Op dit moment ben ik bezig met het verwerken van de correcties die mijn redacteur, Nicole Soons, heeft aangebracht in het manuscript van mijn boek over mijn fietsreis door Afrika. Het doel van zo’n redactieslag is natuurlijk het verhogen van de kwaliteit van het boek. Maar daarnaast leer ik er ook van. Ik leer vooral een paar nieuwe blinde vlekken van mezelf kennen: automatismen die makkelijk uit mijn pen rollen, maar die ofwel gewoon fout zijn, ofwel die beter kunnen, wat wil zeggen: lezergerichter.
Grappig voorbeeld van die eerste categorie: ik heb ooit eens het woord bloedzuchtig opgeschreven waar het ging over malariamuggen. Dat woord komt weliswaar vaker voor op internet, maar het moet eigenlijk natuurlijk bloeddorstig zijn. Ergens wéét ik dat wel, maar in de maanden dat ik met het boek bezig ben geweest, was bloedzuchtig voor mij een normaal woord geworden. Een mooi voorbeeld van hoe lastig het redigeren van je eigen tekst is: alles wordt op den duur ‘gewoon’, je krijgt een soort tekstblindheid.
Voorbeeld van de tweede categorie was dat Nicole een aantal aanhalingstekens heeft toegevoegd op plekken waar ik mezelf denkend opvoerde. Ik had dus staan:
Toen ik vier jaar voor ons vertrek van het bestaan van de Tour d’Afrique hoorde, dacht ik meteen: dat kan ik misschien wel, maar dat schud ik niet uit mijn mouw – maar zo’n doel om voor te trainen is wel aantrekkelijk.
Dat is nu:
Toen ik vier jaar voor ons vertrek van het bestaan van de Tour d’Afrique hoorde, dacht ik meteen: ‘Dat kan ik misschien wel, maar dat schud ik niet uit mijn mouw – maar zo’n doel om voor te trainen is wel aantrekkelijk.’
Klein verschil, wel beter voor de lezer. Want die ziet nu waar mijn gedachten beginnen en eindigen.
Redigeren leidt ook weer tot nieuwe dilemma’s. Ik gebruik nogal eens de ondanks dat-constructie:
Leon fietste tot in Zuid-Ethiopië alles, ondanks dat hij tobde met de gevolgen van een val in Soedan: ontstoken wonden.
Zo’n ondanks dat is eigenlijk een spreektalige verkorting van ondanks het feit dat. Onze Taal vindt het niet heel fout, dus ik zou het kunnen laten staan. Om het echt netjes te doen, is simpelweg het feit toevoegen een oplossing, en ook de oplossing die Nicole had aangedragen. Maar dat vond ik niet kloppen: ergens mee tobben is in mijn ogen te subjectief om het een feit te noemen. Hoewel is een aardige oplossing, maar uiteindelijk heb ik gekozen voor ‘ondanks getob met…’
Dit soort details – voor mij is het niet het leukste of interessantste aan schrijven. Maar ik vind het wel belangrijk. En gelukkig leer ik er zelf van. De volgende keer zoek ik mijn eigen tekst door op ondanks en op denk/dacht. En bloeddorstig zal me nog lang even doen glimlachen. ‘Bloedzuchtig,’ denk ik dan.