↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Auteursarchieven: LHcornelis

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Over lezen en schrijven en een gemis

Louise Cornelis Geplaatst op 17 januari 2022 door LHcornelis17 januari 2022  

Deze maand ervaar ik het gemis aan vakinhoudelijke bijeenkomsten meer dan anders. Ik zou eigenlijk morgen of overmorgen naar Gent vertrekken om het VIOT-congres bij te wonen. Ik miste de vorige editie ook al, toen om leuke redenen (lange reis), de editie van 2021 werd (hoopvol) een jaar uitgesteld, zodoende is het ineens 7 jaar geleden. Er is donderdag een mini-versie online, maar die vind ik inhoudelijk niet heel aantrekkelijk en bovendien kan online nooit de wandelgangen vervangen. Laat staan het tripje naar zo’n fraaie stad.

Bovendien is rond deze tijd  ook altijd de NACV-expertmeeting, twee jaar geleden nog. Als ik mijn eigen verslag van toen teruglees, krijg ik een knoop in mijn maag: wat lijkt dat lang geleden, en wat was dat leuk (en wat had ik toen nog geen flauw idee van wat ons boven het hoofd hing).

Vanuit dat gemis had ik me aangemeld voor iets wat er wél was: een bijeenkomst van het Vakdidactisch Netwerk Nederlands Utrecht over lezen en schrijven. Ik was daar enerzijds een beetje vreemde eend in de bijt wánt geen leraar, maar aan de andere kant: ik deed ooit wél de lerarenopleiding in Utrecht, en ik houd me zeer zeker bezig met de didactiek van schrijven.

Bij die didactiek van schrijven aan ‘mijn’ professionals wil ik graag de kloof tussen lezen en schrijven verkleinen. Ik bedoel: als je lezers in organisaties vraagt hoe ze hun teksten willen hebben, komt daar een beeld uit van een tekst die ze als schrijver niet willen of kunnen maken. Als schrijver vinden ze bijvoorbeeld dat ze volledig moeten zijn en dat hun lezer alles moet lezen. Als lezer willen ze korte teksten die ze makkelijk kunnen scannen. Die kloof in hun eigen hoofden, die zou ik graag willen dichten. Ik was benieuwd of die bijeenkomst daar inspiratie voor bood, vooral dan de workshop ‘Hoe combineer je lezen en schrijven?’ van Jacqueline Evers-Vermeul (die ik nog ken uit mijn tijd in de wetenschap en met wie ik ongetwijfeld anders in Gent een praatje had gemaakt).

Die inspiratie kreeg ik zeker. Bij de plenaire sessie kreeg ik wat globale ideeën voor schrijfonderwijs (zichtbare timer gebruiken om een ‘snelkookpan’ te creëren, divergeren en convergeren in het schrijfproces expliciet benoemen) en ik vond het leuk om daarin te horen dat aandacht voor creatief schrijven ook leidde tot betere zakelijke teksten, in elk geval bij een aantal leerlingen.

In de sessie van Jacqueline ging het om een paar dingen die in mijn soort trainingen niet mogelijk zijn, zoals integratie van schrijf- en literatuuronderwijs, maar ik ben Neerlandicus genoeg om dat dan toch leuk te vinden. Ik zat af en toe te denken: goh, wat had ik dat als leerling graag willen doen! Daarbij waren twee dingen wel van toepassing:

  • ‘Feed forward’: door good en bad practice van teksten met elkaar te vergelijken kunnen trainingsdeelnemers inzicht in tekst- en genrekenmerken krijgen. Je kunt bijvoorbeeld een gezamenlijk beoordelingsformulier voor teksten ontwikkelen. Ik doe dat soort dingen wel, maar dan vluchtig en terloops. Als ik mijn deelnemers meer eerst als lezer benader, in plaats van meteen als schrijver, bevorder ik mogelijk de transfer van leeservaring naar schrijfhandeling. Ik was dat al iets meer aan het doen de laatste tijd, maar het kan nadrukkelijker. Ga ik mee experimenteren!
  • Observerend leren. Iemand zien schrijven dus. Doe ik bij oefeningen al met het verwerken van feedback via het gedeelde scherm, maar dat is herschrijven. Ik ga ook eens experimenteren met schrijven vanaf het begin. Ik heb dat lang geleden eens zelf gedaan, herinner ik me, op flap voor de groep en dat werkte toen erg goed, maar het maakt geen vast onderdeel uit van mijn aanpak. Bovendien hoef ik het niet alleen zelf te doen natuurlijk.

Het was maar kort, het was online, het kan VIOT-congres en NACV-meeting niet vervangen of compenseren – maar het was wel de moeite waard!

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Egocentrisme in de taal

Louise Cornelis Geplaatst op 3 januari 2022 door LHcornelis3 januari 2022  

Ik heb op dit weblog nog nooit het verhaal verteld dat ik wel regelmatig aan anderen vertel over de ‘bijvangst’ van mijn proefschrift. Daarmee bedoel ik: het gaat over iets wat niet centraal stond in mijn eigen onderzoek, maar wat me wel fascineerde – en dat doet het nog steeds: egocentrisme in onze taal, wat wij vanzelfsprekend vinden, maar wat het niet is.

Het begon zo: ik kwam er al gauw achter dat er iets aan de hand was met de lijdende vorm en ‘ik’. Mensen gebruiken bijvoorbeeld een lijdende vorm om ‘ik’ zeggen te vermijden – denk maar aan wetenschappelijke teksten. Als er staat ‘er werd geconcludeerd’, dan is dat gedaan door de ik van de schrijver. En dat is gek eigenlijk, want zo praten we niet over onszelf. Als je bent wezen hardlopen, zeg je niet ‘er werd hardgelopen’, maar ‘ik heb hardgelopen’. Ik is niet voor niets een van de meest frequente woorden in onze taal.

