↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Maandelijkse archieven: mei 2010

Bericht navigatie

← Oudere berichten

30 seconden??

Louise Cornelis Geplaatst op 31 mei 2010 door LHcornelis1 december 2014 2

Afgelopen donderdag schreef ik dat het mogelijk moet zijn om in een zakelijke tekst binnen 30 seconden de kern of hoofdboodschap te vinden. Dat roep ik ook wel eens in trainingen. Dan krijg ik vaak als reactie: ’30 seconden is wel héél kort’. Mijn reactie daarop:

  1. Denk eens aan een krant. Die raap je van de mat, je weet in één oogopslag wat het belangrijkste nieuws van de dag is. Dat kost dus, zeg, 0,1 seconde. Een adviesrapport is weliswaar een andere tekstsoort, maar 30 seconden is wel 300 keer zo lang! Dat moet dus toch echt wel kunnen lukken.
  2. Hoe veel tijd neem je zelf om alles wat je binnenkrijgt te lezen? Nou dan! En dat bedoel ik dan op twee manieren: (1) verwacht van je eigen lezer niet meer geduld dan je zelf als lezer hebt en (2) je bewijst je lezer een grote dienst als je je tekst zo efficiënt leesbaar maakt. Dat is een keuze: zo ziet echte lezer- en dus klantgerichtheid er in de praktijk uit. Als je dus klantgericht wilt schrijven, zijn die 30 seconden je doel.

En over die kranten dan nog even: daaraan kun je een voorbeeld nemen van hoe je een grote mate van leesefficiëntie kunt bewerkstelligen. Eén voorbeeld: de kop. Als krantenkop staat er ‘V-raad bijeen na aanval Israël’ (één van de twee koppen op NOS Nieuws van dit moment). Als de krant de koppen-gewoonte van de meeste adviesrapporten zou volgen, zou daar echter ‘Nieuws’ staan, of ‘Buitenland’… zo weinig inzichtelijk zijn immers hoofdstuktitels als ‘Conclusie’. Kranten gebruiken boodschaptitels – een uitstekend idee!

Geplaatst in schrijftips | 2 reacties

Verschenen: Fietsvrouwcolumn #58

Louise Cornelis Geplaatst op 28 mei 2010 door LHcornelis28 mei 2010  

Vandaag verschenen: Fiets met daarin gelukkig weer gewoon mijn column. Vorige maand was hij gesneuveld namelijk, bij gebrek aan ruimte doordat er te veel advertentieruimte was verkocht. Maar nu dus wel weer gewoon, over kwantitatieve en kwalitatieve verschillen in drijfveren tussen mensen.

Geplaatst in verschenen | Geef een reactie

Zoeken naar de kern

Louise Cornelis Geplaatst op 26 mei 2010 door LHcornelis26 mei 2010 1

Ik hoorde nog een leuke anekdote van iemand (Tom, bedankt!) die als stadsverslaggever in Amsterdam had gewerkt. Het was zijn taak om de stapels disstertaties die ze op de redactie met regelmaat van de twee Amsterdamse universiteiten kregen aangeleverd, op de aanwezigheid van nieuws te onderzoeken. Daarbij ontdekte hij dat, zo er al iets nieuwswaardigs in het proefschrift stond, dat niet te vinden was in het laatste, meestal wat korte hoofdstuk ‘conclusies en aanbevelingen’. Die conclusies en aanbevelingen waren zo globaal en vaag dat een journalist er niets mee kon, en ze waren eigenlijk ook niet in relatie te brengen tot de probleemstelling van het onderzoek.

Toen zei hij:

De enige manier om het nieuws te achterhalen bleek het volledig doornemen en eigenlijk het analyseren te zijn van het veel langere, daaraan voorafgaande hoofdstuk, namelijk de resultaten. Daaruit kon je soms heel leuke dingen halen.

