Net uit: een heel beknopt en daarom wel aardig boekje over debatteren: Debatteren. Overtuigend argumenteren over beleid van Josje Kuenen, uitgeverij deGraaff.
Maandelijkse archieven: november 2010
Twitter als klaagmuur
Een oud-klasgenoot van mij blogde gisteren over het verschijnsel dat je bij een klacht via Twitter meer voet aan de grond krijgt bij een bedrijf dan op andere manieren: Twitter als klaagmuur. Ik heb zelf ook al gemerkt dat ik een keer heel snel een reactie had na een Twitter-verzuchting over een bank. Men noemt dat reageren op de sociale media ‘luisteren’, met de ‘Chief Listening Officer’ als aanjager. Goed dat dat gebeurt – maar waarom niet gewoon reageren op brieven, telefoontjes en dergelijke? Nou goed, daar is Youp van ’t Hek mee bezig…
Verkeerde-spatie-wedstrijd
Altijd leuk: kies de slechtst geschreven samenstelling (‘samen stelling’) van 2010: http://www.spatiegebruik.nl/despatievan2010.html
Woorden zeggen iets over je gedrag
Ik wilde net vandaag hier een stukje schrijven over een opmerkelijk artikel in Psychologie Magazine van deze maand, maar Tekstblog heeft dat net al prima gedaan, dus ik volsta met een link: http://www.tekstblog.nl/gedrag-voorspellen-op-basis-van-woordgebruik/
Voortgang
Zoals ik laatst al aankondigde, is er niet echt inhoudelijk nieuws te melden over het piramideprincipe-onderzoekscollege: de studenten zijn bezig met hun onderzoek, en de laatste college gingen over methodologische kwesties die voor de praktijk maar van heel indirect belang zijn.
De studenten werken in kleine groepjes of alleen, en de aard van de onderzoeken verschilt nogal. Dat betekent dat ik me op dit moment ook ongeveer tegelijk bemoei met de formulering van vragen op een vragenlijst van groepje 1, de experimentele teksten van groepje 2, een lastig inhoudelijk punt dat groepje 3 mailde, het zoeken van proefpersonen voor groepje 4, het voorbereiden van een college over interviewen als onderzoeksmethode voor groepjes 5 en 6, een concept-tekstje lezen voor groepje 7, enzovoort, enzovoort.
Het voelt een beetje als zo’n jongleur die een heleboel bordjes tegelijk in de lucht probeert te houden door te draaien aan de stokjes waar de borden op staan. Maar ik klaag niet, hoor: het is hartstikke leuk! En inmiddels ben ik erg benieuwd naar de resultaten – maar dat gaat nog even duren. Wordt vervolgd!
Tevens ook
Grappige mededeling in de trein van zondagavond, bij het naderen van Rotterdam Centraal vanuit Zeeland. Nadat de conducteur via de omroep-installatie had verteld dat dat het geval was en waar we allemaal op konden overstappen zei hij:
Tevens bevindt u zich in de intercity richting Amsterdam Centraal, die nog zal stoppen te…
Mijn reisgenoot en ik keken elkaar geamuseerd aan, met dezelfde gedachte: in welke andere trein bevinden we ons dan ook nog?
Ik denk dat tevens betrekking heeft op de taalhandeling. Ik leg het uit. Je kunt de woorden van de conducteur parafraseren door ‘ik deel u mee dat…’ voor de zinnen te denken. Dat maakt de handeling expliciet die de conducteur verricht met zijn uiting: een mededeling doen. Nadat hij een aantal mededelingen had gedaan, kwam de laatste: ’tevens deel ik u mee dat…’ Die tevens is per ongeluk op de verkeerde plek terechtgekomen.
Bovendien vind ik hem herkenbaar. Het schrijftalige tevens komt niet zo makkelijk uit mijn pen, maar ook wel. In alle belangrijke teksten zoek ik aan het eind op ook om te beoordelen of dat wel ergens op slaat. Bij een flink aantal is dat niet het geval en is het net zo’n loze ook als de tevens uit de zin van de conducteur. Ik denk dat die ook zich vooral afspeelt in mijn gedachten: ‘wat ik ook nog wil zeggen, is…’. Dat is dan mijn ook, een schrijvers-ook. Weg ermee!
Proef op de som: als ik de actuele pagina van mijn eigen weblog open, tel ik daar 41 ook‘s. Ik heb ze niet allemaal bekeken, maar ik zag er wel degelijk één die weg had gemoeten:
Vandaar ook dat de onderzoeken beperkt zijn van opzet en allemaal verschillend.
(post van 11 november).