Over jezelf praten als handelende persoon in een lijdende zin, expliciet (‘door mij’) of impliciet, is gek, het is niet de standaard manier. Over onszelf praten we het liefst als ‘ik’. En dan niet zomaar ‘ik’, maar de ‘ik’ als veroorzaker van processen en van acties die tot verandering leiden. Zo leren we namelijk de wereld begrijpen: als kind duw je tegen een stapel blokken en die valt als gevolg daarvan om: ‘ik duw de blokken om’. Via onszelf geldt datzelfde voor andere mensen. Als je een samenspel hebt van een man en een computer en eerst gebeurt er niks en daarna wel, dan is dat standaard ‘hij zette de computer aan’. Enzovoort.

‘Ik’ is ook de centrale waarnemer, ons perspectief op de wereld. Dat realiseerde ik me tijdens het spannendste college taalkunde dat ik ooit volgde. Het was op de summer school in cognitieve taalkunde in Albuquerque in 1995, sowieso het hoogtepunt van mijn promotietijd. Ik volgde college bij Scott Delancey, aan wiens werk ik al veel had gehad. Anders dan ik in Nederland gewend was, daagde Delancey ons uit om kritisch mee te denken, hem uit te dagen, tegenvoorbeelden te verzinnen, enzovoort (de Amerikaanse academische cultuur vond ik veel prettiger dan de Nederlandse, ik heb overwogen te emigreren, maar dat terzijde). Op een gegeven ogenblik zei Delancey iets over hoe frequent de eerste persoon is in de taal, maar dat dat natuurlijk wel van context, genre en onderwerp afhing, en dat in zoiets als waar hij mee bezig was, een wetenschappelijk verhandeling over taal, ik veel minder frequent was dan in huis-tuin-en-keuken-gesprekken. Ik dacht: ‘dat wil ik nog wel eens zien’ en ik heb toen iets van tien minuten lang de I’s van Delancey zelf zitten tellen. Het waren er nog steeds een heleboel, want standaard begonnen zijn zinnen vanuit zijn eigen perspectief: ‘I think that…’, ‘I see it this way…’, ‘I would argue against that’ of ook wel ‘As I have read…’ en ‘As I just said…’. Na die tien minuten stak ik dus mijn vinger op en dat leidde tot een leuke discussie waarin hij inderdaad zijn beeld bijstelde. Het is overigens bepaald geen eigenaardigheid van Delancey, hoor, zo werkt dat bij ons allemaal.

Eén van de dingen die lijdende zinnen kunnen doen, is dat beeld van de ik of in elk geval een mens als centrale veroorzaker en perspectiefnemer nuanceren. ‘De bliksem trof hem’ is raar – alsof de bliksem dat, net als een mens, bewust doet. ‘Hij werd door de bliksem getroffen’ voorkomt die personificatie (dat is overigens een voorbeeld uit een artikel van Delancey). ‘De auto reed een kind aan’ is een beschuldiging van de auto (??); ‘Er werd een kind aangereden’ niet.

De lijdende vorm betekent dus iets als: ‘er vindt hier een verandering plaats van de ene toestand in de andere, maar de veroorzaker daarvan is niet zoals ik’. De lijdende vorm is daarmee een soort ‘escape’ van de gewone manier van voorstellen, waarin de mens en meestal de ‘ik’ wél centraal staat. Niet voor niets zijn lijdende zinnen in de minderheid en is een overdaad ervan in teksten hinderlijk. We hebben mensen nodig als identificatiefiguren.

Onze taal is dus doordesemd van ons egocentrisme. Het fascinerende is nu dat er talen zijn waarin dat anders is. Er zijn talen (ergatieve talen van de Fillippijnen, als ik me goed herinner) waarin processen en veranderingen kunnen plaatsvinden zonder zo’n duidelijke veroorzaker. Wij hebben daar ook wel een paar mogelijkheden toe, maar die zijn zeldzaam: ‘de fiets rijdt lekker’, ‘de schoen past’. Ik heb wel eens gehoord dat als westerlingen die talen leren, ze moeite hebben met die constructies en de neiging hebben toch weer ‘ik’ erin te proppen, en dan klinken we in de oren van de moedertaalsprekers nogal op-de-borst-trommelend.

Helemaal fascinerend vind ik de prioriteit in aboriginal talen om richting en positie absoluut te geven in plaats van gerelateerd aan je eigen lichaam. Want dat is ook een voorbeeld van ‘ik centraal’: we hebben het over links en rechts, en dat is gerelateerd aan ons eigen standpunt en ons eigen lichaam. Aboriginals hebben het bijvoorbeeld over hun noorder- en zuiderschouder. Als kinderen er tekenen, doen ze dat niet met het frontale aanzicht, dus vanuit jezelf, dat wij doen, maar vanuit vogelperspectief: van bovenaf. Ik schreef daar eerder over. Hier zitten twee mensen bij een watertje achter een windscherm: 

Dat is niet aangeleerd, daar hebben ze geen drones of helikopters voor nodig – voor aboriginals is dit het vanzelfsprekende perspectief.

De vraag die zich opdringt, is: in hoeverre zijn de sprekers van die talen ook echt minder egocentrisch? Voor zover ik begrepen heb, kun je dat niet concluderen, al is het alleen maar omdat je dat niet taal-onafhankelijk kunt onderzoeken. Ik vind het wel een intrigerende vraag. En wat als die talen dominant waren geworden, en niet het Engels?

Ik kan ook niet anders dan mezelf centraal stellen in mijn taal. Maar weten dat het anders kan helpt me wel mijn eigen wereldbeeld te relativeren. Zoals ik ben, praat en denk, is niet vanzelfsprekend of universeel.

