↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: Gesprek & debat

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Hittepunt

Louise Cornelis Geplaatst op 14 maart 2011 door LHcornelis14 maart 2011 2

Ook al heb ik nog niet eerder een echt socratisch gesprek gevoerd, ik heb natuurlijk wel ervaring met discussies en andere groepsgesprekken. Daarvan vind ik vaak dat ze zo vrijblijvend zijn. Vorige week maakte ik er nog zo een mee, toen praatten we over de positie van moslims in het onderwijs, in Nederland, in de wereld –  maar iedereen ‘riep maar wat’ (ikzelf ook), niet uit eigen ervaring en ook niet altijd gebaseerd op een grondige feitenkennis. Zo’n discussie zet me weliswaar ook aan het denken (‘zelf denken’ is het doel van socratische gesprekken), maar dat is ‘vrijwillig’: het hoeft helemaal niet, ik hoef er niets mee, en ook die opbrengst is dus vrijblijvend. 

Hoe kom je uit die vrijblijvendheid? Dat is één van de dingen die ik hoop te leren uit mijn cursus socratisch gesprek, die deze week begint en die ik vrijdag hier ook al aankondigde.

De afgelopen weken las ik al een interessant boek over socratische gesprekken, niet eens voor de cursus. Het ging om Het poëtisch argument, dat ik las omdat ik, zoals ik op dit weblog al wel eens heb laten doorschemeren, op zoek ben naar manieren om anders dan met alleen maar logos te werken in zakelijke teksten – met poëtische argumenten misschien? Er gaapt nog een aardig gat tussen die vraag en wat er in dat boek staat, dus verwacht nog geen handvatten op dit weblog, maar inspirerend was het wel; ik denk nog verder.

Het poëtisch argument gaat over socratische gesprekken in organisaties. Belangrijk daarin is het hittepunt: de kern van het gesprek, daar waar het gesprek eindelijk gaat om waar het wérkelijk om gaat, en dus spannend wordt – wat ik in mijn post van vrijdag omschreef als ‘met de billen bloot’.  In de tijd dat ik daarover aan het lezen was, had ik (niet toevallig waarschijnlijk) een ervaring daarmee. Enigszins tegen wil en dank zette ik een groepsgesprek over milieu en politiek dat ik tot dan toe stuitend vrijblijvend had gevonden op scherp door als enige er best voor uit te willen komen op welke politieke partij ik stem. Onmiddellijk was het gesprek helemaal niet meer vrijblijvend en reuze-spannend. Toen ik later terugkeek, was ik daar trots op: dat had ik (nieuw in die groep) toch maar mooi voor elkaar gekregen. Ik kan daar kennelijk iets, wat ik nog leuk vind ook, maar wat ik weinig bewust inzet, eng vind ook.

In de artikelen die we moesten lezen voor het begin van de cursus gaat het echter maar weinig over hittepunten. In één voorbeeld praten de gespreksdeelnemers over agressie, en dan staat er dat veel van hen verkeerden in ‘zalige onwetendheid (…) over hun eigen agressie’, maar zich in het gesprek er wel bewuster van werden. Hoe is dat gegaan? Werd het thema ‘agressie’ naar het hier-en-nu gebracht, van agressieve gespreksstrategieën?

De spanning die het oplevert als het niet meer over ‘daar-en-toen’ gaat (je praat in een socratisch gesprek aan de hand van ingebrachte voorbeelden uit de eigen ervaring van de deelnemers), maar over wat er in het gesprek zelf plaatsvindt, vind ik in Het poëtisch argument fascinerend – daar loochent zich niet de training in de Gestalttherapie die ik ooit volgde. Op die manier is een gesprek zeker niet meer vrijblijvend.

Dus: ga ik de komende weken hittepunten meemaken en ver-van-mijn-bed-discussies naar het hier-en-nu brengen? Ik hoop het!

Geplaatst in Gesprek & debat | 2 reacties

Ik ben toch Marcel van Dam niet?