Tsja. Het sluit aan bij de ervaring die ik heb met slecht gestructureerde adviesrapporten. Dan sla ik de bladzij om naar de ‘conclusies en aanbevelingen’ en dan denk ik ‘huh, ging het daarom?’ Of ik laat trainingsdeelnemers de hoofdboodschap zoeken in zo’n rapport, en dan vinden ze hem niet, of ze vinden allemaal een andere…

Goed gestructureerde teksten… ze zijn zeldzaam! En één check die je zelf altijd kunt doen, is iemand anders de hoofdboodschap in je tekst te laten zoeken. Geef hem/haar daarvoor 30 seconden. Niet gelukt? Dan heb je nog werk te doen!

Geplaatst in schrijftips | 1 reactie

Inlevingsvermogen gaat twee kanten op

Louise Cornelis Geplaatst op 25 mei 2010 door LHcornelis25 mei 2010  

Op één van mijn andere weblogs schreef ik dit weekend een stukje over twee wielerboeken die voor mij verschillen in de mate waarin ik het besluit van de fietsende hoofdpersoon om op te geven kan meevoelen. Dan gaat het dus om de mate waarin ik me kan inleven in de hoofdpersoon. Hier wil ik er nog één gedachte aan toevoegen.

Het woord ‘inleven’ komt bij schrijven ook vaak andersom voor; ik zeg het bij trainingen wel tientallen malen: je moet je als schrijver kunnen inleven in de lezer. Als er één vaardigheid cruciaal is, dan is het wel dat. Het zit daarom zelfs achter de titel van mijn boek Adviseren met Perspectief: dat perspectief, dat is dat van de ander. In het boek werk ik een methode uit die, als je het goed doet, dat lezersperspectief in de tekst tot uitdrukking brengt. Het is een methode die je inleven als het ware afdwingt.

De twee verschillende vormen van inleven hebben alles met elkaar te maken. Om ervoor te zorgen dat ik me kan inleven in de hoofdpersoon, moet de schrijver zich kunnen inleven in mij als lezer: wat is wel invoelbaar, wat niet? Je moet je dan dus als schrijver kunnen voorstellen wat een lezer straks denkt, weet, voelt, ziet als hij/zij aan het lezen is, in vaktermen de ‘mentale representatie’ van de tekst. Dat wordt wel gezien als de hoogste kunst der schrijfvaardigheid, die alleen is weggelegd voor ervaren en goede schrijvers.

De methode in Adviseren met Perspectief is eigenlijk een soort trucje om toch lezergerichte adviesrapporten te kunnen schrijven als het je (nog) niet lukt om de mentale representatie van de lezer in te schatten. Omdat dat dus zo moeilijk is. Moeilijk, maar wel belangrijk. Inleven is tweerichtingsverkeer!

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Nogmaals ik

Louise Cornelis Geplaatst op 25 mei 2010 door LHcornelis25 mei 2010  

Een tijdje geleden kondigde ik aan dat ik zou meedoen aan de ‘Middag van het ik’, een symposium op de Universiteit Leiden, en dat ik hier zou rapporteren wat die middag, afgelopen vrijdag, op zou leveren.

Welnu, dat was niet zo heel veel. Nouja, niet voor schrijvende professionals. Ik heb me zelf prima vermaakt. Ik kon me eigenlijk niet herinneren wanneer ik voor het laatst letterkundige praatjes bij had gewoond, bijvoorbeeld, en dat was wel weer eens leuk, bijvoorbeeld over de vraag wanneer een tekst een autobiografie is. Ook het interview met Hermans-biograaf Willem Otterspeer was boeiend en motiveerde me om weer eens wat meer van Hermans te gaan lezen – want ook daarvan kon ik me niet heugen hoe lang het geleden was.

