Deze zomer heb ik Het consultancy rapport. Over falende managers en inhalige adviseurs gelezen, een boek van Jörg Staute. Nee, geen linkje naar Bol dit keer, het boek is daar nog wel te koop, maar alleen tweedehands, want het stamt al uit 1998; de oorspronkelijke Duitse versie zelfs al uit 1996.
Staute analyseert en bekritiseert de consultancy-branche, die volgens hem sterk in opmars is omdat managers en politiek in gebreke blijven. Desalniettemin lijken consultants voor Staute wel de bron van alle kwaad: zijn betoog is nogal ronkend anti-consultancy. Dat schiet wat mij betreft behoorlijk door, al kraakt hij wel een aantal behartigenswaardige noten, bijvoorbeeld over de fraaie woorden waarin consultants nare adviezen verpakken: ‘bezuinigen’ en ‘ontslaan’ zul je in de meeste rapporten niet aantreffen. Maar hij gaat wel erg ver in zijn verdenking van allerlei belangenverstrengelingen, van alleen maar bezig zijn met hun eigen gewin, en zelfs van inmenging in de branche van Scientology.
Voor mij zijn consultants ook bepaald niet heilig. Ik heb me bijvoorbeeld in de loop der jaren wel verbaasd over het gemak waarmee conclusies getrokken worden (‘beat the data until they confess’) en er over het levenswerk van mensen beslist wordt (‘ontslag is een uitdaging’), en over de modegevoeligheid van de adviezen. De neiging tot verfraaien en verhullen van pijnlijke boodschappen is iets wat in mijn vakgebied, het schrijven, ook een rol speelt, en waar ik nog wel eens tegen protesteer (‘eerlijk duurt het langst’). Enzovoort. Maar ik kon me bij het lezen van dit boek niet aan de indruk onttrekken dat Staute wraak wilde nemen ofzoiets. In de inleiding vertelt hij over zijn ervaringen met afwijzing op sollicitaties door consulting-firma’s, zit dat erachter?
Twee andere bezwaren zijn dat het boek relatief oud is, al is het heel makkelijk het naar de huidige tijd te vertalen en dan nog steeds actueel, en dat het nogal Duits is: de uitgever heeft geen moeite gedaan de voorbeelden de vernederlandsen. Dat is af en toe wat vervreemdend. Daar staat tegenover dat Staute wel meeslepend schrijft en dat het boek dus lekker leest. (zie verder ook deze recensie)
Ik heb het boek natuurlijk uitgepluisd over teksten en presentaties van consultants. Anders dan de titel doet vermoeden, staat daar niet zo veel over in. Een paar raakvlakken:
- Consultants spreken volgens Staute hoogdravend, wat past bij hun serene, onaantastbare positie. Ideeën heten concepten en met behulp van talrijke anglicismen worden platte begrippen moderner en ingewikkelder gemaakt. Zo kom je op iets wat ik ‘management speak‘ zou noemen: inderdaad ergerlijk. De taal lijkt veelzeggender dan hij is.
- Bij presentaties gaat het er vooral om competentie en zelfverzekerdheid uit te stralen – dat is volgens Staute belangrijker dan de inhoud. Mijn indruk is dat veel consultants zelfverzekerdheid ontlenen aan de inhoud, vandaar de neiging te veel en te volle sheets over het publiek uit te storten.
- Ook Staute signaleert dat een pijl van alles kan betekenen (hier doe ik dat), of meer in het algemeen: dat de visuele frameworks in presentaties (bijvoorbeeld de drie horizonnen van McKinsey) zonder toelichting en uitleg onbegrijpelijk en nietszeggend zijn.
- Staute maakt korte metten met het idee dat consultants neutraal zijn. Dat doet me denken aan de discussies die ik vaak heb over ‘objectiviteit’, dat een adviesrapport ‘objectief’ zou moeten zijn. Daar geloof ik niet in: adviseren is gekleurd omdat een adviseur de belangen van de opdrachtgever dient. Volgens Staute is het eerder zo dat een adviseur z’n eigen belangen dient, maar dat is dan weer zijn cynische kijk natuurlijk.
- Volgens Staute is er bij veel workshops (en aanverwanten) sprake van schijn-inspraak, en ook dat herken ik wel: inspraak ‘moet’ en dus zijn sommige adviseurs geneigd om iets interactiefs te organiseren terwijl de uitkomst al vaststaat. Dat vind ik de boel bedonderen. Meestal is het een kwestie van heel goed helder maken waarover deelnemers wel en niet kunnen meedenken, en hoe (passende werkvorm), zodat de speelruimte niet groter lijkt dan hij is.
Wel aardig, dus, een keer zo’n kritisch blik. Maar voor inside information over het reilen en zeilen van het bedrjifsleven vond ik De Prooi talloze malen beter.