Zo af en toe bericht ik hier over de voortgang van de roman die ik, ter lering en vermaak, sinds de zomer van 2010 aan het schrijven ben. De vorige keer was in februari, dus dat is wel weer eens tijd! Welnu, het grootste deel van de tijd sindsdien ben ik niet, maar zijn vier proeflezers ermee bezig geweest: in april kon ik een nieuwe versie aan hen geven, en een paar weken geleden heb ik van de laatste het commentaar gehad. Belangrijkste punt van commentaar is dat de plot okee is, want spannend en interessant, maar dat het verhaal in zijn details nog net iets verder uitgewerkt zou mogen worden. Dat kan ook best, want met 25.000 woorden is het erg kort voor een roman. Dus daar ga ik van de winter mee aan de slag!
Maandelijkse archieven: september 2012
Of het wel de moeite waard is…
Net uit: Tekstblad met daarin een column van mij over de vraag of het wel de moeite waard is, al die aandacht besteden aan tekst en schrijven. Ja, natuurlijk – maar rechtstreeks van lezers krijg je niet zo veel dankbaarheid terug! Zie daarover mijn eerdere blogpost, waarop deze column losjes gebaseerd is.
Ook is net verschenen het blad Leven, waarvoor ik de rubriek ‘website uitgelicht’ verzorg – zo ook dit keer, maar anders dan de andere keren gaat het niet over een specifieke website, maar over mijn tevergeefse zoektocht naar een webwinkel voor visvervangers. Er zit daar nog een gat in de markt!
Twee gekke zinnen op één dag
Omdat het leuk is om af en toe te doen op dit weblog: gesignaleerde gekke zinnen. Gister was op dat punt een rijke dag: ik zag er twee!
1. In het blaadje van de Fietsersbond staat een aankondiging van een symposium met als titel ‘Naar een schaalsprong voor de fiets in het ruimtelijk beleid’. Schaalsprong – ik kan dat echt niet anders dan letterlijk voor me zien, dus een springende schaal. Met een fiets erop? En daar gaan we dan naartoe?!
Ook de rest van de tekst verraadt dat de pen hier werd gehanteerd door een schrijver voor wie beleidsjargon heel gewoon geworden is, en die wat al te kwistig met metaforen strooit: de fiets ‘loopt tegen grenzen aan’, ‘de ruimtelijke consequenties van de fiets worden maar mondjesmaat genomen’, het gaat over unique selling point, modal split, de fiets als ‘drager voor een ruimtelijke (her)ontwikkeling’ en het stadsregionale niveau… Bent u er nog? Ik niet meer, hoor!
2. In de NRC is ‘één onzer redacteuren’ grappig uitgegleden in een stukje met als titel ‘Twente contracteert Desmond Tutu (80)’ op p. 2:
Tutu zag FC Twente gisteren met 1-0 winnen van Heerenveen en staat zonder puntenverlies bovenaan in de eredivisie.
Bisschop Tutu bovenaan in de eredivisie! Dat mag zéker wel in de krant!
Schrijven goed voor je zelfbeeld
Met enige regelmaat verschijnen ze: onderzoeksresultaten waaruit blijkt hoe goed (creatief) schrijven voor je is. En ik blijf ze hier vlijtig doorplaatsen, want ik vind dat hartstikke goed nieuws! Hier is er dus weer eentje: http://www.schrijvenonline.org/nieuws/creatief-schrijven-bevordert-positief-zelfbeeld
Piramide-tips
De studenten van mijn piramideprincipe-college moesten als eerste opdracht een adviesbrief schrijven waarin ze een adviseur aanraadden te gaan schrijven volgens het piramideprincipe. De brief ging dus over het piramideprincipe en moest ook nog eens piramidaal van vorm zijn – de studenten zijn bezig het piramideprincipe onder de knie te krijgen.
