De laatste weken is mijn werk ineens weer een heel stuk ‘normaler’ geworden, in de zin van: het lijkt weer veel op hoe het ging voor maart 2020. Er blijft nog steeds wel wat online doorgaan, maar de meerderheid is ‘live’. Ik geniet daarvan: van werken met ‘echte’ mensen, van de praatjes tussendoor, van de dynamiek en afwisseling in mijn werkende bestaan.
Regelmatig heb ik ‘oja, zo ging dat’-momenten: dingen waar ik in de tussentijd niet aan had gedacht, en me nu ineens weer realiseer. Daar zitten fijne dingen tussen: voor het eerst weer een supervisie-sessie (waarin de deelnemers feedback geven en krijgen op eigen werk) waaraan ik zelf mee kan doen. Online lukt dat qua logistiek niet. Een klein oja-moment daarbij was het doorgegeven zien worden van het gekleurde papier waarop de feedback komt te staan: ik houd van kleur in een ruimte.
Er zitten echter ook momenten tussen waarin ik denk: urgh, hier heb ik juist twee jaar lang geen last van gehad. Technische problemen: dinsdag lukte het niet het smartboard aan de praat te krijgen met mijn laptop. Gelukkig kon ik presenteren met mijn USB-stick erin, maar daar gebeurden wel gekke dingen mee: op het smartboard verschenen onder andere ook de verborgen dia’s, en per dia alle animaties in één keer.
Of zoiets als laatst, een beetje ongelukkige ontvangst bij een opdrachtgever: zaal is bezet tot na de aanvangstijd van de training, ze zetten me ondertussen in een hokje en bieden niet eens koffie aan. Als ik de zaal in kan, ook nog niet, ik mag dat zelf gaan halen – terwijl ik ook op eigen houtje mag uitvogelen hoe het scherm werkt.
Op zo’n moment herinner ik me dat ik twee jaar geleden miste om van nieuwe opdrachtgevers niet te zien en te ervaren hoe hun kantoor is – die omgeving letterlijk en figuurlijk op te snuiven. Dat levert toch ook echt informatie op. Naast dat ik het leuk vind om op zo veel en zo verschillende plekken te zijn.
Ik heb ook alweer ervaren dat veel onderweg zijn gauw druk wordt: oja, reizen kost tijd, en als ik dan weer op m’n plek ben, wacht daar het opruimen en afhandelen van alles wat er ondertussen is gebeurd. Ook weer, net als vroeger, een limiet aan stellen dus.
Al met al denk ik dat ik productiever ben zo. Door de afwisseling krijg ik zelf meer voor elkaar, en ik denk dat ik op locatie ook meer ‘impact’ heb.
Echt normaal wordt het pas als ik kan ophouden met steeds de incubatietijd aftellen nadat ik met een groep heb gewerkt. Als ik zie en hoor hoe veel mensen om me heen de laatste tijd covid gehad hebben, verbaas ik me erover dat het mij nog steeds niet heeft weten te vinden. Anderen ook: laatst bij een opdrachtgever zei iemand: “Maar iedereen heeft het toch al gehad?” Die keek dus verbaasd toen ik zei “Neehoor, ik niet”. Verbazingwekkend of niet – ik houd het graag zo!