Louise Cornelis Geplaatst op 11 maart 2011 door LHcornelis11 maart 2011 1

Volgende week begin ik met een cursus ‘socratische gesprekken’ op de Universiteit voor Humanistiek. Ik zie daarnaar uit. Socratische gesprekken hebben al sinds mijn jeugd een fascinatie voor me. Ik keek in de jaren ’80 met mijn ouders naar ‘De achterkant van het gelijk’. Ik begreep nog lang niet alles, maar wel genoeg om het fascinerend te vinden hoe Marcel van Dam de aanwezigen zo ver kreeg dat ze ‘met de billen bloot’ moesten. Ik vond dat hij dat ontzettend knap deed, en heb er grote waardering aan overgehouden voor deze inmiddels ‘mastodont’.

Ik heb echter zelf geen ervaring met socratische gesprekken, wel met een heleboel dingen eromheen. Vanuit de taalbeheersing ken ik natuurlijk een aantal raakvlakken: debatteren, argumenteren (dialectiek), gespreksvoering en conversatie-analyse. Ik verheug me erop om mijn kennis van en ervaring met mondelinge communicatie met deze gesprekssoort uit te breiden.

Bij het lezen van de voorbereidende literatuur werd mij duidelijk dat we bij de cursus iets anders zouden gaan doen dat was ik me van ‘De achterkant van het gelijk’ herinnerde: in de cursus is de rol van de vragensteller niet die van inhoudelijk sturende ‘leraar’, maar meer van procesbewaker temidden van inhoudelijke onderzoekers. Dat luchtte me op, want ik had natuurlijk wel al gedacht: “ik ben toch geen Marcel van Dam?”

Op dit weblog ga ik verslag doen van de cursus, en in de aanloop ernaar toe plaats ik alvast wat voorbereidende gedachten – waarvan dit de eerste is.

Geplaatst in Gesprek & debat | 1 reactie

Debatparodie

Louise Cornelis Geplaatst op 15 juni 2010 door LHcornelis15 juni 2010  

Zo vaak gaat het op dit weblog niet meer over debatteren, maar deze is toch te leuk, ik kreeg ‘m doorgespeeld van een collega in Leiden: http://www.youtube.com/watch?v=Oc56Qn6cIrE En dat naar aanleiding van ons gesprek dat debatteren toch ook wel erg een rituele dans is. Die wordt hier meesterlijk ingevuld!

Ook opmerkelijk waren trouwens de woorden van een PVV-stemmer, afgelopen zaterdag geciteerd in de column van Bas Heijne in de NRC: ‘Het zal misschien niet allemaal kloppen wat Geert vertelt. Maar het is wel waar’. Argumenteren op z’n PVV’s…

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Slotweek in de taalbeheersing

Louise Cornelis Geplaatst op 14 mei 2010 door LHcornelis14 mei 2010  

Deze week was de laatste collegeweek van het vak over de methodologie van de taalbeheersing dat ik in Leiden gaf; ik schreef er al een paar keer eerder over. Of liever gezegd: ik probeerde al een paar keer eerder de vertaalslag te maken van zo’n op de wetenschap gericht vak naar de praktijk. Dat was nog wel eens lastig.

Dat de taalbeheersing relevantie heeft voor de praktijk, mag je eisen. Alleen is het zo dat er ook wel eens fundamenteel of theoretisch onderzoek moet gebeuren dat hopelijk op de lange termijn praktisch nut zal opleveren. Wat die ‘lange termijn’ is, is onduidelijk: soms lijkt het praktisch nut wel heel ver weg; de ene taalbeheerser heeft meer geduld dan de ander. In het slotcollege dat ik samen met collega Henrike Jansen afgelopen dinsdag gaf, was dat één van de thema’s.

Dus we hebben het wel over de praktijk gehad, maar een nieuwe tip of inzicht leverde dat niet op – daar was het het college niet naar. Het was echt een synthese van de stof van het hele vak, aan de hand van stellingen die deels gebaseerd waren op inbreng van de studenten, en deels op een prikkelend overzichtsartikel.

Een ander onderdeel van het vak was het bijwonen van een taalbeheersingslezing. De sectie organiseert drie van die lezingen per jaar, en de studenten van dit vak moesten er minstens één bijwonen. De eerste heb ik zelf helaas gemist, die was van de Argumentenfabriek en daar was ik wel nieuwsgierig naar, maarja, ik zat in Canada.