Maar praktisch nut voor schrijvers in de praktijk was er niet zo veel. Het enige wat ik hier te melden heb, komt voort uit mijn eigen praatje, over het probleem van ik in zakelijke brieven. Ik had daar al eerder over nagedacht en op dit blog over geschreven. Er weer eens fris over nadenken leverde op dat ik nu scherper inzie dat als ik registeraccountants-in-opleiding uitdaag om ik te schrijven in hun brieven, ik hen uit drie comfort zones tegelijk trek:

  1. Het comfort van de conventie, de oude schoolmeester-schrijfwijsheden, voor wie ik in een zakenbrief taboe is  – grappig genoeg ging het tijdens de Middag van het Ik ook  nog over brieven uit de 17e en 18e eeuw, en daarin komt bijna geen ik voor, uit diezelfde conventie.
  2. Het comfort van het conformeren. Want ‘zo gaat het nou eenmaal bij ons op het kantoor’ of ‘zo hoort dat voor een register-accountant’ geeft natuurlijk ook de broodnodige veiligheid voor iemand die nog bezig is de hiërarchische ladder te beklimmen, oftewel: die midden in het socialisatieproces tot accountant zit.
  3. Het comfort van de veiligheid van de vakinhoud. Ik en ook u durven schrijven hoort bij het aangaan van een echte adviesrelatie, bij niet meer alleen de cijfers en getallen oplepelen, maar iemand persoonlijk verder helpen. Voor elke jonge adviseur is dat een beetje eng, want je bent van huis uit vakspecialist en nu moet je je met mensen bezighouden, een relatie aangaan.

Er zou hier misschien nog een vierde comfort zone achter passen: die van het juridisch ingedekt zijn. Dat is immers wat er zo vaak geroepen wordt ter verdediging van stroef schrijven: anders is het niet juridisch waterdicht. Maar als je daar goed naar gaat kijken, met een jurist erbij, kan er eigenlijk altijd best wel wat (dat blijkt ook uit onderzoek): waar een wil is, is een weg. Het roepen van ‘zo moet het want anders is het niet juridisch waterdicht’ is een teken van weerstand tegen verandering, van verzet tegen die drieledige bedreiging van de zekerheid en veiligheid van de nog relatief onervaren schrijvers.

Het lijkt zoiets kleins: ik gebruiken of niet in een brief. Maar er zit veel achter. Vandaar ook dat het zo veel oproept in trainingen. Het stukje dat ik schreef in juli 2008 was gebaseerd op een zeer verhitte discussie in een training. Ik begrijp steeds beter waarom de emoties toen zo hoog op konden lopen…

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Poëzie-therapie

Louise Cornelis Geplaatst op 20 mei 2010 door LHcornelis20 mei 2010  

Leuk berichtje: http://www.schrijvenonline.org/nieuws/doktoren-schrijven-voor-lees-en-schrijf-poezie 

(overigens: het zien van d/t-fouten verhoogd mijn welbevinden niet.)

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Freewriting lezergerichtheid?

Louise Cornelis Geplaatst op 19 mei 2010 door LHcornelis19 mei 2010  

Even een lijntje leggen van eergister naar eerder deze maand. Gister constateerde ik dat lezergerichtheid hartstikke lastig is, en dat zie ik ook om me heen als ik schrijftrainingen geef. Dieptepunt daarvan was die keer dat een deelnemer verzuchtte ‘ik heb me nooit eerder gerealiseerd dat je bij het schrijven rekening moet houden met een lezer’.

Aan de andere kant sluipt lezergerichtheid er heel makkelijk in. In de cursus creatief dagboekschrijven die ik begin deze maand volgde, was het nadrukkelijk de bedoeling echt alleen maar voor jezelf te schrijven, het zogenaamde free writing. Maar je kreeg wel de kans om na dat schrijven de tekst voor te lezen. Dat hoefde niet, je mocht passen, maar het wel doen werd aangemoedigd.

Mij viel op dat de voorleesmogelijkheid het schrijven onmiddellijk beïnvloedde. Ik merkte het zelf, en de eerste die voorlas, las ‘… zoals Peter, mijn zoon van 17, zei…’ Het stukje tussen komma’s zou je bij freewriting nooit toevoegen. Je weet wie Peter is, immers. De toevoeging staat er alleen maar omwille van het publiek. Terwijl je alleen maar voor jezelf hoefde te schrijven!

