Vorige week schreef Wouter van Wingerden een blogpost over het al dan niet weglaten van om in zinnen waarin dat kan, zoals:
Hij heeft besloten (om) zijn baan op te zeggen.
Het is een veelvoorkomend schrijfadvies om om dan weg te laten. Ik ben het met Van Wingerden eens dat dat niet zo zwart-wit is en dat om vaak heus een functie heeft.
Ik heb opdrachtgevers er wel eens over gehoord, over het ‘overbodige’ om – en dito er. Van beide weet ik dat er nogal verschillen zijn tussen individuele moedertaalsprekers in het gebruik. Ik zeg daarom standaard dat het een kwestie is van gewoon je taalgevoel volgen. Je kunt toch niet iedereen behagen, en als je niet uitgaat van je eigen taalgevoel, heb je niks om van uit te gaan.
Dat ‘volgen van je eigen taalgevoel’ is in organisaties wel eens lastig, want wat als je baas je om‘en en er‘en schrapt? Of, zoals ik één keer heb meegemaakt, als in de ban heeft gedaan, uit angst voor groter als? Wat je moet redigeren wordt dan meer op basis van smaak en macht bepaald dan op inzicht in waar je het lezers echt makkelijker mee maakt.
Ik denk dat er in tekstbewuste organisaties de nodige energie verloren gaat in zinloos redigeren. Helemaal zinloos, dus zonder effect en soms de tekst zelfs verslechterend, of de moeite van de tijd niet waard. Dan verbetert de tekst misschien iets, maar is dat het uurtarief van de consultant waard?
Ik zou daarom graag willen dat er een gezaghebbende bron zou zijn waar je kunt vinden waar je je schaarse en duur betaalde tijd wél in moet stoppen als je gaat redigeren. Van welke redactionele ingrepen knapt een tekst echt op en wat kun je net zo goed laten? Wat moet je écht doen als je maar weinig tijd hebt?
Om het in consultantstermen te zeggen: wat is de return-on-investment van stilistische ingrepen? Wat zijn quick wins en must-have’s? Als je wilt werken volgens de 80-20-regel, waar moet dan die 20 % van je inspanning naartoe om 80 % van het rendement te halen?
Zo’n overzicht is er niet. In mijn vakliteratuur staat alles op hetzelfde niveau van urgentie en het onderwijs legt veel gewicht op piepkleine dingen.
Ik heb zelf wel een mening voor mijn type schrijvers, dus schrijvende professionals zoals adviseurs: (1) zorg voor goede formulering en vindbaarheid van de hoofdboodschap, (2) een heldere structuur (= logisch + zichtbaar) en (3) correctheid in de details, zoals de getallen en spelling. Dat zijn de prioriteiten: daar hebben lezers wat aan en/of je vermijdt dat ze over iets vallen wat hun beeld van de tekst en van jou negatief kan beïnvloeden.
Voor stijl zijn zakelijke lezers helemaal niet zo gevoelig, is mijn ervaring. Dus als je na 1 t/m 3 nog tijd hebt, kun je met je zinnen aan de slag. En dan zou ik zeggen: (4) gebruik gewone, beeldende woorden, in plaats van abstracties en vakjargon.
Daarna komt er heel lang niks – niks algemeens althans, dan gaan de individuele verschillen per schrijver meer spelen.
Over er en om zou ik zeggen: maak je er maar niet druk om.