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Over communicatie heb je geen controle

Louise Cornelis Geplaatst op 30 december 2021 door LHcornelis30 december 2021  

Mij valt de laatste tijd in de corona-communicatie op dat een uiting door verschillende mensen totaal verschillend begrepen kan worden. Het is op dit moment actueel door de uitspraken van Diederik Gommers over het virus als ‘peanuts’. Ik denk dat hij daar een gevoel dat leeft onder jongeren goed onder woorden bracht, maar zijn woorden kunnen ook anders geïnterpreteerd worden, zeker als ze, zoals gebeurde, zonder context gebracht worden. Ik begrijp wat hij zegt als vrije indirect rede. Zulke vormen zijn wel vaker tricky, ik herinner me onder andere de affaire rond de vermeende homohaat en anti-semitisme in Mystiek Lichaam.

Bij de meest recente persconferentie deden zich ook een paar gevallen voor van verschil in begrip. Zo benadrukte Van Dissel de grote onzekerheid in de modellen voor de verwachte ziekenhuisopnames. Ik hoor daarin: ‘dus we hebben alle redenen om voorzichtig te zijn’. Twee dagen later hoorde ik René van der Gijp bij Veronica Inside daarover iets zeggen wat meer neerkwam op: ‘ze weten het niet en ze doen dus maar een totale gok’. ‘Ze’ zijn de wetenschappers van het RIVM. Open zijn over onzekerheid ondermijnt dus bij sommige mensen het vertrouwen in de wetenschap.

Sowieso heb ik volgens mij het verhaal van Van Dissel heel anders begrepen dan veel mensen. Ook manlief en ik moesten even gniffelen om de metafoor van de persoon in de andere jas die je niet meer herkent, maar verder vond ik het een goed te volgen verhaal dat bevestigde wat ik al wist. Ik miste alleen nog een paar dingen, en ik zat me ondertussen wel af te vragen waarom zo’n verhaal niet ondersteund kan worden met visuele middelen – zei ik al eerder, het format van de persconferentie is sleets.

Naderhand las ik de vernietigende reacties over dat het allemaal veel te moeilijk was geweest en dat Van Dissel het nut van de booster onderuit had gehaald. Dat laatste, ja, zo kun je het inderdaad ook horen, want hoezo herkent die booster de jas dan weer wel? Dat is het gevaar van metaforen… Het eerste vond ik confronterend. Ik had vooral zitten luisteren als bezorgde burger Louise, niet als communicatiespecialist, en burger Louise is zeer hoogopgeleid, goed geïnformeerd en buitengewoon taalvaardig. Als het verhaal burger Louise kon behagen, is er inderdaad een grote kans dat het veel te moeilijk is. Oeps.

Ik had nog zo’n moment waarvan ik me achteraf realiseerde: oeps, elitair. In een reactie op een vraag over het draagvlak voor de nieuwe ‘lockdown’ (ik zet dat tussen aanhalingstekens want in een echte lockdown kunnen mensen niet massaal over de grens de dingen doen die ze in eigen land niet mogen en ook niet in bomvolle treinen en vliegtuigen zitten) had Rutte het over geluiden uit zijn eigen omgeving, waarin mensen zeiden, ik citeer Rutte:

Luister, we maken ons zeer grote zorgen over omikron. We zien al die berichten. Kijk vandaag gewoon op de buitenlandse websites (…)

Met die woorden wist Rutte mij voor het eerst sinds maart 2020 persoonlijk te raken. Hé, dacht ik, dit gaat over mij. Ik maakte me namelijk vooral op basis van buitenlandse berichten zeer grote zorgen. Zorgen die ik me eerder ook al had gemaakt, bijvoorbeeld over de grote oversterfte in Nederland, maar daar ging het nooit over (ook in die persconferentie weer niet – het zwijgen over de dood en de doden vind ik een van de ergste dingen van hoe de regering met corona omgaat). Zorgen die ik had bijvoorbeeld toen ik las over het restaurant in Oslo – iets wat het Nederlandse nieuws niet had gehaald, ook niet toen het aantal besmettingen opliep tot 100 van de 120.

Uit de reacties op de persconferentie op Twitter begreep ik dat deze uitspraak begrepen is als bevestiging van ‘Rutte zit in een elitaire bubbel’. En zo is het ook natuurlijk. En ik ook. Ik lees internationale dingen via de deskundigen die ik volg op Twitter en ik volg het Vlaamse nieuws, deels uit betrokkenheid bij België, deels ook omdat ik het net iets andere perspectief op Nederland en de wereld verrijkend vind. Oeps, elitair.

Wat ik leer uit deze voorbeelden is hoe moeilijk communicatie is. Je kunt een uiting weloverwogen doen, en nog kan die volstrekt verkeerd vallen. Je hebt geen controle over wat er gebeurt aan de ontvangende kant, en echte betekenis krijgen je woorden pas daar, vooral als er onderling over gepraat wordt. Daarover heb je als zender geen controle. Dat geldt sowieso, in het algemeen, dus ook voor de zakelijke teksten die in dit weblog centraal staan. Het geldt in het bijzonder in geval van precaire (want crisis) massacommunicatie. Dat kun je eigenlijk nooit voor iedereen goed doen.

Ik denk wel dat de coronacommunicatie veel beter kan dan nu, en ook dat het beter moet. Bijvoorbeeld: meer gesegmenteerd, dus meer maatwerk per doelgroep. Visueler, creatiever, interactiever. En in elk geval anders – zoals ook Christiaan Weijts bepleitte in de NRC.

Geplaatst in Uncategorized | Geef een reactie

Het tweede coronajaar: glas is halfvol/halfleeg

Louise Cornelis Geplaatst op 20 december 2021 door LHcornelis20 december 2021  

Hèhè, dacht ik vanochtend, eindelijk een dat zonder dat er van alles ‘moet’. Ik heb het druk gehad met werk, net iets te druk eigenlijk – wat ook wel blijkt uit de schrijfpauze op dit blog. De drukte zat hem voor een groot deel in acquisitie, en daar is niet zo veel over te schrijven, dus gebrek aan onderwerpen speelde ook een rol. Er zit nog wel wat in mijn hoofd, daar kom ik binnenkort wel aan toe.

