Taalnormen: angstaanjagend of ondersteunend?
Via @tekstblad werd ik geattendeerd op een discussie in De Standaard over het nut van taaladviseurs en hun regels. Sowieso leuk om te lezen. Marc van Oostendorp vindt dat taalregels mensen maar bang maken, maar Ruud Hendrickx vindt dat overdreven en vindt advies over taalnormen behulpzaam. Je kunt ze toch naast je neerleggen?
Voor allebei de standpunten is wel wat te zeggen: normen geven houvast, maar kunnen ook belemmeren. Dat laatste noem ik wel schrijfangst door de moetens en magniets die iemand in de loop van een (school-)loopbaan oppikt, zo van: iemand die ‘groter als’ zegt, is superdom, en wee je gebeente als je ‘ik’ schrijft in een zakelijke tekst, of een lijdende vorm. Om er maar een paar te noemen. Als je hoofd daarmee vol zit, krijg je geen letter meer op papier.
Toch is ook het andere standpunt waar: ik ben ook blij dat ik ergens op kan zoeken ‘hoe het hoort’. In die zin helpen normen me.
Zou het verschil in standpunt eraan kunnen liggen wie de ‘mensen’ zijn waar Van Oostendorp en Hendrickx over schrijven? Dat is een nogal algemene en vage groep. Ik denk dat het mogelijk is om te onderscheiden voor wie schrijfadvies helpt, en bij wie het belemmert. Niet voor niets had ik het net hiervoor eerst over ‘je’ en daarna over ‘ik’. Mij, als taalprofessional, helpen taalnormen, maar ik zie veel deelnemers aan mijn trainingen worstelen met de moetens en magniets.
Ik denk dat je eerst stevig in je schrijfschoenen moet staan voordat je je eigen keuzes kunt maken.
Reacties
Taalnormen: angstaanjagend of ondersteunend? — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>