Hoe kan dat nou: als het moet, lukt het niet, en als het niet hoeft, gaat het vanzelf. Vanwaar dat verschil? Ik denk aan twee dingen:

  1. De directe nabijheid van de lezer maakt verschil. De tekst over Peter werd geschreven in aanwezigheid van de ‘lezers’, de andere cursisten, en ook onmiddellijk aan hen voorgelezen. Dat helpt natuurlijk: de lezer is geen abstractie.
  2. Bij schrijven ‘om het echie’ staan tussenliggende gedachten lezergerichtheid in de weg. Daarmee bedoel ik dat schrijvers in de praktijk vaak worstelen met allemaal dingen die moeten en niet mogen in hun teksten die niets met de lezer te maken hebben. Om er een paar te noemen: ik moet wel echte schrijftaal gebruiken, ik mag geen ik gebruiken, mijn tekst moet wel juridisch waterdicht zijn, ik mag geen spelfouten maken, ik moet wel als serieuze adviseur overkomen, ik moet het net zo doen als mijn baas, enzovoort, enzovoort. Door het ‘geweld’ van al die belemmerende gedachten gaat de natuurlijke, vanzelfsprekende lezergerichtheid verloren.

Door dat tweede punt treedt er dus een paradox op: juist door alleen voor jezelf te schrijven, verdwijnen al die moetens en mag-niets naar de achtergrond, en wordt die tekst lezergerichter. De kunst van lezergericht schrijven is dus dat je dingen afleert; belemmerende overtuigingen los laat. En dat je je interne criticus het juiste werk laat doen: wel letten op de inhoud, wel letten op lezergerichtheid. Free writing kan daarbij helpen; het is een manier om de interne criticus te temmen.

De ervaring van mijn trainingsdeelnemers sluiten hierbij aan. Als ze oefeningen met free writing doen, is de reactie elke keer weer: ‘Hé, dat is makkelijk, dat is leuk, en het is helemaal niet slecht geschreven… maar wel heel anders dan het echte schrijven’. Nou, dat laatste, dat hoeft dus niet!

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Lezergerichtheid, wat is het toch lastig…

Louise Cornelis Geplaatst op 17 mei 2010 door LHcornelis17 mei 2010  

Zo af en toe post ik op dit blog iets over schriftelijke communicatie waarvan ik de ontvanger ben. Dan ben ik dus ineens niet schrijver of adviseur, maar een doodgewone lezer. En dan denk ik dus wel eens: nou, zo moet het níet. En dat is weer leerzaam voor als ik weer schrijver of adviseur ben. Tenminste, als ik bedenk hoe dan wél natuurlijk…

Laatst was het weer eens raak. Ik ben bezig met het verkopen van een huis uit een nalatenschap (ik ga dus niet zelf verhuizen). Op 1 juni is de overdracht. Begin deze maand kreeg ik een mailtje van de makelaar met als onderwerp het adres van het huis, laten we zeggen: Dingesstraat 32. Daar gaat het al fout, want dat is een voor mij nietszeggend onderwerp. Het klinkt een beetje alsof ik naast Dingesstraat 32 ook nog Dangeslaan 84 en Zus-en-zo-hof 37 in de verkoop heb. Maar dat is niet zo. Ja, voor de makelaar. Dat verraadt de overweging bij de keuze van het onderwerp: dat is gericht op de zender, niet op mij als ontvanger. Voor mij was ‘de overdracht nadert’ of iets dergelijks beter geweest.

In de tekst van het mailtje staat alleen ‘zie bijlage’. Wel met vriendelijke aanhef en groet, maar toch: jammer dat ik nu een extra handeling moet verrichten. Hoezo niet meteen in het bericht zeggen wat je te zeggen hebt?

In de bijlage staat iets over een inspectie, wat enigszins verrassend was, want van een inspectie vlak voor de verkoop had ik nog nooit eerder gehoord, maar goed. Dan gaat de tekst verder met:

U dient uw verhuizing zo snel mogelijk bij <Energiebedrijf> te melden. De meterstanden nemen wij samen met de koper tijdens de inspectie op. Als de koper geen inspectie wil dient u zelf de meterstanden op te nemen en aan <Energiebedrijf> door te geven.