Die nadruk op acquisitie betekent ook dat de drukte niet terug te zien is in mijn omzet, hopelijk wel in de toekomst. Nu er tot het einde van het jaar niet veel werk meer bijkomt, kan ik de financiële balans opmaken van dit tweede ‘coronajaar’. Dat valt me niet mee: ik heb maar een beetje meer omzet dan vorig jaar, en opnieuw fors minder dan normaal.

Ik hanteer al heel lang dezelfde streefomzet, wat enerzijds niet reëel is vanwege de inflatie, maar het anderzijds wel makkelijk maakt om te vergelijken. Die streefomzet is bovendien genoeg om van te leven en reserve voor pensioen en eventuele rampspoed van op te bouwen. In normale pre-coronajaren kwam ik er royaal bovenuit, tot wel 125 %. Vorig jaar was het zo’n 75 % en nu 90. Ter vergelijking: dat is minder dan in 2018, toen ik tot half maart Down Under fietste.

Waar ik vorig jaar blij was dat er na de initiële klap in maart, toen mijn werk bijna helemaal stilviel, een boel weer wél doorging, ben ik dit jaar wat ontevredener eigenlijk, ook omdat ik voor mijn gevoel wel hard gewerkt heb. Iets nadere inspectie leert me dat er twee simpele oorzaken zijn voor het achterblijven van mijn omzet:

  • Een opdrachtgever is weggevallen door corona. Ik gaf daar jaarlijks vier keer een door hen ontworpen training. Daarin verdiende ik lekker: het was een hele dag met de dag ervoor flink wat voorbereiding, tegen een hoog tarief, samen goed voor 12,5 % van die streefomzet. Die training stopte eerst helemaal, daarna hebben ze hem herontworpen voor online. Ik heb daarnaar gekeken en besloten hem zo niet te willen geven: ik vond het een slap aftreksel van wat ik deed, niet goed genoeg met het oog op de deelnemers, en voor mezelf niet leuk.
  • Bij een opdrachtgever heb ik contractueel een verschil in tarief tussen daar op kantoor werken en vanaf m’n eigen plek, onder andere omdat het daarbij vaak gaat om weinig uurtjes en dus relatief veel reistijd. Alles was dit jaar vanaf m’n eigen plek, ik schat dat omzetverlies op zo’n 8 % van de streefomzet. Ik kon gelukkig net opnieuw onderhandelen: dat lage tarief, daar komt wat bij.

Met deze twee dingen erbij was het een ‘okee’ jaar geweest en de rol van corona is dus duidelijk. Iets subtieler is misschien dat ik kortere interventies aanbied, wat mogelijk is door het wegvallen van reistijd bij online werken (‘uurtje naar Amsterdam’ zou ik anders niet zo gauw voorstellen) en ook wenselijk, omdat lang videobellen zwaar is.

Wat ook opvalt: er vallen altijd wel eens wat dingen weg of tegen, maar dan was er ook altijd wel weer iets nieuws of anders om dat mee op te vangen. Dat was nu niet zo. Ik deed wel nieuwe dingen, heb enkele nieuwe opdrachtgevers, maar niet genoeg om te compenseren. Meer in het algemeen is de vraag niet spectaculair, zal ik maar zeggen. Ik heb om praktische redenen nauwelijks ‘nee’ verkocht, ik herinner me maar één keer, grote klus, maar ja, ik wilde in september echt op vakantie.

Er is dus een deel van de vraag weg of moeilijker bereikbaar, mogelijk door het gebrek aan fysiek contact. Eén acquisitiemogelijkheid viel bijvoorbeeld net weg. Ik zou in januari in Gent naar het VIOT-congres gaan, het driejaarlijkse taalbeheersingscongres. Dat is altijd inhoudelijk leuk, en de vorige keer hield ik twee interessante klussen over aan gesprekken bij de koffie. Het congres is echter net geannuleerd. Jammer. Er komt iets korts online, maar dat kan nooit de koffiepraatjes vervangen. Ik mis de ‘live’ contacten met vakgenoten sowieso wel.

Ik deed gelukkig ook een boel leuk en nieuw werk, bijvoorbeeld met de e-learning. En waar ik graag meer had verdiend, snap ik ook wel dat het glas half vol is: in het algemeen zijn de zelfstandigen het meest de klos van de coronacrisis. Ik verdien nog steeds fatsoenlijk, genoeg om normaal van te leven en een stevige reserve had ik gelukkig al, al bouw ik daar dus niet aan door nu. Belangrijk ook: ik kan en wil nog steeds ‘nee’ zeggen tegen werk om inhoudelijke redenen, dat heb ik vorige week zelfs nog gedaan. 

Voor mijn gevoel heb ik wel harder gewerkt dan voor 90 %. Dat zit hem in de eenzijdigheid van het thuiswerken – ik word af en toe goed moe van het koekeloeren naar m’n eigen beeldscherm, vooral in deze verder karige wintermaanden. Ik heb vijf ‘live’ trainingen gegeven in 2021 en ik heb daar met volle teugen van genoten, merkend hoe veel energie dat me gaf. De dynamiek van zo’n groep, leergedruis horen, zelf in de weer zijn met post-its en flappen, een andere omgeving zien, reizen, de praatjes bij de koffie…. aaah! Waar ik in 2020 online werken een grote ontdekking vond, trots was op hoe snel ik dat onder de knie kreeg, en blij dat ik zo tegen de zomer mijn werk weer kon voortzetten, is dit jaar het nieuwtje ervanaf, en wegen de nadelen zwaarder.

