Op p. 99 van Het nieuwe schrijven staat:
Eerst de inhoud, dan komt de structuur (bijna) vanzelf.
Niet is minder waar, en dat laat dit boek zelf treffend zien. Het is een van de slechtst gestructureerde boeken die ik ooit heb gezien, en dat voor een schrijfboek…
Nouja, er zit structuur in het boek. Maar zo onlogisch dat ik er echt de ballen van snap en dat dat ook mijn lezen en mijn begrip van de inhoud hindert, omdat ik zo veel moet zitten raden, met wisselend succes.
Er zijn problemen op elk niveau van de tekst. Ik geef er hieronder de meest treffende voorbeelden van, van hoog naar laag. Daaronder speculeer ik een beetje over hoe het zo mis kon gaan.
Hoofdboodschap en rode draad: De ondertitel van het boek is ‘aantrekkenlijk-overtuigend-duidelijk-correct’. Een vierdeling. Die zou ik dan verwachten als rode draad van de structuur. Het boek heeft inderdaad vier hoofdstukken, maar die vier trefwoorden zijn twee-aan-twee samengenomen in de eerste twee, en daarna volgt nog een hoofdstuk ‘Niet zo maar zo’ (formuleringsalternatieven) en een woordenlijst (van rijp en groen door elkaar).
Het eerste hoofdstuk, ‘Aantrekkelijk en overtuigend’, is maar 16 pagina’s; het tweede, ‘Duidelijk en correct’ 155, een frappante disbalans, die ik ook niet kan rijmen met de boodschap dat het nieuwe schrijven bepaald wordt door samenwerking tussen de linker (overtuigend) en rechter (aantrekkelijk) hersenhelft. Zoiets staat tenminste op p. 21: ‘Het nieuwe schrijven is een oproep om levendig, beeldend en energiek te schrijven’. Maar daar gaat het dus nauwelijks over. Nouja, keer op keer dat je de lijdende vorm en de naamwoordstijl enzo moet vermijden, maar daar is niets nieuws aan.
Hoofdstuk-paragrafen: Hoofdstuk 2, ‘duidelijk en correct’, bestaat uit drie onderdelen (B, C en D; A zit in hoofdstuk 1, vind ik ook niet heel handig ten opzichte van die eerdere vierdeling, want deze letters zijn dus weer een andere). De paragrafen hebben geen eigen titels en er is ook geen aankondiging ervan. Dus moet ik zelf op zoek naar de logica achter de indeling. C doorzie ik snel: dat zijn allemaal genres, 24 in totaal. Wat B is, meen ik te begrijpen als algemene schrijfprincipes, dus genre-overstijgend, want dat gaat onder andere over spelling en structuur. Wat D is, weet ik niet. Dat deel is kort en heeft maar twee subparagrafen, ‘Briefing’ en ‘(Eind)redactie en Baas over Jouw Tekst’. Als dat procesdingen zijn, ontbreekt er toch het een en ander, lijkt me. (Nouja, ontbreken doet er wel meer: advies- en beleidsrapporten bijvoorbeeld, tussen de 24 genres.)
Paragrafen-subparagrafen: Dat deel C over genres, dat is in tweeën verdeeld, C1 en C2. C2 zijn 5 genres, en die zijn allemaal digitaal. Maar C1 zijn niet alleen maar papieren genres, want daar staan ook bijvoorbeeld e-mail en online nieuwsbrief in. Sterker nog, iets digitaal nieuwsbrief-achtigs zou kunnen staan in C1.7 ‘Brief, mailing en sollicitatiebrief’, C1.8 ‘E-mail’, C1.13 ‘(Online en offline) Nieuwsbrief’ en C2.4 ‘E-mailings en online nieuwsbrieven’. Hoe veel overlap wil je hebben?
Binnen de paragraaf: De paragraaf over structuur, B1.8, had natuurlijk mijn speciale interesse. Na een inleidende pagina staat er een kopje ‘Je lezer en jezelf helpen in 7 stappen’. Eronder staan drie stappen aangekondigd, en die zijn inderdaad structuurgerelateerd. Na die drie stappen gaat de tekst echter naadloos verder met de andere vier, en die hebben niet veel te maken met structuur, althans, ik zie het niet. Ze slaan wel allemaal op één casus, daarvan ongeveer (maar niet helemaal) het hele schrijfproces. Is dat dan hoe je structuur uitwerkt? Nou goed, voordeel van de twijfel. Maar in de paragraaf over spelling (B1.1) gaat het ook doodleuk over leestekens en grammaticale kwesties als hun/hen en dan twijfel ik toch echt niet meer.
Op het laagste niveau in de tekst: Op het niveau van alinea’s en opsommingen gaat het met de structuur nog het beste – niet alle opsommingen zijn even strak, maar ik vind ze wel acceptabel. Enige uitglijder zijn de drie tabellen op p. 13-15, waarvan alleen de kolommen betekenisvol zijn. De rijen betekenen niets, althans, weer niet iets dat ik kan snappen of wat er staat. Dan zouden het dus geen tabellen moeten zijn, maar opsommingen, wat ook te zien is aan de lege kolommen erin.
* * *
Tsja, als je gelooft dat structuur (bijna) vanzelf komt, dan krijg je dus dit. De logica zit mogelijk wel in het hoofd van de schrijver, maar zo logisch zijn particuliere associaties niet, en de verbanden zijn bovendien niet op papier terechtgekomen en dus niet zichtbaar – een herkenbaar probleem. Inderdaad, deze structuur kwam voor de schrijver (bijna) vanzelf. Maar zo makkelijk is structureren voor een lezer niet.
Dan denk ik: daar had toch iemand deze schrijver voor moeten behoeden? Daar zijn – bijvoorbeeld – redacteurs toch voor? Dus ik ben even gaan zoeken en toen vond ik dat de schrijver, Dolf Weverink, ook de uitgever is. Mogelijk was hij schrijver, redacteur en uitgever in één.
Als dit dan het resultaat is, trek ik drie conclusies:
- Een kritische tegenlezer is superbelangrijk.
- Ja, ook ik vind dat de rechter hersenhelft bij zakelijk schrijven ondergewaardeerd is. Maar vlak die linker hersenhelft toch maar niet uit.
- Jammer. Ik was wel benieuwd naar dat nieuwe schrijven.