Ik kan me zelfs nog vagelijk herinneren dat ik daarbij heb gedacht: dat wil ik ook nog even kwijt. En die ook staat er dus…
Witregel
Van de week drukproeven bekeken van een column – zat er ineens een witregel tussen twee van de vijf alinea’s. Huh, had ik dat zo geschreven? Even in m’n origineel kijken: nee. Nagevraagd: ja, die zat erin om de kolom ‘netter vol te maken’. Zonder de witregel zou inderdaad onderaan de column een leeg stukje overblijven.
Maarre… een witregel is geen vulmiddel, een witregel is een element met een betekenis. Een subtiele betekenis, maar toch. Waar een alineagrens (harde return) wil zeggen ‘hier begint een nieuw onderwerp’, zegt een witregel dat ook, maar dan stelliger. Het is nog net geen ‘and now for something completely different‘, maar het is wel echt even iets anders, een breuk met het voorafgaande.
Schrijvers en vormgevers hebben wel eens vaker een verschil van mening over een tekst. ‘Mooi’ en ‘leesbaar’ zijn niet altijd hetzelfde, of, anders gezegd: esthetica en functionaliteit zijn niet altijd even goede vrienden. Meestal gelukkig wel – en mocht het niet zo zijn, dan pleit ik natuurlijk voor de leesbaarheid.
Hints
Vandaag een overpeinzing over de complexiteit van schrijven, die de afgelopen dagen uitkristalliseerde uit wat leeservaringen en gesprekken over taal en schrijven.
In de wetenschap is het inmiddels tamelijk geaccepteerd dat het bij taal en communicatie niet zozeer gaat om de betekenis of informatie die we ‘overdragen’ aan elkaar, maar om de strekking van een uiting. Een schrijver of spreker doet een uiting, met daarin ‘ingebakken’ de bedoeling dat de luisteraar of lezer de strekking eruit afleidt.
Informeren
Het duidelijkste voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde indirecte uitingen, zoals ‘het tocht hier’. De gesprekspartner leidt de strekking af: hij doet de deur dicht – communicatie geslaagd. En dat terwijl de uiting informatief geformuleerd was en het woord deur er niet eens in voorkwam! De hint was duidelijk genoeg. In andere communicatievormen ligt het allemaal wat subtieler, maar komt het in principe op hetzelfde neer: de uiting, de geschreven of gesproken woorden, geeft eigenlijk alleen maar een hint. De bedoeling is dat de ander die hint interpreteert en daarmee de bedoeling van de schrijver afleidt. Ook als het oppervlakkig gezien alleen maar gaat om informeren.
Een schijnbaar puur informatieve zin als ‘de aarde draait om de zon’ is nog steeds bedoeld om geïnterpreteerd te worden. De schrijver hint dat het hem de moeite waard lijkt dat de lezer dit weetje aan zijn kennis toevoegt. Hij geeft daarmee dus ook het signaal af dat hij veronderstelt dat de lezer dit nog niet weet. De strekking van de uiting is daarmee dus óók: ‘beste lezer, ik denk dat jij dit brokje informatie nog niet hebt, dus geef ik het jou’. Daarom zou ‘de aarde draait om de zon’, zonder dat er andere interpretaties mogelijk zijn, vreemd zijn en wellicht wrevel opwekken: ‘huh, dat weet ik toch al lang, wat denkt de schrijver wel niet, dat ik achterlijk en ofzo?’ Daaruit kan ook een andere conclusie voortvloeien: ‘deze tekst is kennelijk niet voor mij bestemd’.
Een goede schrijver weet dit soort interpretaties en lezerconclusies te sturen in de gewenste richting. Bij schrijven heet dat wel dat je een representatie maakt van wat jouw tekst in het hoofd van de lezer teweegbrengt. En daar kan je dan dus mee spelen.
In gesprek met de lezer
Ik ben net een boek aan het lezen waarin de auteur ongeveer halverwege pagina’s lang boeken opsomt die ook over zijn thema gaan, met veel grote namen daarin. Gaandeweg zat ik te denken: ‘nou moe, die wil ook graag laten zien hoe veel hij gelezen heeft en dat hij zich in goed gezelschap bevindt’. Als dat zo is, is het verder aan mij om daar wat van te vinden. Als het niet zo is, als de schrijver een andere bedoeling had, had hij het anders op moeten schrijven, of corrigeren.