Deze laatste twee maanden kwam er ook wat ‘gehannes’ bij: bij twee opdrachtgevers speelde er iets wat veel ruimte in mijn hoofd en soms ook tijd kostte, ik had in oktober een record aantal verzette en vervallen afspraken (toeval, denk ik) en dus weinig grip op mijn agenda, en de corona-situatie viel me zwaar. Het is een van de lastige dingen van al dat thuiswerken: dat ik altijd maar achter die computer zit waar ook heel veel nieuws, informatie en meningen te vinden zijn. Ik wil goed geïnformeerd zijn, maar het valt me soms lastig om me niet in die informatiezucht te verliezen. Ook dat is al 21 maanden lang moeilijker dan normaal.

‘Normaal’, schrijf ik, maar wat is nog normaal? Mogelijk moeten we voor lange tijd wennen aan leven met grote beperkingen, zeker in de winters. Het went ook wel, vind ik: de gister ingetreden lockdown doet me weinig, op werkgebied al helemaal niet. Op die vijf keer na loopt mijn werklockdown al 21 maanden immers. Sinds vorig jaar weet ik: ik kom de winter wel door, ook met een lockdown. Ik schreef er vorig jaar al over: met een grote zelfzorg-discipline gaat het me eigenlijk gewoon goed.

Nu ik het een paar weken lang minder druk heb, ga ik me daarom bezinnen op een volgende stap met het online werken: hoe kan dat nog beter en leuker, voor mijzelf en mijn trainingsdeelnemers? Mooie vraag voor het nieuwe jaar.

 

Geplaatst in Geen rubriek | Geef een reactie

Stijlfouten zijn het probleem niet

Louise Cornelis Geplaatst op 1 december 2021 door LHcornelis1 december 2021  

Ik merk het soms aan trainingsdeelnemers: als het gaat over ‘goed schrijven’ ligt de focus erg op het vermijden van fouten. Als je maar correct Nederlands schrijft. Dus geen spelfouten maakt, geen geen grammaticale blunders begaat, niet uitglijdt in je stijl.

Nou is er voor correct spellen nog wel wat te zeggen, maar voor wat betreft formuleringen is zo’n normatieve benadering erg beperkt. Ik leg al jarenlang vaak uit dat het bij stijl niet zozeer gaat om goed/fout, maar om wat wel en niet functioneel is gegeven context, genre, lezer, doel, schrijver, enzovoort.

Meer recentelijk is daarbij gekomen dat je een heleboel moetens en magniets kunt ondervangen als je snap hoe the curse of knowledge werkt bij schrijven. Vage verwijzingen, abstracties, ontbreken van signaalwoorden, gedachtesprongen, gekke woordvolgordes – allemaal symptomen van schrijven door iemand die van alles in z’n hoofd heeft, maar dat niet op papier zet.

Sinds deze week kan ik er nog wat bij uitleggen. Die stijlfouten, die zijn het probleem helemaal niet. Het onderwijs heeft daar onterecht veel aandacht voor. In een recent artikel in The journal of writing research laten Jimmy van Rijt, Brenda van den Broek en Huub van den Bergh namelijk zien dat:

  • De stijlfouten die in het onderwijs centraal staan, dus waarop gehamerd wordt van ‘magniet’, niet vaak voorkomen in de teksten van scholieren. Het gaat dan om ‘fouten’ als pleonasme, tautologie, contaminatie, vage verwijzingen, losstaande zinsgedeeltes en de dat-als-constructie. Een pleonasme bijvoorbeeld (‘iedereen heeft recht op zijn eigen privacy’) werd 9 keer aangetroffen in de 125 betogen die scholieren schreven. Moet je daar een boel schrijfonderwijs op richten dan? Nee, dat is overdreven. Het is ook niet zo dat het onderwijs die fouten juist voorkomt, zo betogen de auteurs: conceptueel simpelere fouten komen juist wel in de teksten voor. 
  • De aanwezigheid van die stijlfouten niet samenhangt met de kwaliteit van de teksten. Daarom pleiten de auteurs ervoor minder de nadruk te leggen op de normatieve behandeling van stijl, en meer gevoelig te maken voor stijl in het grotere geheel – die gevoeligheid voor context, genre, lezer, enzovoort van hierboven. Retorisch stijlonderwijs, zo noemen ze dat.

Wat wel vaak fout gaat, zijn dus juist die conceptueel simpelere schrijfzaken: 

  • interpunctie: foutief gebruik en ontbreken van komma’s, puntkomma’s en vraagtekens
  • woordkeuze: te informele of spreektalige woorden, gewoon foute woorden, onterechte bepaalde lidwoorden en verkeerde voorzetsels.

Die twee categorieën komen samen twee keer zo vaak voor in de teksten van de scholieren als de traditionele stijlfouten. Maar daar gaat het in het onderwijs juist veel minder over. En dat terwijl het juist heel basale dingen zijn. De auteurs betogen dat het onderwijs meer aandacht zou moeten besteden aan die basis.

Ik las het artikel met veel instemming. Ik herken wat er gebeurt bij zakelijke schrijvers. Er is daar vaak zo ingeramd dat ze bepaalde ‘foute’ woorden of constructies moeten vermijden dat hun hele schrijfaandacht daarnaartoe gaat, en dat ze het zicht op het grotere geheel verliezen. Als er maar geen foute als of een keer te veel zullen of worden in hun tekst staat. Die te normatieve houding zie ik daar ook. Ook ik heb de ervaring dat het hun lezers daar helemaal niet om gaat.

En ook ik zie in teksten soms heel basale dingen misgaan. De meeste zakelijke lezers zijn echter zelfs voor een onterecht bepaald lidwoord of een te informeel woord vergevingsgezind. De meeste. Voor de anderen kun je je basis maar beter op orde hebben – en ja, dat hoor je op school te leren.

