Ik kondigde vorige week het verschijnen aan van mijn recensie van het Handboek Vrouw & Fiets. Die heeft nogal wat stof doen opwaaien op het forum dat bij het het blad Fiets hoort. Dat is altijd wel interessant. In het desbetreffende forum-topic kun je ze zelf nalezen. Je leest dan ook hoe hoofdredacteur Rodrick de opmerkelijke (vond ook ik) redactionele keuze uitlegt: mijn recensie stond in een interview met de auteurs. Verder legt hij ook mijn column nader uit. Heeft tenminste één iemand hem goed begrepen (;
Maandelijkse archieven: mei 2011
De kracht van net niet het piramideprincipe?
Natuurlijk wil ik op dit weblog aandacht besteden aan het verschijnen van een Nederlandstalig boek over het piramideprincipe. Maar De kracht van het piramideprincipe is een directe concurrent van mijn eigen Adviseren met perspectief. Dat brengt me in een lastig parket, want het is nogal wiedes natuurlijk dat voor mij geldt, analoog aan de beroemde WC-eend-slogan: ik van Adviseren met perspectief adviseer Adviseren met perspectief.
Oftewel: alles wat ik erover zeg en schrijf zal in het licht van mijn belang gezien en begrepen worden. Dus houd ik het kort, maar wel fundamenteel.
De methode voor ‘helder schrijven en denken’ die in De kracht van het piramideprincipe uiteengezet wordt, is niet HET piramidepricipe à la Barbara Minto, maar een verbrede en verdunde variant erop. Verbreed naar onder andere instructieve en informatieve teksten (waar Minto zich tot adviserende teksten beperkt); verdund door véél minder hoge eisen aan logica, argumentatie, synthese en formulering te stellen dan Minto.
Het duidelijkst wordt voor mij het verschil aan de hand van de voorbeeldteksten achterin het boek. Dat de kopjes van een ‘piramidenotitie’ (p. 93) en adviesrapport (p. 96) geformuleerd zijn als vragen in plaats van als boodschappen (ter vergelijking: dat is alsof een krantenkop zou luiden ‘wat is er gebeurd vandaag?’) en dat een ‘onderzoeksrapport’ bestaat uit de onderdelen ‘conclusie – aanbevelingen – onderzoeksresultaten – methode van onderzoek’ (p. 98) (= methodologische opbouw, maar dan omgekeerd) … pfoe, die twee dingen alleen al wijken wel heel sterk af van Minto.
Nou mag wat mij betreft iedereen met het piramideprincipe doen wat hij of zij goed acht, en er is volgens mij zeker behoefte aan een ‘light’ versie van het piramideprincipe; ik pleitte daar al eens voor en voor zo’n boek als dit is dus zeker ruimte op de markt.
Maar auteurs Eline Janssen en Marita van Hassel-van Rijssen doen het voorkomen alsof zij HET piramideprincipe brengen, en leggen nergens verantwoording af voor de verschillen met Minto. En dat vind ik simpelweg niet netjes, of, preciezer geformuleerd: dat overschrijdt mijn professionele normen voor omgang met bronnen.
Maarja, ik stel kennelijk in het algemeen wat hogere eisen. En adviseer ik daarom… enfin, dat spreekt voor zich!
Schrijversnachtmerrie
Ik ben sinds een paar dagen bezig in Het feest van list en bedrog van Herman Chevrolet. Centrale idee van dat boek is dat wielrennen zo fascinerend is omdat het dezelfde structuur heeft als mythen en klassieke verhalen. Dat is voor mij als wieler- en literatuurliefhebber natuurlijk een gedachte om van te smullen, en ik lees het boek dan ook met veel interesse. De uitwerking is een tikje moeizaam, vind ik, omdat het boek óók een geschiedenis van de wielersport wil zijn, en die twee structuurprincipes (geschiedschrijving versus betoog rond dat centrale idee) botsen. Maar het is wel de moeite waard.
Meteen de allereerste pagina (p. 7, ‘Ter verantwoording’) vond ik opzienbarend. Daar beschrijft Chevrolet namelijk de nachtmerrie van elke schrijver. Hij had het idee om de wielersport te koppelen aan de 36 dramatische situaties van Georges Polti, sterker nog, hij had dat al besproken met zijn uitgever. En toen verscheen er een nieuw nummer van het literaire wielertijdschrift De Muur, met daarin een artikel van Bert Wagendorp waarin die precies diezelfde gedachte uitwerkt: de 36 dramatische situaties geïllustreerd aan de hand van wielrennen, daarmee verklarend waarom dat zo’n mooie sport is.
Chevrolet en Wagenaar hadden allebei hetzelfde idee gehad, Wagenaar was eerder met de publicatie, Chevrolets plan viel in duigen. Ieks. Elke schrijver is er bang voor, volgens mij, dat je met iets bezig bent en dat dan net eerder iets verschijnt wat het gras voor je voeten wegmaait. Het leidt bij Chevrolet tot ‘wat binnensmonds gevloek’ – dat zal wel een understatement zijn, neem ik aan.
Het huidige boek is plan B, zal ik maar zeggen. Misschien verklaart dat ook wel waarom het net niet lekker loopt.
Schrijven in bed
Grappig berichtje dat ik ontdekte via SchrijvenOnline: http://www.guardian.co.uk/books/booksblog/2011/apr/28/writing-in-bed-robert-mccrum Het gaat erover dat nogal wat literaire schrijvers graag in bed schreven/schrijven. Van zakelijke schrijvers ken ik dat eigenlijk niet. Ikzelf doe het ook niet, ik zou het maar een moeizame houding vinden. Lézen in bed doe ik wel graag, ook het serieuzere werk, zoals vak- en studieliteratuur. ’s Ochtends dan. Erg luxe: de werkdag beginnen in bed! Inderdaad wat de schrijver van het stukje in The Guardian erover zegt: “both stimulating and restful, a good combination”.