Gisteren was er een lezing van Peter Jan Schellens over de toon van het politieke debat – iets wat mooi aansloot, zowel bij het methoden-vak als bij het debatteren-vak dat ik vorig semester gaf. Het onderzoek bevindt zich nog in een eerste, explorerende fase. ‘Toon’ is bijvoorbeeld een lastig te definiëren iets. Toch was er al wel iets over te zeggen: het lijkt erop dat een ‘hoge toon’ (denk aan: heftige debatten) zich kenmerkt door enerzijds geïntensiveerd taalgebruik (een containerbegrip – er vallen woorden als zeer en uitermate of woorddelen als knetter-  in knettergek onder, maar ook metaforen en werkwoordelijke uitdrukkingen en dergelijke onder), en dan vooral de negatieve variant daarvan (dus niet reuzeleuk) en anderzijds het gebruik van drogredenen, vooral drogredenen die de andere partij in de verdediging drukken of die suggereren dat de andere partij moreel inferieur is. Daartoe zijn vooral drogredenen als het ad hominem, de stroman en het ad misericordiam geschikt. Je zou zulke drogredenen interactief kunnen noemen: ze doen vooral iets met de andere partij.

Lastig aan de analyse van verhitte debatten is dat het venijn soms zit in dingen die niet gezegd worden, maar alleen maar gesuggereerd. Geert Wilders maakt op dit moment gebruik van ‘Henk en Ingrid‘, de ‘hardwerkende Nederlanders die het niet cadeau krijgen’. Suggestie: er zijn dus mensen in Nederland, die het wél cadeau krijgen. Hoe breng je zoiets onder in een analyse van het taalgebruik? En hoe tel je dat – als je kwantitatief onderzoek wil doen? Dat vergt nog nader onderzoek…

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Louise Cornelis Geplaatst op 29 maart 2010 door LHcornelis29 maart 2010  

Druk-druk-druk… moet nog wennen aan mijn nieuwe rol als boekverkoper en -marketeer. Weinig echte tekst- en communicatiedingen te bloggen, dus. Eén klein dingetje dan: komende woensdag ben ik jurylid bij de debatavond van NNP.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Pleidooi voor meer debatonderwijs

Louise Cornelis Geplaatst op 7 januari 2010 door LHcornelis7 januari 2010  

Gisteren was het tentamen van het vak over debatteren dat ik in Leiden heb gegeven. Ik ben net klaar met nakijken en er zat een onverwacht rood draadje in de uitwerkingen van de studenten dat ik niet bewust in het tentamen had gestopt, maar dat ik wel leuk vond. Dat draadje was het nut van het leren debatteren voor het kritisch naar debatten kunnen luisteren.

Het wordt in de theorie veel geroepen: dat je je kritische vermogens kunt aanscherpen door zelf goed te leren argumenteren en debatteren. En dat het daardoor in het gunstigste geval zo is dat je minder een prooi wordt voor bijvoorbeeld op onderbuikgevoelens spelende populistische politici. Maar is dat nou ook echt zo? MIj bleek uit de antwoorden op maar liefst drie verschillende vragen dat het inderdaad zo werkt.

De eerste vraag waarop sommige studenten antwoorden hebben gegeven in de richting van ‘als je zelf goed leert debatteren, word je een kritischere luisteraar’ was bij een tentamenvraag waarbij ze een voorstel moesten doen voor het opheffen van de discrepantie tussen de debat-idealen uit de literatuur en de praktijk. Eén zo’n discrepantie is dat er in de praktijk helemaal niet zo netjes, redelijk en logisch wordt gedebatteerd als de leerboeken het graag zouden willen hebben. Er worden drogredenen gebruikt, er wordt vooral veel op de man gespeeld, er wordt een appel gedaan op onderbuikgevoelens, er worden cabaret-acts opgevoerd die de handen op elkaar krijgen (en we denken dan allemaal aan Wilders, maar hij is echt niet de enige). Met redelijke overtuiging en besluitvorming heeft dat weinig te maken. 

Een voorstel om ideaal dichter bij de praktijk te krijgen luidde dan: geef meer debatonderwijs. We hebben tijdens het college gepeild hoe het daarmee zit. Mij stelde dat teleur: van de eigen groep had de helft op school iets aan debatteren gedaan. Ik dacht dat dat inmiddels standaard was, maar nee dus.