Uhm, tsja, nou weet ik niet wat ik moet doen: de meterstanden doorgeven of niet? Dat is al verwarrend, en het is ergerlijk omdat ik had begrepen dat de makelaar dat sowieso zou doen. Nu klinkt het als: als we vanwege de koper toch niet naar het huis hoeven te komen, zoekt u die meterstanden zelf maar uit! En die eerste zin, die is ook mis: verhuizing? Het gaat niet om een verhuizing, maar om het ‘opdoeken’ van een  huis en een aansluiting. Waarom krijg ik zo’n standaardbrief?

Eén alinea, meerdere vragen, dus moet er een mailtje terug, én irritatie. Knap om dat allemaal op te roepen in zo’n kort stukje tekst!

Ik stuurde het mailtje door aan de andere belanghebbende, mijn broer. Hij zei even later: “Vervelend om zo’n standaardbrief te krijgen, zoals dat over het omzetten van de opstalverzekering, erg onpersoonlijk”. Opstalverzekering??? Wat bleek: ik had alleen pagina 1 gezien van de bijlage; er was ook nog een pagina 2! De eerste pagina eindigde op een logische inhoudelijke plek met daarover een heleboel wit, dus ik had klakkeloos aangenomen dat dat alles was. Ik moest scrollen voor de tweede pagina, en dat had ik over het hoofd gezien. Op die tweede pagina stond inderdaad:

Vergeet uw nieuwe woning niet te verzekeren tegen brand- en stormschade: de opstalverzekering. Het gebeurt in de drukte rond de overdracht nog wel eens dat dit wordt vergeten.

Uh, ja. Maar we gaan niet verhuizen. Dus ja, dat is inderdaad onpersoonlijk. En we zijn toch echt niet de enigen die een huis verkopen uit een nalatenschap, zoiets komt vaker voor. Hoe veel moeite is het dan om de tekst daarop aan te passen?

Wat leren we hier nu van? Twee adviezen:

  • Gebruik standaardbrieven (hartstikke nuttig/efficiënt) alleen in echte standaardsituaties en ga dat altijd even na. Zo niet: aanpassen. En als je de aangepaste brief vaak nodig hebt, kun je er een aparte standaardbrief van maken.
  • Leef je in in de positie van de ontvanger. Zowel voor wat betreft de inhoud (maak glashelder wat de lezer moet doen/weten) als voor wat betreft de vorm (tekst in mail is handiger dan nog een keer apart moeten klikken om een attachment te openen; attachments zijn nuttig, maar niet als er in het bericht alleen ‘zie bijlage’ staat) en de kleine dingetjes (naam onderwerp). Lastig, lastig, maar cruciaal voor goede, dienstverlenende, klantgerichte communicatie!

In het verlengde van het laatste punt: het blijft confronterend om te zien hoe gemakzuchtig lezers zijn. Ik had natuurlijk kunnen zien aan de balk aan de zijkant van mijn schermvenster dat ik naar de tweede pagina had moeten scrollen – maar ik heb dat gewoon gemist. Dat lag in dit geval misschien aan mij, maar ik ben in dit opzicht geen heel afwijkende lezer. Als zoiets fout gaat, is er dus iets fout in de communicatie. Oftewel: ook rekening houden met gemakzucht hoort bij lezergericht schrijven.

Wanneer had ik die tweede pagina wel gezien? Als de tekst in het mailtje had gestaan waarschijnlijk, of als er duidelijke aankondigers als ‘Hieronder de vier belangrijkste punten op een rijtje’  in hadden gestaan. Dan had ik geweten dat ik er met twee punten nog niet was. Een iets betere lay-out had ook al gewerkt: de grote witruimte onderaan de pagina zette me op het verkeerde been.

Verder zijn we wel tevreden over de makelaar, hoor! En het is ondertussen allemaal opgelost: zij doen sowieso de meterstanden.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Slotweek in de taalbeheersing

Louise Cornelis Geplaatst op 14 mei 2010 door LHcornelis14 mei 2010  

Deze week was de laatste collegeweek van het vak over de methodologie van de taalbeheersing dat ik in Leiden gaf; ik schreef er al een paar keer eerder over. Of liever gezegd: ik probeerde al een paar keer eerder de vertaalslag te maken van zo’n op de wetenschap gericht vak naar de praktijk. Dat was nog wel eens lastig.

