Uit de piramideprincipe-onderzoekscolleges nu een iets andere observatie, niet zozeer over de inhoud van de resultaten, maar over de vorm van het werk door de studenten. Ik had gevraagd om de eindrapportages in een zo piramidaal mogelijke vorm te gieten.
Dat ligt helemaal niet voor de hand, want adviseren en wetenschap zijn verschillende dingen en niet voor niets is de standaard rapportagevorm in de wetenschap methodologisch). In Groningen leren de studenten bovendien een in mijn ogen ook nog eens maximale vorm daarvan aan, alsof ze alles wat ze in het onderzoek doen en laten zo uitvoerig mogelijk op moeten schrijven. Lezergericht is in mijn ogen anders.
Hoe van zwaar methodologisch over te stappen op piramidaal, dat was de vraag voor de studenten. Ik hoop dat ik ze daarbij heb geholpen door aan te moedigen zich voor te stellen dat ze mij adviseerden. Bijvoorbeeld over wat er in een publicatie over het onderzoek zou moeten komen, of over wat ik in de praktijk anders zou moeten vertellen.
De studenten zijn er allemaal redelijk tot goed uitgekomen: ik kreeg min-of-meer piramidale rapporten. Het ‘min’ was soms doelbewust, bijvoorbeeld bij de onderzoekers van de ‘light’ variant van het principe, ik schreef daar eerder over. Niet altijd was het gelukt om tot volledige integratie te komen en bungelden de aanbevelingen toch wat los van de onderzoeksresultaten als zodanig. Dat is ook inderdaad knap lastig, dat vindt elke piramide-leerder. De goede rapporten hadden die integratie wel, dus een adviserende hoofdboodschap met onderbouwing.
De beste rapporten blonken daarbij uit aan de onderkant: die waren echt doorgezet tot op het niveau van de ruwe data. Aangezien het vooral ging om interviews, betekende dat dat er quotes in de tekst stonden. Dat maakt het lekker concreet. Bovendien is het me niet eerder zo duidelijk geworden dat een rapport zijn overtuigingskracht grotendeels daaraan dankt: pas dan toon je aan dat het echt zo is, en niet alleen maar jouw interpretatie.
Ik ga daar in de praktijk beter op letten. Ik concentreer me vaak vooral op de hoogste niveaus van de piramide: de hoofdboodschap en de directe onderbouwing daarvan. Als daar iets rammelt, rammelt het hele verhaal. Maar het omgekeerde daarvan geldt niet. Als het bovenin klopt, is het nog niet altijd een goed rapport. Dan kan het nog steeds een piramide zijn die niet tot op de bodem is doorgezet, en die dus ‘zweeft’.
Dat zweven geeft je als lezer het gevoel dat je het maar op gezag van de schrijver moet aannemen allemaal – alsof je als lezer ook geen vaste grond onder de voeten krijgt. Grappig hoe de bouwwerk-metafoor en de leeservaring overeen komen. Goed schrijven betekent: stevig op de grond staan.