Tenzij ik niet tot de beoogde lezers behoor, want het zou natuurlijk kunnen zijn dat de schrijver zich richt tot lezers die al die werken van die grote schrijvers óók kent. Dan geeft zo’n opsomming het effect van vertrouwdheid en misschien ook wel van erkenning van elkaars belezenheid, met als strekking iets als: ‘beste lezer, jij en ik weten van elkaar dat we ons in goed gezelschap bevinden’. Jargon heeft ook zo’n soort functie: ‘wij zijn hier met vakgenoten onder elkaar’. Zodoende definieert de schrijver via zijn tekst ook de lezer.
Aan de tekst kun je dan dus zien met wie de schrijver in gesprek is – of denkt te zijn. In een ander boek dat ik deze week las, kreeg ik daar maar geen grip op, en bleef voor mij onduidelijk wie nou eigenlijk de beoogde lezer was. De gegeven informatie liep daarvoor te veel uiteen. Ik ben bang dat die schrijver eigenlijk helemaal geen lezer voor ogen heeft gehad en zich nooit een representatie heeft gemaakt, maar simpelweg is ‘leeggelopen’. De enige rode draad is dan: ‘dit is wat ik kwijt wilde’. Mijn conclusie: ‘ik ben als lezer niet bij deze schrijver in beeld’.
Het hints-principe zit ook achter het zo vaak gehanteerde ‘show, don’t tell’ als norm voor goed verhalend schrijven. Als je de lezer vertelt dat iets heel gaaf was, moet hij dat maar van je aannemen – en dat communiceer je dan ook mee. Als je de lezer met een treffende beschrijving laat zien (voelen is het eigenlijk) hoe gaaf het was, zit de gaafheid ingebakken in de strekking en is dat voor de lezer dus geloofwaardiger (en aangenamer).
Moraal van dit verhaal
Niets wat je schrijft is neutraal of vrijblijvend. Het is ook nooit alleen maar informatie, want het is óók een hint. Elke keuze die je als schrijver maakt, heeft dus consequenties. De keuze voor een bepaald moeilijk woord kan de ene lezer het gevoel geven dat jij als schrijver weet waar je het over hebt en uit hetzelfde hout gesneden bent als hij, maar de ander dat jij een hautaine moeilijkdoener bent. Extra uitleg toevoegen geeft de ene lezer de kans om iets te leren en jaagt een andere lezer weg.
Gelukkig zijn deze mechanismen vrij subtiel en zijn lezers best bereid het een en ander van een schrijver te pikken. Je hebt bovendien kans om iets te corrigeren en je kunt ook strekkingen expliciet maken. Als een adviseur schrijft ‘De installatie voldoet niet aan de norm’, wat is dan de strekking? Is het de bedoeling dat de lezer concludeert dat hij de installatie moet vervangen? Maak dat dan maar expliciet, en formuleer anders expliciet dat de lezer de oplossing zelf mag bedenken. Anders is het risico dat de hint ook wordt begrepen als ‘oh, en nu mag ik het zeker verder zelf uitzoeken’. Dat moet je als adviseur volgens mij niet willen…
‘Mijn eigen schrijfstijl’
Afgelopen week heb ik het boek Volg je hart. 12.000 kilometer door Zuid-Amerika van Dirk van Asselt gelezen, een boek dat verwant is aan mijn Afzien voor beginners, want het gaat over een vergelijkbare reis, maar dan op een ander continent. Ik zal er dan ook binnenkort meer inhoudelijk op ingaan op mijn Fietsen-in-Afrika-weblog. Hier één dingetje eruit dat me opviel omdat het over schrijven gaat.
In de inhoudsopgave zag ik staan dat er aan het begin van het boek een kopje ‘Schrijfstijl’ in stond. Dat maakte me wel nieuwsgierig. Ik ging lezen en kwam het op p. 15 tegen. Dit is wat er staat:
Ik wil benadrukken dat de gehanteerde schrijfstijl mijn geheel eigen persoonlijke schrijfstijl is. Ik heb mij niet verdiept in heersende richtlijnen. Ik heb mijn verhaal opgeschreven zoals ik het beleefd en ervaren heb. In mijn eigen ‘Dirk’ schrijfstijl.
Ik vond het frappant omdat ik zoiets nog nooit in een boek heb zien staan, en eigenlijk ook niet zo goed weet wat het betekent. Kun je schrijven in een andere stijl dan je eigen? Je beheerst er bijna altijd wel meerdere – je hoeft maar een klein beetje te kunnen schrijven om al verschil in stijl te kunnen maken tussen, zeg, een e-mail aan je geliefde en een sollicitatiebrief. Of bedoelt hij te zeggen dat het boek niet geredigeerd is?