Dat de taalbeheersing relevantie heeft voor de praktijk, mag je eisen. Alleen is het zo dat er ook wel eens fundamenteel of theoretisch onderzoek moet gebeuren dat hopelijk op de lange termijn praktisch nut zal opleveren. Wat die ‘lange termijn’ is, is onduidelijk: soms lijkt het praktisch nut wel heel ver weg; de ene taalbeheerser heeft meer geduld dan de ander. In het slotcollege dat ik samen met collega Henrike Jansen afgelopen dinsdag gaf, was dat één van de thema’s.

Dus we hebben het wel over de praktijk gehad, maar een nieuwe tip of inzicht leverde dat niet op – daar was het het college niet naar. Het was echt een synthese van de stof van het hele vak, aan de hand van stellingen die deels gebaseerd waren op inbreng van de studenten, en deels op een prikkelend overzichtsartikel.

Een ander onderdeel van het vak was het bijwonen van een taalbeheersingslezing. De sectie organiseert drie van die lezingen per jaar, en de studenten van dit vak moesten er minstens één bijwonen. De eerste heb ik zelf helaas gemist, die was van de Argumentenfabriek en daar was ik wel nieuwsgierig naar, maarja, ik zat in Canada.

Gisteren was er een lezing van Peter Jan Schellens over de toon van het politieke debat – iets wat mooi aansloot, zowel bij het methoden-vak als bij het debatteren-vak dat ik vorig semester gaf. Het onderzoek bevindt zich nog in een eerste, explorerende fase. ‘Toon’ is bijvoorbeeld een lastig te definiëren iets. Toch was er al wel iets over te zeggen: het lijkt erop dat een ‘hoge toon’ (denk aan: heftige debatten) zich kenmerkt door enerzijds geïntensiveerd taalgebruik (een containerbegrip – er vallen woorden als zeer en uitermate of woorddelen als knetter-  in knettergek onder, maar ook metaforen en werkwoordelijke uitdrukkingen en dergelijke onder), en dan vooral de negatieve variant daarvan (dus niet reuzeleuk) en anderzijds het gebruik van drogredenen, vooral drogredenen die de andere partij in de verdediging drukken of die suggereren dat de andere partij moreel inferieur is. Daartoe zijn vooral drogredenen als het ad hominem, de stroman en het ad misericordiam geschikt. Je zou zulke drogredenen interactief kunnen noemen: ze doen vooral iets met de andere partij.

Lastig aan de analyse van verhitte debatten is dat het venijn soms zit in dingen die niet gezegd worden, maar alleen maar gesuggereerd. Geert Wilders maakt op dit moment gebruik van ‘Henk en Ingrid‘, de ‘hardwerkende Nederlanders die het niet cadeau krijgen’. Suggestie: er zijn dus mensen in Nederland, die het wél cadeau krijgen. Hoe breng je zoiets onder in een analyse van het taalgebruik? En hoe tel je dat – als je kwantitatief onderzoek wil doen? Dat vergt nog nader onderzoek…

Geplaatst in Gesprek & debat | Geef een reactie

Aandacht bij inhoud of afleiding

Louise Cornelis Geplaatst op 14 mei 2010 door LHcornelis14 mei 2010  

Aan de dingen die ik vorige week schreef over wat ik heb geleerd tijdens de cursus ‘Luisteren naar je pen’, wil ik nog één ding toevoegen. Ik had het niet in het lijstje gezet, maar in het weekend kwam het bovendrijven – grappig hoe dat werkt soms, met het geheugen.

Het gaat om je aandacht bij het schrijven dáár leggen waar je hem wilt hebben. Dat geldt in het algemeen, maar in het bjizonder tijdens een schrijfsprint, doorschrijven, freewriting. De bedoeling is dan dat je blijft schrijen. Als je niks meer weet, zo heb ik geleerd, kun je daarover schrijven: je schrijft ‘ik weet niet meer wat ik moet schrijven’.