In een andere vraag moesten de studenten stelling nemen over of Nederland al dan niet een ‘debatcultuur’ heeft, en die stelling vervolgens goed beargumenteren. Eén van de argumenten die ik tegenkwam, was dat Nederlanders wel heel gevoelig zijn voor populistische politici, dus dat zo iemand als Wilders hier wel heel makkelijk aanhang wint, en dat dat zou kunnen komen doordat Nederlanders niet zo goed zijn in het doorzien van debattrucs. Nederlanders trappen makkelijk in retorische trucjes en/of ze zijn niet heel gevoelig voor écht goede argumentatie. En dus, zo kan de conclusie dan luiden, heeft Nederland geen debatcultuur. Daarover kun je overigens van mening verschillen, maar ik vind dit wel een goed argument. De debatcultuur zou verbeterd kunnen worden door, alweer, onderwijs en bewustwording.

En de derde plek waarop ik dit thema tegenkwam was bij de reflectievraag. Bij één onderdeel van het tentamen stonden de persoonlijke vaardigheden van de studenten centraal: wat heb je nou over jezelf geleerd? Meerdere studenten merkten op dat ze door het vak beter in staat zijn te luisteren naar de inhoud van een debat: de debatten op college, maar ook die op tv van bijvoorbeeld bekende politici. Waar ze zich eerst meer lieten afleiden door de vorm, denken ze nu eerder: “Jaja, leuk en aardig allemaal, maar wat jij voorstelt is helemaal niet uitvoerbaar.” Ofzoiets.

Op drie plekken in de antwoorden dus één thema: het nut van debatonderwijs voor het doorzien van de zwakke plekken in de debatbijdragen van anderen, ook al brengen die het nog zo leuk. Ik hoop dat deze studenten ambassadeurs worden voor die visie. Want wat zou het fijn zijn als er in Nederland wat meer gehamerd werd op de inhoudelijke kwaliteit van de beleidsvoorstellen en de debatbijdragen.

Trouwens, het was nooit één student die drie keer hetzelfde had geantwoord; deze antwoorden stonden bij verschillende studenten op verschillende plekken. Ze hebben ook ándere dingen geleerd, andere voorstellen gedaan voor het opheffen van andere discrepanties tussen idealen en praktijk, andere argumenten aangedragen voor of tegen het hebben van een debatcultuur, andere reflectiepunten naar voren gebracht. Meer in het algemeen: ze hebben het tentamen goed gemaakt, wat ook een afspiegeling is van hoe ze voor het vak hebben gewerkt. Ik vind het wel een beetje jammer dat het erop zit…

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Debatvoorbereiding bij EZ

Louise Cornelis Geplaatst op 17 december 2009 door LHcornelis17 december 2009  

Gisteren het ’toetje’ van het debatcollege: een gastoptreden van Edwin van Scherrenburg, woordvoerder bij het ministerie van EZ en eerder in zijn loopbaan daar werkzaam als debatvoorbereider. Het was een toetje omdat het een extra college was. In oktober was er een college uitgevallen en nu haalden we dat in. Alleen zijn er deze week ook tentamens: herkansingen en van andere vakken. Vandaar dat de opkomst gisteren  niet zo groot was. Maar dat maakte het ook wel weer knus.

Het eerste wat me aan Van Scherrenburgs bijdrage opviel was dat ook hij zonder Powerpoint sprak. Dat was bij de vorige gastdocent ook al zo. Kennelijk kunnen debatteerders nog tegen een groep iets zeggen zónder dat hulpmiddel. In het bedrijfsleven lijkt dat inmiddels verder zo ongeveer onmogelijk, zo is mijn ervaring: zet drie mensen bij elkaar en één ervan laat dia’s zien. Debatteren gaat (nog?) zonder, dat begint uitzonderlijk te worden.

De bewindspersoon (minister of staatssecretaris) krijgt ter voorbereiding op een debat een heel pakket aangereikt, met onder andere een spreektekst en ‘fact sheets’ met relevante informatie. Sommige ministers varen blind op dat pakket en de voorbereide tekst, andere (Donner) vertrouwen meer op hun eigen kennis van het dossier. Bij een belangrijk debat wordt de bijdrage ook wel geoefend. Tijdens het debat wordt een minister geflankeerd door meeschrijvende beleidsmedewerkers. Zij noteren alle vragen vanuit de Kamer en formuleren antwoorden. Na afloop wordt het debat meestal wel geëvalueerd, zo nodig ook op het gebied van de presentatie en uitstraling – al is dat bij een commissie-debat veel minder belangrijk dan wanneer de televisiecamera’s draaien.

