Ik ben hard bezig met het afmaken van het boek – dat overigens Optimaal blijven sporten gaat heten, met nog iets als ‘boven de 50’ ofzo erachter. De afgelopen tijd heb ik vooral hard getrokken aan één hoofdstuk dat eerst maar niet in de plooi wilde vallen. Inmiddels is het gelukt en kijk ik terug op een leerzame schrijfervaring.
Ik was het hoofdstuk ooit heel essayistisch begonnen, aan de hand van eigen ervaringen. Gaandeweg was er meer ’theorie’ in gekomen en was het ook een betoog geworden. Diverse proeflezers vonden dat niet zo geslaagd: ze vonden het brijïg en herhalend en kregen hoofdboodschap noch rode draad te pakken.
Ik ben toen begonnen met wat snoeiwerk: herhalingen en zijstraten eruit. Dat hielp al. Maar ik was nog niet tevreden en realiseerde me dat er twee structureringsprincipes door elkaar liepen: de chronologie van mijn eigen ervaringen en de inhoudelijke, argumentatieve van het betoog. Ik weet het niet meer precies, het zou kunnen zijn dat het schrijven van de blogpost over een onduidelijke grondslag van een structuur vorige maand het kwartje deed vallen: ook ik maakte het mijn lezers te moeilijk.
Toen heb ik die twee structuren ontward: alles van mijn eigen ervaring bij elkaar, de argumentatie bij elkaar (piramidaal!), met een duidelijke overgang. Grote stap vooruit: twee nieuwe proeflezers vonden het een helder verhaal. Pfoe, opluchting!
Maar zij vonden het op hun beurt wel weer wat negatief en belerend. Urgh, lastig volk toch, lezers – maar o, wat ben ik ze dankbaar! Opnieuw hielp ‘klein’ werk: formuleringen aanpassen bijvoorbeeld. Daarover dachten de proeflezers mee, dat was erg fijn.
Maar de grootste stap vooruit zat hem weer in structuur: in nog iets van het argumentatieve naar het persoonlijke gedeelte verschuiven. Ik werd helemaal enthousiast toen maandag een proeflezer me erop wees: er stond ergens nog een oud restje, wat inderdaad eigen ervaring was, maar als onderdeel van de argumentatie algemener en daardoor kritisch over anderen klonk.
Dit was iets wat ik herken van het samenwerken met schrijvers: historische restantjes in de tekst. Je verandert wat, voert die verandering zo goed mogelijk door, maar daarbij zie je iets over het hoofd. Ik zeg regelmatig tegen schrijvers dat ik bijvoorbeeld iets niet snap, en dan blijkt dat ‘per ongeluk’ achtergebleven te zijn uit een vorige versie. Zoiets zit in een klein hoekje.
Gister heb ik het hoofdstuk opnieuw laten proeflezen, en met dat commentaar was ik dik tevreden. Daarmee valt het laatste stukje inhoud op z’n plek. Ik schiet ook al aardig op met afredigeren. Nog drie weken tot de deadline!