Christine de Vries raadde echter aan om dat niet te doen, omdat dan de aandacht verschuift naar het niet-weten, naar de afleiding. Volgens haar kun je beter het laatste woord herhalen. ‘Herhalen. Herhalen’, schrijf je dan dus…. totdat je weer verder kunt. Je blijft dan met je aandacht bij hetgeen je aan het schrijven was.

Het lijkt mij een goed advies, maar het brengt me wel op een punt dat ik in de aanpak van vorige week onduidelijk vond, een impliciete norm wellicht. Waarom, wartoe, waarvoor schreven we eigenlijk? In de Artist’s Way is dat duidelijk: schrijven is een instrument om je creativiteit te ontwikkelen. Creativiteit wordt gehinderd door een al te alerte interne criticus en dus is het belangrijkste doel van het schrijven het ’temmen’ van die criticus. Daarom geldt er bij het schrijven in de Artist’s Way geen enkele norm of beperking, anders dan: schrijven. Totdat de drie pagina’s vol zijn. Elke ochtend. Ook al staat er drie pagina’s lang ‘ik weet niet waarover ik moet schrijven’, of ook al gaat het nergens over.

Kennelijk gelden er bij het creatief dagboekschrijven wel normen: inhoud is beter dan afleiding. Er ‘moet’ dus inhoud gegenereerd worden, en het liefst inhoud waaraan je iets hebt voor je persoonlijke groei. Daartoe dienen ook de vormen, zoals het lefje en het woordgedicht, waar ik vorige week over schreef. Die helpen je om tot een diepere essentie door te dringen.

Wat bij de Artist’s Way een ‘bijproduct’ is (af en toe zit er tussen al dat schrijven een inzicht), is bij creatief dagboekschrijven het hoofddoel. Met een risico, volgens mij. Want stel dat het nou niet lukt, dat je schrijft en schrijft en schrijft en schrijft – en dat dat nieuwe, diepe inzicht maar niet komt? Wat als je het steeds maar niet weet? Dan dreigt frustratie. Dan zegt die interne criticus al gauw: niks aan, stelt niks voor, je komt niks verder, je kunt er maar beter mee stoppen, waarom doe je dit eigenlijk – enzovoort.

Door al jaren morning pages te schrijven heb ik geleerd dat er ochtenden zijn, soms meerdere achter elkaar, dat ik schrijf simpelweg alleen maar daarom. Schrijven. Punt. tijdens de cursus vorige week bekroop me toch weer de ‘oude’ verwachting dat ik tijdens een oefening heftige nieuwe dingen zou moeten leren, dat er diepgang in moest zitten, zeker als de oefening wat langer duurde. Dat leidde bij mij dan tot teleurstelling. In één geval waren bijvoorbeeld juist mijn eerste zinnen het meest raak, en was de rest schrijven om het schrijven. Ik had dan de neiging om mijn aandacht te verleggen naar mooi schrijven, dus van inhoud naar vorm. Maar ook dat was niet de bedoeling (geloof ik).

De frustratie, van dat het niet altijd mooi en goed en leerzaam en interessant en nieuw kan zijn, die ik met de Artist’s Way had leren te beteugelen, kwam vorige week dus weer terug. Dat ligt enerzijds aan mij: ik ben er gevoelig voor. Anderzijds ligt het dus ook aan de aanpak (methode, misschien ook groepssamenstelling).

Dus: mijn aandacht dáár leggen waar ik hem wil hebben, da’s een goeie, die neem ik mee. Maar waar hij ‘goed’ ligt, is niet altijd even helder. Schrijven kan juist een goede oefening zijn in de dingen nemen zoals ze komen. Ook afleiding en frustratie.

Geplaatst in schrijftips | Geef een reactie

Bericht navigatie

← Oudere berichten

Recente berichten

  • Welweg?
  • Een beetje over literatuur
  • Het passief is niet neutraal
  • Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
  • Ik mag sturen

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (314)
  • Opvallend (542)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (153)
  • schrijftips (886)
  • Uncategorized (45)
  • Veranderen (38)
  • verschenen (202)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