Ik heb de brieven nagekeken en algemene aanwijzingen geformuleerd, op basis van problemen die ik meerdere malen tegenkwam. Ik kopieer die naar hier door, want ze zijn relevant voor veel meer piramideprincipe-leerders, zeker beginnende.
1. Gebruik in de structuur alleen maar de vragen ‘hoe’ (antwoord: maatregelen of instructies) en ‘waarom’ (antwoord: argumenten). Dat betekent dat er geen plaats is voor een beschrijvend onderdeel (‘wat is het’ of ‘hoe ziet het eruit’ ofzoiets). Hiervoor zijn drie redenen:
- Een te grote hoeveelheid verschillende vragen maakt de structuur onoverzichtelijk. Dat gaat richting: ‘hieronder zal ik eerst beschrijven wat het is, dan waarom het een goed idee is, vervolgens hoe je het gebruikt en daarna…’ –> twee vragen is echt het maximum, een lezer moet het in één keer kunnen overzien!
- ‘Wat is het’ is een te algemene vraag: vaag en zelfs misleidend. Iets neutraal beschrijven is namelijk amper mogelijk. Daarmee bedoel ik: in de uitwerkingen van de opdracht zag ik eigenlijk nooit een neutrale beschrijving van het piramideprincipe. Probeer dat maar eens te doen, zonder waarde-oordeel en zonder alvast een idee te geven van hoe je ermee kunt werken! Dat betekent dus dat de dingen die onder ‘wat is het’ staan, makkelijk geïntegreerd kunnen worden in ofwel ‘waarom’ ofwel ‘hoe’. Dat is eenduidiger voor de lezer, want anders zouden er bijvoorbeeld ‘stiekem’ in het ‘wat is het’-gedeelte toch al twee argumenten zitten.
- Waarschijnlijk kent de lezer het PP al, in ieder geval een beetje, en is een uitleg dus niet nodig. Het zou namelijk vreemd zijn als jullie er nog totaal géén contact over gehad zouden hebben. We zagen immers op het afgelopen colleges al dat er bij adviesrapporten vrijwel nooit sprake is van echt ‘nieuws’, en dat voor goed adviseren contact nodig is tussen adviseur en cliënt (= tussen schrijver en lezer).
Een aantal had dat aardig recht gedaan door in de eerste zinnen van de brief terug te verwijzen naar een voorafgaand gesprek (en soms ook, eveneens terecht, aan het eind voor te stellen verder te praten – dat is heel reëel: de brief is dan een tussenstap in jullie conversatie, en zo gaat adviseren inderdaad).
Ik kan het nog wel iets sterker zeggen: als de lezer geen flauw benul heeft van wat het PP is, bereik je met die brief vermoedelijk helemaal niets. Papier is immers helemaal niet zo goed in overtuigen. Dat gebeurt in persoonlijk contact.
2. Maak de structuur expliciet in de vorm van boodschappen: antwoorden in plaats van vragen. Dus niet boven een tekstonderdeel zetten ‘waarom het piramideprincipe gebruiken?’ maar bijvoorbeeld ‘het PP biedt veel voordelen aan lezer en schrijver’. Een boodschap is specifieker en biedt zo de lezer meer houvast en duidelijkheid. Vergelijk: boven een nieuwsbericht in de krant staat ook niet ‘wat is er gebeurd vandaag?’
Overigens zijn tussenkopjes niet verplicht. Je kunt in een brief de structuur ook voldoende expliciet maken door goede eerste alinea-zinnen. En ook dat is dan dus niet in de vorm van een vraag, maar met een boodschap.
3. Zorg voor een één-op-één-relatie tussen de structuuraankondiging en de structuur van de tekst. Dus als je twee onderdelen aankondigt, mag de tekst er echt geen drie bevatten!