Van Scherrenburg vertelde dat bij het vooraf inschatten van de vragen die vanuit de Tweede Kamer te verwachten zijn, de politieke en de ambtelijke werkelijkheid soms uit elkaar lopen. Beleidsmedewerkers zijn inhoudelijk stevig bezig geweest met een dossier en vergeten wel eens dat wat voor hen vanzelfsprekend is, dat niet is voor anderen. Voor een lid van de Tweede Kamer kunnen andere overwegingen dan inhoudelijke een rol spelen, bijvoorbeeld: hoe zet ik deze minister een hak, of: wat leeft er bij mijn achterban? Daardoor wordt de minister, en met hem/haar de debatvoorbereiders, wel eens verrast. En de beleidsmedewerkers zijn wel eens teleurgesteld als hun minister om politieke redenen een eigen draai geeft aan het inhoudelijke dossier.

De minister heeft het goed gedaan als er geen vragen blijven komen vanuit de Kamer en als hij/zij iedereen van repliek heeft kunnen dienen. Dat kan inhoudelijk zijn, maar er spelen ook andere zaken.  Een minister kan scoren met een goede kwinkslag (is Pechtold sterk in), een debat platslaan met een enorm inhoudelijk verhaal (Donner houdt wel eens een soort colleges strafrecht), of doodslaan met een opmerking over de procedure. Ten slotte is een debat ook een partijtje worstelen tussen grote ego’s.  

Is het politieke debat dan allemaal vooral show, een rituele dans? Of is een debat echt een uitwisseling van argumenten, gericht op het elkaar overtuigen? Van Scherrenburg heeft één keer meegemaakt dat de minister een voorstel terugtrok. Dat was echter meer vanwege een politieke inschatting dat hij het toch niet zou gaan winnen dan omdat hij overtuigd was door de tegenpartij. Verder kan een vasthoudend Kamerlid wel gedaan krijgen dat een minister iets moet gaan doen of uitzoeken – zoals eerder dit jaar nog is gebeurd met het onderzoek naar de besluitvorming rond de Irak-oorlog.

Ten slotte is het volgens Van Scherrenburg belangrijker om gevoel voor politieke verhoudingen te hebben en voor goed verwoorden dan om bijvoorbeeld Nederlands, communicatiewetenschap of debatvaardigheden te hebben gestudeerd. Daar was ik het natuurlijk niet mee eens. Ik snap wel dat alléén zo’n studie niet helpt. Maar het is juist de kunst van ons vakgebied om meer over goed debatteren te kunnen zeggen dan dat het een kwestie is van gevoel.

Anders gezegd: als ik straks op 6 januari op het tentamen aan de studenten vraag hoe een politicus een debat kan winnen, is ‘dat is een kwestie van gevoel’ níet het goede antwoord (-;

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Lagerhuis over beledigen

Louise Cornelis Geplaatst op 13 december 2009 door LHcornelis13 december 2009  

Afgelopen woensdag debatteerden twee teams van vier studenten over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in een debat: mag je iemand beledigen of niet? De vorm was dit keer vrijer dan bij de proefdebatten: het was een soort Lagerhuis-debat waarin de spreekbeurten en -tijden niet vaststaan en de debatteerders mogen interrumperen.

Hier en daar had ik een aanpassing gemaakt om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk studenten kans kregen om na de proefdebatten nog eens iets uit te proberen of opnieuw te doen. Daartoe hadden ze reflecties geschreven op hun bijdrage aan het proefdebat. In de dagen voor het college had ik per mail al met een aantal contact gehad over of ze een bepaalde rol op zich wilden nemen – ik had nog nooit zo interactief een college voorbereid, en ik ben blij dat een aantal studenten bereid waren om een extra voorbereidingsinspanning te leveren.

