Het gaat al sinds gisterochtend over bijna niets anders… ook voor mij betekent Harry Mulisch iets bijzonders, of liever gezegd: één van zijn boeken, De Aanslag. Dat kwam uit in 1982. Ik zat toen op de middelbare school, en had goed contact met mijn leraar Nederlands. Ik wist toen nog niet dat ik (in 1984) zelf Nederlands zou gaan studeren, maar ik was wel goed in dat vak en ik vond het, als één van de weinigen in mijn nogal exact en praktisch geöriënteerde klas, leuk en interessant. Bovendien wist mijn leraar dat ik graag las, en dus veel meer dan wat er ‘moest’ voor de literatuurlijst.
Hoe het precies ter sprake kwam, weet ik niet meer, maar in elk geval: mijn leraar had De Aanslag net gekocht om zelf te lezen – hij moest de Nederlandse literatuur bijhouden immers. En ik wilde het graag lezen. Toen kreeg ik een bijzonder privilege: ik mocht het lenen!
Nou, dat vond ik heel wat. Een kakelvers boek, net uit, rechtstreeks in mijn handen, niet via een bibliotheek, en nog niemand anders in mijn omgeving had het gelezen! Ik heb het ademloos uitgelezen, vond het prachtig. Het was bovendien een soort bondje tussen mij en mijn leraar. Dat is in de jaren daarna gebleven, en misschien ben ik daarom wel Nederlands gaan studeren.
De herinnering aan het mogen lenen van De Aanslag kleeft voor mij aan Harry Mulisch: m’n eerste ‘verse’ literaire leesboek. Naderhand heb ik veel meer van hem gelezen, en onder de indruk was ik wel vaker. Het stenen bruidsbed bijvoorbeeld las ik toen ik zelf net in Dresden geweest was en bezig was te ontdekken dat de Duitsers ook slachtoffers geweest waren in de oorlog. Maar De ontdekking van de hemel heb ik niet gelezen, omdat ik het toen zo gehypet vond. Misschien moet ik het maar eens in de herkansing doen?