4. Maak de structuur zo expliciet dat het voor jou als schrijver overdreven aanvoelt. Twee voorbeelden:
- Je kondigt aan dat je argumenten voor het piramideprincipe gaat geven en gaat uitleggen hoe je het gebruikt. Als de alinea daarna begint met ‘In de eerste plaats…’ is dat net niet expliciet genoeg. Want wat is dat nu, uitleg of argumentatie? Wel expliciet genoeg is: ‘De eerste reden om te kiezen voor het PP is…’
- Je begint ergens met het noemen van argumenten voor het PP. In één alinea noem je er drie. In de volgende alinea heb je het over drie voordelen van het PP. Zijn dat nou ook losse argumenten (in totaal zes), of is het samen één (het vierde) argument ‘het PP heeft veel voordelen’, of herhaal je de eerdere argumenten (het zijn er drie), of misschien zijn sommige onder- dan wel bovengeschikt (geen idee hoe veel het er zijn)…??? De lezer mag daar geen moment twijfel over hebben. Kwestie van heel zorgvuldig structureren (= precies bedenken hoe die argumenten/voordelen met elkaar samenhangen) en dan voor je gevoel overdreven expliciet opschrijven. Opsommingen werken daar heel goed voor (zoals in deze post).
Schrijven en Alzheimer
En weer zet Tekstblad een column van mij online, dit keer over de vermeende relatie tussen veel en goed schrijven enerzijds en dementie anderzijds: http://tekstblad.nl/artikel/we-krijgen-helaas-toch-gewoon-alzheimer
Woorden tellen is niet relevant
Ik kondigde hier eerder al de anti-schrijftips aan op Tekstblog, en de strekking ervan onderschrijf ik van harte, maar er is er vandaag een verschenen waar ik het toch echt niet mee eens ben, namelijk de tip om je te beperken in het aantal woorden van je tekst. De vraag ‘hoe lang mag het maximaal zijn?’ komt heel vaak aan de orde, en ik zeg altijd: dat is niet relevant.
Hier mijn twee argumenten:
- Als de tekst interessante inhoud bevat, mag hij best lang zijn – dat móet soms zelfs. Om maar een paar dingen te noemen die dat illustreren: als Einstein de relativiteitstheorie op 1 A4’tje had uitgelegd, had echt helemáál niemand hem begrepen. Ik ben blij dat mijn zaterdagkrant zich niet beperkt in het aantal woorden. Politiek die wordt teruggebracht tot de korte, snelle oneliners – daar ga ik van fronsen.
- Als schrijvers gaan besparen op volume, schrappen ze vooral de woorden die de lezer juist ondersteunen. Een ‘quick win’ bijvoorbeeld: tussenkopjes eruit en overgangs- en aankondigende zinnen. Volgende stap: alles in telegramstijl (zoals in Powerpoints trefwoorden). Wordt de tekst daar leesbaarder van? Nee! Dat is net zoiets als ‘het moet op één A4’tje, nou, dan kiezen we een kleiner lettertype’. Niet volume is een relevante maat, maar leesbaarheid, bijvoorbeeld uitgedrukt in de tijd of moeite die het de lezer kost om de gewenste informatie te vinden.
Je kunt dus best lang schrijven, als je maar zorgt dat je de tekst toegankelijk maakt. En dat doe je door goed te structureren. Een goede structuur stelt de lezer in staat om snel te vinden wat hij zoekt. Daarom ben ik blij met die dikke maar o zo toegankelijke zaterdagkrant, en word ik ongelukkig van een A4’tje als dat slecht geschreven is. Ik zag er laatst nog één bij een opdrachtgever – ik kon alle zinnen lezen, maar de samenhang, geen idee. En wat ik (me inlevend in de beoogde lezer) ermee moest – ook alleen vraagtekens.
De ervaring is dat als je goed structureert, de tekst korter wordt. En dat is prima natuurlijk: lengte is niet iets om na te streven. En dus zouden wat mij betreft minimumeisen aan tekstlengte zoals die op veel opleidingen gelden, afgeschaft moeten worden.
