Zomer-, nee, wintercolumn (aflevering 3)
Zoals ik hier eerder beschreef, ben ik een jaar geleden vrij abrupt gestopt als fietsvrouwcolumniste. Ik had nog enkele columns liggen, en het leek mij een leuk idee om daar toch wat mee te doen, en ze te publiceren als zomerblog-feuilleton. Vandaar: in de zomerperiode publiceer ik hier elke week een nooit eerder verschenen fietsvrouwcolumn. Heel andere koek dan anders, maar in de vakantie mag dat wel! Hier is aflevering 3, een echte wintercolumn, dus deze vraagt wat inlevingsvermogen!
Vet op je gezicht
Weten jullie nog, begin 2013 duurde de winter eindeloos. Er was zo’n weekend in maart dat het steenkoud was en woei, waardoor de gevoelstemperatuur tot min tien daalde. Dat maakte lang naar buiten gaan op de racefiets voor mij onmogelijk. Sinds een paar jaar doe ik dat ’s winters namelijk niet meer (maar loop ik hard, en spin en zwem ik), zodat ik geen geschikte spullen meer heb om bij die temperatuur op de racefiets te stappen – nog los van de vraag of ik dat überhaupt had gewild, want er zijn grenzen.
Maar maart was al een eind op weg, het licht gaf aan dat het lente was, en toen was er ook nog een ingekorte maar prachtige Gent-Wevelgem op tv. O, wat ging het kriebelen! Ik had enorme fietsdrang. Ik móest gewoon.
Vandaar dat ik op maandag heen en weer naar Den Haag fietste, 25 km enkele reis. De gevoelstemperatuur was gestegen tot -9,5 en er scheen een flauw zonnetje, dus dat kon best. Ik moest naar Den Haag om kennis te maken met een potentiële nieuwe opdrachtgever. Vanwege de enigszins nette kleren reed ik daarom op m’n stadsfiets.
Ik kwam met héél koude handen en voeten en een knalrode kop in Den Haag aan, gelukkig vroeg genoeg om even te acclimatiseren voor ik aanbelde. Dat ik uit Rotterdam op de fiets was gekomen, kwam niet vanzelf ter sprake, en ik begon er zelf ook niet over, uit angst al te excentriek gevonden te worden. Wel ging het even over de kou. Eén van de aanwezigen had voetballende kinderen en die hadden voor het afgelopen weekend het advies gekregen om vaseline op hun wangen te smeren, vanwege de extreme kou.
‘Vaseline op hun gezicht?’ vroeg de baas aan haar, ‘Kunnen we dan tegenwoordig nergens meer tegen?’
Besmuikt voelde ik aan mijn eigen wangen. Zou het zichtbaar zij, het laagje cold cream? Dat daar niet eens zozeer zat om de kou tegen te houden, maar meer omdat zonder die bescherming de kou en de droge wind mijn vel in schuurpapier zouden veranderen.
Verder zei ik maar niks, maar helemaal prettig voelde ik me niet. Pas onderweg terug naar huis realiseerde ik me waarom. De redenering van die baas, dat was de omgekeerde wereld. Ik durfde er wat om te verwedden dat meneer de directeur het hele weekend in zijn warme huis had gezeten en op maandagochtend in de garage de auto in was gestapt. Niet voetballers en fietsers met vet op hun wangen kunnen nergens meer tegen, maar zulke binnenzitters! Zij kunnen zich er niets meer bij voorstellen dat je je tegen sommige omstandigheden maar beter kunt beschermen.
Het inzicht versterkte mijn goede gevoel. Want natuurlijk, 50 kilometer fietsen heen en weer naar een zakelijke afspraak is al excentriek, en bij -9,5 graden helemaal. Mijn voeten werden zo koud dat ze de rest van de dag raar bleven voelen. Maar ik moest. En wat was het lekker. En stoer. Daarom dus.
Reacties
Zomer-, nee, wintercolumn (aflevering 3) — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>