Of, dacht ik een paar pagina’s verderop… is het een excuus of vrijbrief voor het maken fouten? Want er staan in het boek nogal wat spel-, interpunctie- en stijlfouten, waarvan vooral de vele d/t-fouten me storen (antwoordt als zelfstandig naamwoord – auw!). Maarja, dat klopt dan ook, want als je je niets gelegen laat liggen aan heersende richtlijnen, dan mag je natuurlijk ook spellen zoals je wilt. Of je de lezer daarmee een dienst bewijst, is een tweede, maar daar gaat het dus kennelijk niet om.
Het boek is trouwens verder wel leuk, hoor. Maar dit is zeker niet het enige symptoom van individualisme erin. Want zo noem ik het maar: individualistisch schrijven. Een interessante benadering – maar mijn kijk op schrijven is een andere.
Edit, 16 november: volledige recensie nu op http://fietseninafrika.web-log.nl/mijn_weblog/2010/11/-maar-gebruik-ook-je-hoofd.html
Methodologie
Deze week is er niet veel nieuws te melden over het piramideprincipe-onderzoekscollege (leuk woord voor scrabble of galgje eigenlijk), en de komende weken blijft dat misschien zo. Nouja, het geldt voor in het piramideprincipe geïnteresseerde buitenstaanders.
Gister hebben de studenten hun onderzoeksvoorstellen aan elkaar gepresenteerd en hebben we bij sommige haken en ogen van het onderzoek stilgestaan. De komende weken voeren ze het onderzoek uit, en staan we op college stil bij enkele praktische aspecten daarvan: de opdrachtformulering voor de proefpersonen, interviewvragen, de te gebruiken teksten (bijvoorbeeld: twee versies van een rapport).
Een paar van de methodologische haken en ogen zijn voor ons niet op te lossen. Ik noem er twee:
1. Willekeurige proefpersonen lezen een adviesrapport anders dan de ‘echte’ lezer. De makkelijkst ‘beschikbare’ proefpersonen zijn studenten. Studenten lezen al anders dan, zeg, de 50-jarige CEO van een groot bedrijf. Bovendien maakt uit dat ‘in het echt’ de schrijver en de lezer elkaar kennen en de lezer ongetwijfeld al allerlei verwachtingen heeft over het rapport – en er zeker belang bij. Zo’n zelfde verhouding tussen schrijver en lezer is in een experimentele situatie niet na te bootsen. Het is dus altijd maar de vraag wat de uitkomsten zeggen over het ‘echte’ lezen van adviesrapporten (in onderzoekstermen heet dat de ecologische validiteit). De studenten proberen dit probleem op verschillende manieren te omzeilen, en er is één troost: ik denk dat de kans dat het piramideprincipe goed uit de verf komt bij deze soort proefpersonen kleiner is dan in het echt – simpelweg omdat het principe dan dus gebruikt wordt in een situatie waar het niet voor bedoeld is. Als we dus iets vinden, hebben we (denk ik) echt wat.
2. Als je een origineel rapport neemt, en je herschrijft dat piramidaal, heb je twee behoorlijk verschillende teksten gecreëerd. Dat maakt elke vergelijking ertussen onbetrouwbaar en lastig te interpreteren. Stel, je legt die twee versies aan twee verschillende groepen proefpersonen voor, en de piramide-groep is veel enthousiaster over het rapport dan de originele groep. Waar komt dat dan precies door? Dat zou dan bijvoorbeeld best wel eens (ook) kunnen liggen aan de lengte (de piramidale versie is korter), de schrijfstijl (de herschrijver schrijft beter dan de orginele schrijver – wat in het geval van de studenten die originele rapporten herschreven zeker het geval is), aan één klein aspectje van het piramideprincipe (de inhoudsopgave leest als mini-samenvatting bijvoorbeeld), enzovoort, enzovoort. Je hebt dan dus wel een effect, maar je weet niet waar het door komt, en je kunt dan dus geen conclusie trekken over het piramideprincipe als zodanig.
Door dit soort (en nog een paar andere – onderzoek doen is knap lastig!) problemen is er een kans dat er niets uitkomt. Het onderzoek is daarom niet alleen naar de effectiviteit van het piramideprincipe, maar ook naar de mogelijkheden en beperkingen van de methoden om het piramideprincipe te onderzoeken. Het is dus echt pionieren. Vandaar ook dat de onderzoeken beperkt zijn van opzet en allemaal verschillend.
Als we niet weten hoe we in één het piramideprincipe aan een test kunnen onderwerpen, en als dat misschien zelfs niet goed mogelijk is, dan maar met een aantal omtrekkende bewegingen. Ik ben hartstikke benieuwd.