! Maar dat is dus niet zo. Er is op dat gebied eigenlijk heel weinig onderzoek. Er is een ‘klassieker’, het proefschrift De eigenzinnige lezer van Rob Neutelings uit 1997 naar lezende volksvertegenwoordigers. Verder heb ik zelf wel eens een beetje wat gedaan, samen met studenten aan de VU. En dan is er hier en daar een enkel los artikeltje. Meer niet. Leesonderzoek vindt voornamelijk plaats onder studenten en scholieren. En die lezen echt heel anders.

Kiki heeft acht mensen die voor hun werk veel moeten lezen gevraagd naar hoe ze dat doen, hun voorkeuren erbij, en ook nog of het piramideprincipe hun lezende leven makkelijker zou kunnen maken. De interviews leverden een rijke oogst aan informatie op. Twee lijnen zijn daarin heel duidelijk en die verrassen me niet:

  • Lezers verschillen nogal van elkaar. In waar (thuis, in de trein of op het werk) en hoe (van papier of scherm) ze graag lezen, bijvoorbeeld, in wat ze lezen, en ook in hun voorkeuren. Eén voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld wat ze zeggen over stijl en formuleringen, ik citeer twee respondenten over jargon:

Lekker lopende zinnen. En dan mogen er best wat moeilijke woorden in staan, dat
doet er niet zo veel toe.

Juridisch taalgebruik is vaak moeilijk te volgen omdat het heel gedetailleerd is,zodat er nooit een misverstand kan ontstaan over de interpretatie. Alleen daardoor snap ik soms eigenlijk juist niet wat er staat. Dan moet ik sommige zinnen echt drie keer lezen, van bedoelen ze nou dit of bedoelen ze nou dat.

  • Lezen wordt sterk bepaald door gewoontevorming. De lezers hebben allemaal een strategie ontwikkeld om complexe teksten te lijf te gaan: zeg beginnen vooraan, daarna de inhoudsopgave en/of samenvatting, dan verder van voor naar achter, en tot slot naar de conclusie achterin. DAt een piramidale tekst daarvan afwijkt, wordt verschillend gewaardeerd (soms dus ook juist heel positief!) en zou in elk geval een kwestie van wennen zijn. Qua structuur, maar ook qua formuleringen. Eén respondent zei bijvoorbeeld over het voorbeeld van een piramidale tekst dat Kiki liet zien (zie ook post van eerder deze week):

Het is meer denk ik als een soort van, ja, meestal bij professionele teksten ben je gewend dat het vrij zakelijk is en kreten als ‘beste ontwerp’, ‘zoektocht’, het wordt een beetje meer in populaire woorden gedaan, ‘winnend onder’, ‘winnend ontwerp’,‘onderscheidt zich’ en dat, dat lijkt het eerder op een krantenartikel dan op een professionele tekst en ik denk dat dat wel een beetje op het verkeerde been kan zetten.

Wat me wel verraste, was dat de meeste respondenten aangaven eigenlijk ‘alles’ te moeten lezen. Volgens mij kenmerkt ‘volwassen’ lezen zich juist door sterke selectie, en dat blijkt ook uit Neutelings’ onderzoek én uit nog lopend ander student-onderzoek (daarover te zijner tijd meer). Kennelijk ervaren zelfs professionals lezen als een plicht, dat je eigenlijk alles door moet nemen en ook nog moet onthouden, alsof je er een proefwerk over krijgt. Ze willen dus ook allemaal meer tijd ervoor. Eén van de respondenten zegt bijvoorbeeld:

dat lees ik soms ook wel twee keer door, omdat , ja, het is, het is onmogelijk om het allemaal in één keer te onthouden.

Maar móet je ‘het allemaal’ onthouden dan? Je kunt het toch opzoeken? Wat mij betreft laat dit zien dat er in opleidingen en zeker in effectiviteits- en snelleescursussen meer aandacht mag zijn voor het dúrven overslaan van teksten. Je ‘moet’ niet alles lezen, althans, van niemand anders dan jezelf. En als je eerlijk bent, weet je dat al lang…

Bron: Jacobs, Kiki (2013) Zoals we teksten gewend zijn Hoe zakelijke lezers hun leeswerk aanpakken, waarderen en aansluiting kunnen vinden bij het piramideprincipe als alternatieve tekststructuur. Masterscriptie CIW RU Groningen.

 

Geplaatst in Leestips, Piramideprincipe-onderzoek | Geef een reactie

Graag formeel?

Louise Cornelis Geplaatst op 17 september 2013 door LHcornelis17 september 2013  

Herkenbare post op Kiezelblog vorige week, over dat veel schrijvers beweren dat ze voor hun doelgroep toch echt formeel moeten schrijven. Dat hoor ik natuurlijk ook heel vaak, en ik zeg dan ook dat hoger opgeleiden toch echt heus ook gewone mensen zijn, die je het best in gewone taal kunt aanspreken. Maar dat je jargon niet uit de weg hoeft te gaan als je schrijft voor vakgenoten. En ik benoem ook wel de onzekerheid die mogelijk de kop op steekt bij ‘gewoon’ schrijven.

Wel stuurde ik Carola van Kiezelblog net nog de volgende reactie – zoals ook in haar post te zien is, heb ik een beetje meegedacht (graag gedaan), ingaand op de slotopmerking dat in de war raken van een andere, informelere tekst een uitzondering is:

Of het echt de ‘uitzonderingen’ zijn, dat weet ik niet, ik ben er wel van overtuigd dat genre-verwachtingen (meer in het algemeen: gewoontevorming) een grote rol speelt bij lezen (en schrijven). Wel speelt er nog iets anders, en dat is dat je als schrijver (van adviesrapporten in dit geval) niet per se hoeft te doen wat je lezers het meeste/snelste ‘pleaset’, zeg maar. Dan moeten ze maar even wennen aan een andere manier, want die is wél beter. Je mag die gewoontes best willen doorbreken, vind ik dus. Dat heeft alleen misschien net even wat uitleg nodig. Mijn ervaring met die ‘andere’ manier van adviesrapporten schrijven is dat als lezers er eenmaal aan gewend zijn, ze niks anders meer willen.

(En die ‘andere’ manier, dat is natuurlijk piramidaal, hè, ik refereer aan het onderzoek waaruit blijkt dat oningewijde lezers die niet altijd waarderen.)

Geplaatst in Leestips, Piramideprincipe-onderzoek, schrijftips | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Recente berichten

  • Het passief is niet neutraal
  • Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
  • Ik mag sturen
  • De richting van de vragen hoort bij lezergerichtheid
  • Doe toch echt maar het gewonere woord

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (313)
  • Opvallend (541)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (886)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