Want natúúrlijk is kort prettig, in een haastige wereld. Maar niet als doel op zich, eerder als gevolg van verder je werk goed doen. Van bijvoorbeeld weten dat je je niet tot in de puntjes hoeft te verantwoorden, omdat je lezer daar toch geen boodschap aan heeft. Oftewel: vul geen nutteloze pagina’s, schrijf geen dingen op die toch niemand ooit gaat lezen. Maar daarvoor moet je je lezer wel goed kunnen inschatten natuurlijk, en ook dat kost moeite, net als goed structureren.
Niet voor niets is er die beroemde uitspraak van Pascal (oeps, heb ik onlangs weer per abuis aan Voltaire toegeschreven): ‘sorry dat deze brief zo lang is geworden, ik had geen tijd om een kortere te schrijven’.
Schrijfzin
Afgelopen week een bijzonder leuk schrijfboek gelezen: Zin. Lust in je leven door schrijven, van Geertje Couwenbergh. Het is vorig jaar verschenen, en ik vind het gek dat ik het niet eerder ontdekt heb – ik kwam erachter door een artikel in Schrijven Magazine. Het zit namelijk precies midden in één van mijn belangstellingsgebieden, eentje waar ik het op dit weblog ook wel over heb: de rol die schrijven kan spelen in je persoonlijke ontwikkeling. Schrijven kan bijvoorbeeld je creativiteit bevorderen, therapeutisch heilzaam zijn en je helpen bij zingeving.
Dat laatste, zingeving, is het centrale thema van dit boek, maar die andere mooie effecten van schrijven komen er ook in aan de orde. Ik denk zelfs dat Couwenbergh best durft te beweren dat schrijven je helpt op je spirituele pad. Of althans háár heeft geholpen. In het boek legt ze namelijk regelmatig een link tussen schrijven enerzijds en mediteren en de wijsheid van (vooral) het Boeddhisme anderzijds.
En dat klinkt dan misschien ofwel zwaar, ofwel zweverig, maar dat is het juist helemaal niet. Nouja, je moet een heel klein beetje van schrijven houden en/of je het effect ervan kunnen voorstellen (ik denk niet dat het voor iedereen zo kan werken als in dit boek). Verder is Zin juist vlot en aards. Het gaat er bijvoorbeeld óók over hoe lastig het is om te gaan schrijven als er nog een berg wasgoed op je ligt te wachten.
En het is dusdanig vlot geschreven dat ik me af en toe net een tikje oud ervoor voelde. Maar dat heb ik echt veel liever dan te zijïg!
Anders dan twee bekende methoden op dit gebied (Artist’s Way en Creatief dagboekschrijven) maakt Couwenberg een duidelijk onderscheid tussen het dagelijkse schrijven dat je doet voor je eigen ontwikkeling, en dat wat je doet om gelezen te worden. Die eerste vorm staat voorop, maar uiteindelijk schrijf je toch óók om gelezen te worden – iets wat ik wel herken, en dus miste in die andere twee methoden.
Nou is Zin ook niet echt een volledig uitgewerkte methode, het is vooral een boek met ideeën voor schrijfoefeningen en gedachten over de manier waarop schrijven, de kunst van aandacht, een rol kan spelen bij het ‘liefde en zin ontdekken in wat er altijd al was’ (p. 12).
Maarja, dat klinkt wél zweverig. Het lukt mij minder goed om te verwoorden wat schrijven nou precies doet dan haar (zegt mijn interne criticus). Daarom ben ik ook best een beetje jaloers: zo’n boek als dit had ik zelf wel willen schrijven!
Op de PVV gestemt?
Ik kom er een beetje laat mee, maar ik vind hem toch erg leuk: het bericht dat er vorige week op de PVV het meest gestemt werd. Dat deed me denken aan de jaarlijkse gezakd/geslaagt-discussie waar ik me zowel hier als elders (namelijk: op DeJaap.nl) wel eens over heb uitgelaten. Als ik de redenering die ik daar uiteen zet, doorvoer, kan ik niet concluderen dat PVV-stemmers dom zijn of niet kunnen schrijven, maar dat ze misschien meer gevoel voor humor hebben.