Terwijl er aan de andere kant maar liefst zes waren die juist niets ‘mochten’ doen: zij hadden in hun reflectie aangegeven vooral moeite te hebben met het snelle, ad-rem karakter van debatteren. Daarom had ik nu zo veel mogelijk aan hun snelheid en improvisatievermogen overgelaten, om juist daarmee te oefenen: ze hoorden pas kort van tevoren waarover het debat zou gaan.

Een kort (10 minuten), snel en spontaan debat waarbij de meeste deelnemers nauwelijks voorbeid waren en zeker niet ingelezen in het onderwerp – dat was andere koek dan de proefdebatten. Het was leuk om te zien, en, voor zover ik hoorde, ook om te doen. Maar het was inhoudelijk veel oppervlakkiger – en dat is niet zo gek.

De stelling, ingebracht door de voor-pleiters, was eigenlijk ook niet scherp genoeg en het bleek problematisch dat hij onvoldoende controversieel was; niet echt pleitte voor een verandering in de status quo. Daardoor leek het op een gegeven ogenblik alsof de twee teams het met elkaar eens zouden gaan worden. Een beetje triomfantelijk zei ik dus aan het einde: dus de andere hoofdstukken uit het boek zijn óók relevant. Eerder hadden de studenten namelijk aangegeven dat de enige theorie die ze gebruikten uit het boek die over de stock issues was. Maar daarmee alleen kom je er dus niet!

En, mogen beledigingen nou in een debat of niet? Als ik het goed begrepen heb, waren de studenten tamelijk tolerant. Een minister ‘knettergek’ noemen kan een handige debat-zet zijn immers. Ik heb geen van de debatteerders horen roepen dat dat ’taalverruwing’ was ofzoiets. Maar over het al dan niet mogen beledigen van moslims (denk aan kutmarokkanen en geitenneukers) ging het niet…

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Terugblikken

Louise Cornelis Geplaatst op 7 december 2009 door LHcornelis7 december 2009  

Afgelopen woensdag blikten we tijdens het college terug op de drie weken ervoor. Die waren ‘anders’ geweest: de studenten hebben erin geproefdebatteerd en gewerkt aan een uitvoerige opdracht waarin de analyse van een debat in de Tweede Kamer centraal stond (daarover later meer), en er was een gastspreker.

Afgelopen woensdag zetten we in een debat (nouja, discussie/gesprek) op een rijtje welke conclusies de studenten daaruit hadden getrokken, uit de activiteiten van die drie weken op zichzelf en in relatie tot de eerdere collegeweken (in die eerdere weken was de aanpak meer geweest: theorie uit het boek en enige toepassing).

Dit zijn enkele van de conclusies:

  • Onderwijs in debatteren is nuttig, want: debatteren is te leren. In de eerste plaats door het (veel) te doen, dus in de praktijk. Vooral om het ad-rem karakter van debatteren, het snelle op elkaar reageren, onder de knie te krijgen is veel oefening nodig. In de tweede plaats helpt de theorie ook, maar dan vooral (of zelfs alleen) de theorie over de stock issues.
  • Ook al oefen je heel veel, debatteren houdt altijd iets grilligs en onvoorspelbaars. Een goede voorbereiding is belangrijk en een noodzakelijke voorwaarde, maar dan nog kun je later ontevreden zijn over hoe het debat verliep en over je eigen aandeel erin – ook na talloze keren oefenen. Je hebt het verloop van het debat nou eenmaal niet in de hand (debatteren is ‘messy’). Perfect verloopt het nooit, ook na oefenen niet – ook al zou oefenen natuurlijk wel helpen bij het ontwikkelen van debatvaardigheden.
  • Die grilligheid en onvoorspelbaarheid hangt niet af of wordt niet bepaald door de debatvorm en precieze debatspelregels: het kan wel lijken dat je bij een vrij debat (bv. Lagerhuisvorm, met interrupties) meer mogelijkheid hebt om je punt te maken, maar niet voor niets zei Roderik van Grieken dat hij ervoor zou zijn om in de Tweede Kamer dezelfde spreektijd toe te kennen aan voor- en tegenstanders, zodat ze allebei in rust hun case uiteen kunnen zetten, zonder meteen geïnterrumpeerd te worden. Met andere woorden: de oncontroleerbaarheid is intrinsiek aan debatteren, álle debatteren, en wordt niet bepaald door een bepaald aspect van de vorm of de spelregels.
  • Er is een verschil tussen de debat-idealen in de literatuur en in de praktijk: je kunt het nog zo ideaal doen, maar toch verliezen. En je kan drogredenen gebruiken en toch winnen.
  • De stock issues helpen ook bij het luisteren naar/analyseren van andere debatten, en versterken dan je kritische scherpte (voorbeeld: Wilders lijkt op het eerste gezicht goed te debatteren, maar met de stock-issues-bril op is er heel wat op aan te merken). De stock issues helpen dus bij compositie en analyse.
  • De stock issues worden weinig expliciet gemaakt. Je hoort nou nooit eens iemand zeggen: “ik zal achtereenvolgens ingaan op de aard en ernst van het probleem, de inherentie ervan aan de status quo, en daarna op de oplosbaarheid ervan.” Daardoor is het soms moeilijk er de vinger op te leggen en verbreden debatten zich ook wel eens. Maar al te expliciet maken is kinderachtig en saai.
  • Theoretische kennis over bv. argumentatietheorie is nodig om uit het moeras van welles-nietes te blijven.
Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Wat is een debat?