 

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Over twee online afscheiden – en HB achterop

Louise Cornelis Geplaatst op 24 november 2021 door LHcornelis24 november 2021  

De afgelopen weken namen twee Leidse hoogleraren afscheid die voor mij belangrijk zijn geweest: op 11 oktober Arie Verhagen, in Utrecht mijn co-promotor en dagelijks begeleider van mijn proefschrift, en afgelopen maandag Ton van Haaften, mijn opdrachtgever of leidinggevende (afhankelijk van de vorm van de werkrelatie) bij het werk dat ik deed als invaldocent bij Taalbeheersing.

Eigenlijk was hun afscheid al eerder, maar de ceremonieën waren uitgesteld vanwege corona. Nu gingen ze door, maar opnieuw onder bijzondere omstandigheden natuurlijk. Ik was bij allebei ‘live’ welkom, maar ik heb ervoor gekozen om beide afscheidscolleges online te volgen. Ik ben weer voorzichtig namelijk. Recepties zie ik niet zo zitten, zelfs niet zittend (maandag), en dan is de meerwaarde van er ‘live’ bij zijn beperkt. Dan bespaar ik me graag ook de treinreis – hoe jammer ik het ook vond (best wel dilemma’s, dit soort dingen ten tijde van dreigende code zwart).

Ik ben dus blij met de online mogelijkheid, maar behelpen was het wel. Leiden biedt een livestream op een klein scherm, dat ook nog eens voor het overgrote deel is gereserveerd voor de eventuele Powerpoint. Voor de spreker is een klein hoekje gereserveerd – jammer, want zo’n afscheidscollege draait om de persoon. Als dat aan te passen was geweest, dan was voor mij onduidelijk hoe.

Hier is een screenshot van de livestream van Ton afgelopen maandag, toen er geen slide te zien was, op ware grootte:

Kijken is dan een aardige krachttoer, vind ik.

Daar kwam nog bij dat bij Ton het geluid zacht was, bij Arie het geluid tijdens de filmpjes niet te horen, en dat het mij en anderen maandag een fikse inspanning heeft gekost om de livestream überhaupt te kunnen zien – daar ging iets technisch mis. Ik was na 10 minuten prutsen en de helpdesk bellen eindelijk binnen. Je zou toch hopen dat ze op de universiteit na 20 maanden coronacrisis dit iets beter voor elkaar zouden hebben.

Wat ik ook graag zou willen is enige vorm van interactie. Want het is onbevredigend om bij een afscheid te zijn zonder iets terug te kunnen doen, zelfs zonder dat de afscheidnemer weet dat je er bij bent. Een digitaal gastenboek – zoiets moet toch mogelijk zijn?

Enfin, inhoudelijk was het leuk en ook met de speeches na afloop heb ik me wel vermaakt. Hier en daar heb ik dus wel wat gemist. De eerste tien minuten missen, zoals maandag, is best lastig voor wat betreft de rode draad van het verhaal natuurlijk.

Desalniettemin had ik tijdens Tons verhaal een inzicht met een praktisch nut voor mijn adviseurs. Ik vertaal het meteen naar mijn termen: ‘hoofdboodschap achterop’ komt mogelijk overtuigender over omdat de conclusie dan eerder onvermijdelijk lijkt.

Met wat meer uitleg: in Tons verhaal, ‘De stijl van betogen’, zat een voorbeeld van een rechterlijke uitspraak waarin eerst drie losstaande argumenten gegeven werden, met ten eerste, ten tweede en ten derde erin, en daarna de conclusie als onvermijdelijk werd gepresenteerd: het verzoek (ofzoiets) ‘moet worden afgewezen’. Daarmee lijkt de rechter als afweger er niet toe te doen; de conclusie klinkt als iets objectiefs. Dat reconstrueer ik zo, ik hoop dat ik Ton goed begrepen heb – ik ging pas meeschrijven toen ik me realiseerde hoe relevant het was voor mijn praktijk wat hij zei, en toen liep ik een slide achter.

Die relevantie, daarop kwam ik pas toen ik de link legde met de verwarring die er vaak is bij mensen die het piramideprincipe hebben geleerd letterlijk volgens Barbara Minto. In haar boek gebruikt Minto verwarrende woorden voor argumentatiestructuren. Wat ik ken als enkelvoudige argumentatie heet bij Minto logical argument op basis van deductie. Niet alleen is dat laatste een woord uit een net iets ander domein dan argumenteren (te weten: redeneren), het hint er ook naar dat bij een enkelvoudige argumentatie de conclusie aan het eind moet komen – wat niet zo is. In Tons voorbeeld zat een meervoudige argumentatie (Minto’s grouping op basis van inductie) met de hoofdboodschap (conclusie) achterop. Ton noemde dat deductie. Terecht – het onderscheid dat Minto maakt, klopt gewoon niet. Dat geeft allemaal veel verwarring en onduidelijkheid. Ik heb in trainingen al vaak uitgelegd:

  • Deductie en inductie moet je als termen gewoon vergeten als het gaat om argumenteren – veel te verwarrend. Gebruik enerzijds meervoudige en enkelvoudige argumentatie, en anderzijds hoofdboodschap voorop of achterop.
  • Zowel meervoudige als enkelvoudige argumentatie kunnen de hoofdboodschap voorop dan wel achterop hebben. Dat is een keuze die je maakt los van de argumentatiestructuur.

Terwijl dat door mijn hoofd ging, maakte Ton het punt dat die conclusie aan het eind retorisch gezien de argumentatie kracht bijzet vanwege de suggestie van onvermijdelijkheid.

Aha, dacht ik toen: misschien is dat ook wel een reden voor de gehechtheid van veel van ‘mijn’ schrijvers aan de conclusie aan het eind. Ik dacht altijd dat dat komt door de traditionele, methodologische opbouw, maar dat is het dus mogelijk niet alleen. Daar mag ik dan wel eens meer op doorvragen en meer empathie voor hebben.