Hmm. Wringt daar iets?
En voor alle duidelijkheid: ik niet op de PVV gestemd of gestemt!
De eerste piramidale masterscriptie
Ik had het hier al eerder over de scripties die studenten bij mij schrijven over het piramideprincipe. In die gevallen ben of was ik eerste begeleider. Maar ik was ook van een scriptie tweede begeleider, namelijk die van Marlies Ruitinga, Masterstudent CIW in Groningen. Marlies volgde vorig jaar ook mijn piramideprincipe-college, en ze besloot daarop om haar scriptie te structureren volgens het piramideprincipe. Vandaar dat ze mij erbij betrok. Inhoudelijk vond ik het ook interessant, maar veel verder van mijn bed dan piramideprincipe-onderzoek, want de scriptie ging over het toegankelijk maken voor ouderen van een website.
Marlies is net klaar, en bij mijn weten is zodoende de allereerste piramidale masterscriptie verschenen. Het is immers een genre dat altijd volgens het methodologische stramien gestructureerd wordt, toewerkend naar de conclusie. Een scriptie is geen adviesrapport, en zo moest Marlies dus op zoek naar een manier om het piramideprincipe toe te passen binnen een genre waarin dat ongebruikelijk is.
De conclusie van zowel mij als haar eerste begeleider is dat ze daar goed in is geslaagd. Ze heeft lef getoond door zo te pionieren, en het eindproduct mag er zijn. De structuur bestaat uit een inleiding met de hoofdboodschap, vervolgens enkele argumentatieve hoofdstukken (‘waarom’) die de wetenschappelijke verankering verzorgen. Daarna een praktisch hoofdstuk waarin staat hoe de website beter is af te stemmen op senior gebruikers.
Bijkomend voordeel van die indeling is dat de wetenschappelijke lezers dat praktische hoofdstuk minder grondig hoeven te lezen, en de eigenaar van de website juist dat ene hoofdstuk goed – een wel vaker voorkomend voordeel van piramidale teksten: lezers kunnen goed selecteren omdat de hoofdstukken inhoudelijk zijn ingedeeld.
Ook de eerste begeleider is positief. Dat was nog wel even spannend, want lang niet alle docenten op universiteiten zullen zo’n afwijkende aanpak waarderen. Je krijgt immers als docent minder rechtstreeks inzicht in precies alle stappen die de student gaandeweg het onderzoek heeft gezet.
Maar Leonie Bosveld, de eerste begeleider, vond de scriptie prettig om te lezen. Van haar mag het zo wel vaker, want piramidaal is to-the-point, de structuur dwingt tot echt uitspraken doen (zeggen wat de feiten betekenen) en verband aanbrengen, en dat maakt de logica is transparanter. Ja, inderdaad – en fijn dat het ook zo werkt in een scriptie.
Die transparante logica heeft wel ook een risico: het lijkt erop dat zwakke plekken in de logica ook eerder opvallen. Als je alles een beetje losjes aan elkaar verbindt en aan het eind een ‘slappe’ conclusie trekt, dan zal dat allemaal wel. Maar als je verhaal bestaat uit duidelijke en goed onderbouwde ‘so-what’s’, dan valt die ene wat zwakkere paragraaf extra op. Iets om rekening mee te houden – en Marlies dus bepaald niet op af te rekenen.
Ik ben blij met Marlies’ durf en resultaat, en ik hoop dat het navolging gaat krijgen!
(bron: Ruitinga, M. Houd bij web usability rekening met senior users als aparte gebruikersgroep. Specifieke heuristiek en een case study met multi-method-aanpak. Masterscriptie CIW, RU Groningen, 2012)