Door de familieomstandigheden is het er al even niet van gekomen om te schrijven over het college Tekstanalyse. Er is een college niet doorgegaan, maar net daarvoor zat er een blogpost in mijn hoofd die daarin is blijven steken. Daarom nu maar.
Voor het derde college (22 februari) was het thema ‘discourse communities’: in de tekst schept een schrijver een identiteit van zichzelf (’to write is to have an identity’ staat er in het boek) en een beeld van de lezer die die voor ogen heeft. Samen vormen zij de gemeenschap rond die tekst. Het gaat daarbij dus om wat de tekst doet, niet zozeer om de ‘echte’ lezers of schrijvers. Het zit ‘m bijvoorbeeld in dingen die kennelijk bekend en vanzelfsprekend zijn. Denk aan moeilijke of specifieke woorden en impliciete stukjes redenering.
Ik had als voorbeeld een stukje tekst waar ik mee geworsteld heb. Het gaat om de inleiding van het boek De lezende mens. De betekenis van het boek voor ons bestaan. Als lees- en boekenliefhebber en ook nog eens ‘beroepslezer’ móest ik dat wel lezen, leek me, en het leek me daarom dat ik in de discourse community van dat boek zou thuishoren. Toch ging dat op de eerste pagina’s mis. Ik voelde me buitengesloten, zozeer zelfs dat ik het boek eerst terzijde heb gelegd. Ik moest moed verzamelen om verder te lezen, en nog steeds gaat dat niet van harte. Ik heb het nog steeds niet uit namelijk, ondanks dat er zeer zeker interessante dingen in staan. Maar ik vind het een worsteling, en dat begint al met de allereerste alinea:
Heen en weer zwalkend tussen de wereld van tekst op papier en die van informatie in de digitale ruimte sta je opeens stil voor je boekenkast. Terwijl je naar de muziek luistert die de computer de kamer in streamt, vraag je je af waarom je wel je platen, cassettes, dvd’s en cd’s hebt weggedaan, maar je boeken nog niet.
Dit gaat niet over mij. Ik zou van mezelf nooit zeggen dat ik zwalk tussen papier en digitaal, en ik stream nauwelijks en heb mijn cd’s niet weggedaan, ik heb zelfs nog een enkele plaat. En ik heb wel ook e-boeken. Hoe is het mogelijk – één alinea en ik denk al ‘deze tekst is niet voor mij’. (Als schrijfadviseur zou ik hier zeggen: houd het bij jezelf. Dus schrijf niet je maar ik.)
Kort erna wordt het nog erger:
Dat het fysieke boek, de boekwinkel en de bibliotheek ondanks de digitale ontwikkelingen nog steeds een gevoelige rol spelen in onze samenleving, blijkt uit de kortstondige euforie die heerste toen op 28 april 2021 de coronalockdown werd opgeheven. De ochtend daarop tweette dichter-schrijver Marieke Lucas Rijneveld met hartjes en bubbels en al: ‘Ik schreef een ode aan de geschriftmatrozen, aan alle boekhandelaren. Sinds gisteren zijn de boekhandels weer open!’ Tegelijkertijd is de tekst die hij op Twitter publiceerde een ode aan de magie van het lezen. Nederlanders die graag boeken lezen omdat ze alles verder al op hun smartphone doen, reageerden enthousiast op dit goede nieuws.
Ik herinner me inderdaad euforie toen die lange lockdown van 2020/2021 werd opgeheven. Maar niet omdat de boekhandels weer opengingen. De boekwinkel hier in de wijk is al jaren geleden failliet gegaan helaas, en ik koop dan ook veel van mijn boeken online. De lockdown maakte op dat punt voor mij dus niet veel uit – mijn euforie betrof onder andere de zwembaden.
En ik denk ook: mensen voor wie fysieke boekwinkels een grote rol spelen in hun leven – dat zijn binnenstadbewoners van grotere steden, lijkt me – grachtengordel misschien zelfs? In elk geval dus niet lezers uit een Rotterdamse volksbuurt. Enne – lees ik graag boeken omdat ik verder al alles op mijn smartphone doen? Uh – nee, die omdat neem ik niet voor mijn rekening.
Dit is nog steeds niet alles wat er gebeurt op het gebied van het scheppen van een discourse community. Een gevulde boekenkast is vanzelfsprekend, naar muziek luisteren ook, Marieke Lucas Rijneveld moet ik kennelijk ook kennen (al is het maar om de verwijzing met hij te kunnen plaatsen) en Vlamingen horen er niet bij, gezien het specifieke van de coronalockdown – de Nederlandse dus. Of toch wel, met dat Nederlanders in de laatste zin (die ik überhaupt niet snap).
Nou, zoveel hobbels, en toen moest ik dus moed verzamelen om verder te lezen. Wat in elk geval inderdaad de juiste verwachting schept voor het boek is het wat knorrige over de digitale ontwikkelingen, wat al achter het zwalken schuilgaat en de euforie rond fysieke boeken. De auteurs zien inderdaad het ‘diepe’ lezen van papieren boeken als het enige echte lezen, hoog verheven boven alle andere vormen van lezen, en bedreigd door al die nieuwlichterij van de digitale wereld. Ik moest denken aan die twee oude brompotten van de Muppetshow. Ik vind het een eenzijdig beeld van lezen en het sikkeneurige komt op andere plekken in het boek ook terug. In de passages waar dat geen rol speelt, zoals bijvoorbeeld over de geschiedenis van het boek, lees ik het wel met veel plezier.
Met de vergelijking met Statler en Waldorf, stap ik buiten de analyse van de identiteit van de schrijver zoals die in de tekst naar voren komt. Ik wéét namelijk dat het er in het echt twee zijn, twee mannen, en eentje is emeritus hoogleraar, dus de leeftijd klopt ook. Maar dat doet er eigenlijk allemaal niet toe voor de discourse community. Daar hoor ik voor mijn gevoel niet echt bij. Dat verhindert mijn leesplezier. Vandaar dat het zo lang duurt voor ik het boek uit heb.
Ik ben het college met dit voorbeeld begonnen. Daarna hebben de studenten de discourse community van hun eigen tekst in kaart gebracht. Dat was nog best wel zoeken af en toe, zeker omdat het vaak om implicietere dingen gaat dan in mijn voorbeeld. Dat is best extreem namelijk!