Vervolgens ka ik er dan samen met die schrijvers over gaan nadenken in hoeverre hun rol afwijkt van die van – bijvoorbeeld – rechters. Die schijn van objectiviteit en onvermijdelijkheid – is dat hoe je wilt overkomen als adviseur? Het is niet mijn ideale rolopvatting. Maar er valt zeker over te praten.

Ik ben zo een behoorlijk eind afgedreven van Tons inhoud – die dus inspirerend was. Ik hoop wel dat ik alles goed heb verstaan én begrepen. Ik neem aan dat er van de beide afscheidscolleges een teksteditie verschijnt, dan kan ik het nog eens rustig nalezen. Mocht het nodig zijn, dan corrigeer ik deze blogpost wel.

Ton en Arie hoop ik allebei onder gunstigere omstandigheden de hand te schudden – als dat dan weer mag dus.

 

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Op zoek naar informatie en steun

Louise Cornelis Geplaatst op 19 november 2021 door LHcornelis19 november 2021  

Het was even rustig op dit weblog. Ik heb het druk met werk en daarnaast kost het volgen van de actualiteit me op dit moment ook veel van mijn tijd en aandacht. Eerder schreef ik regelmatig over de persconferenties en andere corona-communicatie. Ik ben daarmee gestopt toen ik afhaakte. Naar de persconferentie van afgelopen vrijdag heb ik wel weer gekeken en ik volg nog steeds met interesse wat er over de communicatie verschijnt, maar ik schrijf er zelf niet meer over. Het lijkt er namelijk op dat elke duit in wat voor zakje bijdraagt aan nog grotere polarisatie.

Eén persoonlijke reflectie wil ik hier wel delen, omdat die mij helpt te de-polariseren c.q. mijn empathie voor andersdenkenden vergroot. Het is mij de afgelopen tijd duidelijk geworden dat er vanaf het begin stelselmatig zo weinig voorlichting is gekomen van de kant van de overheid en de reguliere media dat velen, waaronder ikzelf, op zoek gingen naar aanvullende informatie.

Die zoektocht heeft mij geleid naar het Red Team. Dat is weliswaar opgeheven, maar de Twitter-accounts van de leden zijn nog steeds de moeite waard. Daardoor heb ik veel meer kennis, en bovendien voel ik me erdoor gesteund – getroost zelfs. Ik zou anders af en toe ernstig aan mezelf hebben getwijfeld, zo van: ben ik de enige die het beleid niet snapt of die dit echt niet vind kunnen? Nee dus.

Veel anderen zijn echter in hun zoektocht naar informatie én steun terechtgekomen in fabeltjesfuiken. Ik realiseer me maar al te goed dat ik daar ook best in had kunnen belanden. Sterker nog: ik weet niet 100 % zeker dat ik niet in zo’n fuik zit.

Zo heel veel scheidt mij dus niet van de ‘wappies’. Wel iets heel fundamenteels, dat te maken heeft met een basisvertrouwen in instituties. Zelfs dat staat echter bij mij ook onder druk, en daar schrik ik soms van, van mijn eigen afhaken van bijvoorbeeld de politiek.

Deze crisis gaat om veel meer dan alleen een virus. Daarover maak ik me zorgen.

 

 

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Half-half

Louise Cornelis Geplaatst op 8 november 2021 door LHcornelis8 november 2021  

Sinds vorige week is het officiële advies om minstens de helft van de tijd thuis te werken. Om mij heen leidde dat vooral tot hilariteit, want de meeste mensen in mijn directe omgeving die thuis kunnen werken, doen dat nog voor 80-100% van de tijd.

Desalniettemin ontstond er voor mij meteen een heuse 50-50-situatie, want de vier opdrachtgevers die ik vorige week sprak over bijeenkomsten in de komende weken, waren precies in tweeën te delen: twee zeiden ‘nou, dan kan het dus prima op locatie doorgaan’ en de anderen ‘nou, dan moet het dus online’. En allemaal vonden ze dat volstrekt vanzelfsprekend.

Zo lang dit advies blijft, doe ik graag af en toe iets op locatie. Ik geniet erg van de dynamiek in mijn werkende bestaan en van de interactie met de groep tijdens de training en in de ‘randjes’ zoals koffiepauze en net ervoor en erna. Als het niet te druk is en met een beetje ruimte om me heen, vind ik het ook prima om te doen. Helemaal als ik er, zoals vorige week, op de fiets heen kan..

Er was vorige week ook nog even sprake van een andere vorm van half-half: een hybride bijeenkomst, waarin een deel van de deelnemers fysiek aanwezig is en een deel online. Dat verzoek kreeg ik kort voor de bijeenkomst en ik heb het geveto’d. Om de kwaliteit te krijgen die ik voorsta, stelt dat hoge eisen aan de techniek, de ondersteuning (iemand moet de camera bedienen) en aan mijn werkvormen. Degenen die bij mij een introductie piramideprincipe hebben gevolgd, herinneren zich misschien wel de oefening met de taakbriefjes. Die kan niet zomaar hybride, die moet ik herontwerpen – zoals ik dat in het voorjaar van 2020 voor online heb moeten doen. Dat wil ik best wel doen voor hybride, maar dat kost tijd. En er hangt een prijskaartje aan.

Het beetje hybride dat ik heb meegemaakt, was anders. Zo heb ik een keer een training gegeven aan een kleine groep bij  hen op kantoor, ik was op het scherm aanwezig. Ik heb ook een keer fysiek vergaderd met één iemand aanwezig via het scherm. Dat ging allebei prima – maar het is nog geen hybride training.