Louise Cornelis Geplaatst op 3 december 2009 door LHcornelis3 december 2009  

Gister presenteerden twee studenten op het debatcollege het resultaat van het interviewen van enkele ‘leken’ over debatteren. Het opvallendste resultaat was dat de vier geïnterviewden moeilijk konden aangeven wat een debat is, en hoe het zich onderscheidt van een discussie. Eén wel grappige reactie was geweest: ‘bij een debat hebben de deelnemers kennis van zaken, bij een discussie hoeft dat niet’.

Maar wat is dan wél het verschil, precies? Dat is nog niet eens zo heel makkelijk. Ik heb daarnet definities van debat opgezocht, en daaruit blijkt een grote verscheidenheid. Het is balanceren tussen een te ruime en een te beperkte omschrijving. 

In de meeste omschrijvingen wordt het debat gezien als een specifiek soort discussie, namelijk: aan regels gebonden. Maar niet elke aan regels gebonden discussie is een debat, dus moeten de regels nader gespecificeerd worden: tussen twee partijen over een stelling, met afspraken over het ‘spreekregime’ (spreektijd, volgorde, al dan niet interrumperen e.d.), gericht op het door middel van argumentatie verdedigen dan wel weerleggen van die stelling, en met een derde partij die oordeelt.

Volgens mij is dat het wel zo’n beetje: dit zijn de noodzakelijke ingrediënten van een debat, en alles wat je er nog aan toe zou kunnen voegen, beperkt het tot een bepaalde debatvorm en maakt de omschrijving dus te smal. In Wikipedia bijvoorbeeld wordt de derde partij ‘jury’ genoemd, maar dat hoeft niet: parlementaire debatten hebben geen echte jury, maar wel alle burgers als potentieel publiek – dat een oordeel velt, tenminste, dat dat kan en mag.  

In de boeken die wij op het college gebruiken staan ook niet de meest gelukkige definities – wat wel aangeeft hoe lastig het is. In Argumentation and Debate: ’the process of inquiry and advocacy; the seeking of a reasoned judgment on a proposition’ (p. 2). Te breed, te abstract, te idealistisch (geen oog voor de retorische component), te weinig aandacht voor de regels en de drie partijen (voor, tegen en publiek), etc. In Effectief debatteren: ‘debatteren = argumenteren + presenteren’ (p. 11). Leuk en elegant, maar niet alle ‘argumenteren + presenteren’ is debatteren.

Gisteren deden we in het eerste college-uur een poging tot een ‘onderzoekend debat’, maar dat werd algauw een discussie of zelfs ‘maar’ een groepsgesprek. Een informeel debat en een discussie lijken op elkaar en de grens is niet helemaal scherp te trekken. Volgende week is onze laatste mogelijkheid om nog te debatteren. Een aantal studenten wil dan, na reflectie op het verloop van het proefdebat, nog iets opnieuw proberen. Dat moet dus formeler dan gister, Hoe, dag mag ik bedenken.

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
  • Ik mag sturen
  • De richting van de vragen hoort bij lezergerichtheid
  • Doe toch echt maar het gewonere woord
  • Onder de indruk van de kracht van de piramide

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (312)
  • Opvallend (541)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (886)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