Ik weet zelfs niet helemaal zeker of hybride training überhaupt wel goed te krijgen is, ik hoor er collega’s niet bepaald enthousiast over. Ik heb er zelf nog geen ervaring mee: ik heb anderhalf jaar lang alleen maar online gewerkt. Maar ik zou de uitdaging wel aan willen. Voor maart 2020 dacht ik bij online training geven immers ook ‘dat kan nooit wat worden’. Dat was geheel onterecht.

Ik anticipeer erop dat het thuiswerk-advies nog wel verder zal verstrengen. Zodra het weer ‘werk zo veel mogelijk thuis’ wordt, gaat alles weer terug naar online. Daarvan weet ik inmiddels: dat gaat prima.

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Nagekomen bordjes

Louise Cornelis Geplaatst op 3 november 2021 door LHcornelis3 november 2021  

Afgelopen vrijdag was ik weer in het gebied in West-Brabant waar we op onze vakantie ook waren geweest. Zodoende kon ik nog twee bordjes op de foto zetten die me toen waren opgevallen, maar waar ik toen geen foto van had gemaakt.

Eerst dit bordje met een opvallende straatnaam, in de omgeving van Ossendrecht:

Nouja, straat… het is een smal wandelpaadje door de velden. Waar ongetwijfeld Janus van Sjefkes aan heeft gewoond, ooit. Dat het paadje zo heet, is niet zo opmerkelijk. Wel is het leuk dat zo’n typische volksnaam op zo’n officieel bordje is terechtgekomen.

En dan een van de lulligste promotiebordjes van een gemeente die ik ooit gezien heb:

Het deed me denken aan de oude slogan van Amsterdam. Maar Amsterdam hééft ook echt dingen, zoals bijvoorbeeld enkele wereldberoemde musea en een gerenommeerd concertgebouw.

Huijbergen heeft het ook, nouja, een supermarkt dus. Sohee! Er hangen meer van dit soort bordjes, ik zag fysiotherapeut en horeca. Wereldstad!

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Wat is de ROI van redigeren?

Louise Cornelis Geplaatst op 25 oktober 2021 door LHcornelis25 oktober 2021 2

Vorige week schreef Wouter van Wingerden een blogpost over het al dan niet weglaten van om in zinnen waarin dat kan, zoals:

Hij heeft besloten (om) zijn baan op te zeggen.

Het is een veelvoorkomend schrijfadvies om om dan weg te laten. Ik ben het met Van Wingerden eens dat dat niet zo zwart-wit is en dat om vaak heus een functie heeft. 

Ik heb opdrachtgevers er wel eens over gehoord, over het ‘overbodige’ om – en dito er. Van beide weet ik dat er nogal verschillen zijn tussen individuele moedertaalsprekers in het gebruik. Ik zeg daarom standaard dat het een kwestie is van gewoon je taalgevoel volgen. Je kunt toch niet iedereen behagen, en als je niet uitgaat van je eigen taalgevoel, heb je niks om van uit te gaan.

Dat ‘volgen van je eigen taalgevoel’ is in organisaties wel eens lastig, want wat als je baas je om‘en en er‘en schrapt? Of, zoals ik één keer heb meegemaakt, als in de ban heeft gedaan, uit angst voor groter als? Wat je moet redigeren wordt dan meer op basis van smaak en macht bepaald dan op inzicht in waar je het lezers echt makkelijker mee maakt.

Ik denk dat er in tekstbewuste organisaties de nodige energie verloren gaat in zinloos redigeren. Helemaal zinloos, dus zonder effect en soms de tekst zelfs verslechterend, of de moeite van de tijd niet waard. Dan verbetert de tekst misschien iets, maar is dat het uurtarief van de consultant waard?

Ik zou daarom graag willen dat er een gezaghebbende bron zou zijn waar je kunt vinden waar je je schaarse en duur betaalde tijd wél in moet stoppen als je gaat redigeren. Van welke redactionele ingrepen knapt een tekst echt op en wat kun je net zo goed laten? Wat moet je écht doen als je maar weinig tijd hebt? 

Om het in consultantstermen te zeggen: wat is de return-on-investment van stilistische ingrepen? Wat zijn quick wins en must-have’s? Als je wilt werken volgens de 80-20-regel, waar moet dan die 20 % van je inspanning naartoe om 80 % van het rendement te halen?

Zo’n  overzicht is er niet. In mijn vakliteratuur staat alles op hetzelfde niveau van urgentie en het onderwijs legt veel gewicht op piepkleine dingen.

Ik heb zelf wel een mening voor mijn type schrijvers, dus schrijvende professionals zoals adviseurs: (1) zorg voor goede formulering en vindbaarheid van de hoofdboodschap, (2) een heldere structuur (= logisch + zichtbaar) en (3) correctheid in de details, zoals de getallen en spelling. Dat zijn de prioriteiten: daar hebben lezers wat aan en/of je vermijdt dat ze over iets vallen wat hun beeld van de tekst en van jou negatief kan beïnvloeden.

Voor stijl zijn zakelijke lezers helemaal niet zo gevoelig, is mijn ervaring. Dus als je na 1 t/m 3 nog tijd hebt, kun je met je zinnen aan de slag. En dan zou ik zeggen: (4) gebruik gewone, beeldende woorden, in plaats van abstracties en vakjargon.

Daarna komt er heel lang niks – niks algemeens althans, dan gaan de individuele verschillen per schrijver meer spelen.

Over er en om zou ik zeggen: maak je er maar niet druk om.

 

Geplaatst in schrijftips | 2 reacties

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • Een middag bij de bond
  • Burger slaat op de vorm
  • Nood aan input
  • Schrijven vraagt om precisie
  • John Searle RIP

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (320)
  • Opvallend (551)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (154)
  • schrijftips (895)
  • Uncategorized (46)
  • Veranderen (39)
  • verschenen (205)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • oktober 2025
  • september 2025
  • augustus 2025
  • juli 2025
  • juni 2025
  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