Via Slidemagic kwam ik terecht op deze online typography tool: leuk en leerzaam, een aanrader! In een paar minuten ben je klaar – en wijzer geworden.

Via Slidemagic kwam ik terecht op deze online typography tool: leuk en leerzaam, een aanrader! In een paar minuten ben je klaar – en wijzer geworden.
Zondag was ik met manlief mee naar de Kuip voor een wedstrijd van Feyenoord. Ik doe dat een heel enkele keer, en dit keer leek het me wel leuk omdat het een stadsderby was: tegen Sparta. Ook bij die club ben ik in de loop der jaren een paar keer geweest, ook leuk, al is het alleen maar omdat de Spartamars zo mooi is en de aanhang zo goed zingt.
Niet alleen die mars, ze hebben nog een ander lied. Ze zongen het zondag ook, en toen bedacht ik dat daarover hier nodig eens iets moest schrijven. Het is talig erg grappig namelijk. Als ik één woord weglaat, is het namelijk een nogal heftige, absolute tekst:
Bloed, zweet en tranen
Passie en strijd is wat we willen zien
Dat past niet helemaal bij het kluppie dat Sparta is. Dat weggelaten woord verandert dan ook alles:
Bloed, zweet en tranen misschien
Passie en strijd is wat we willen zien
Dat vind ik hilarisch: ineens klinkt er enorme zelfrelativering in door. Niet voor niets is dit iets wat de aanhang gaat zingen als het slecht gaat met de club (althans, dat is mijn indruk). Sparta verloor zondag met 3-0.
Overigens zit ik in zo’n stadion altijd veel te lezen; het is bij voetbal dat ik ontdekt heb hoe leesverslaafd ik eigenlijk ben. Ik lees bijna dwangmatig de reclames en de spandoeken, en de bewegende boarding kan me daarom danig afleiden. Ik mis wel eens een doelpunt omdat ik lettertjes zit te vreten!
Aanrader voor wie van taal houdt en gevoelig is voor kantoorjargon: het Krankzinnig Kantoor Kwartet. Het is een verzameling kaartjes waar je gewoon mee kunt kwartetten, en elk kwartet is een groepje verwante woorden uit de kantoortaal. Zo van: in de categorie ‘Vergezichten’ verzamel je ‘Houtskoolschets’, ‘Stip op de horizon’ (jeuk!), ‘Masterplan’ en ‘Kompas’. Elk kaartje heeft een cartoon erop en uitleg van de term die ‘m (althans, zo interpreteer ik het) in het absurde trekt. Bij ‘Stip op de horizon’ bijvoorbeeld zijn in het plaatje meerdere stippen te zien en de tekst luidt:
Maar welke stip is de juiste? Ik moet de dingen scherper zien. ik moet eindelijk eens leren forucssen.
En bij ‘Kompas’:
Ja hoor, we zijn verdwaald tijdens de customer journey. Met dit kompas slaan we wel de juiste piketpaaltjes.
Andere kwartetten zijn ‘In de lead zijn’, ‘Doorpakken’, ‘Sparren’ en ‘Krachten bundelen’. Kortom: een kantoortaalgevoelig kan er, uhm, ‘Handen en voeten aan geven’ (uit: ‘Doorpakken’).
Laatst weer eens gegniffeld om tekst in de openbare ruimte, in dit geval bij De Tempel:
Met deze druk op de Verzenden-knop heb ik daarnet het manuscript van Optimaal blijven sporten voor 45+’ers naar de uitgever gestuurd. Mijn boek is af!

Ik neem nu even schrijfpauze, dus verwacht de komende maand niet te veel op dit blog. Het is best intensief geweest de afgelopen weken, ik ga weer even nieuwe inspiratie opdoen. Lezen bijvoorbeeld ook, daar verheug ik me op – dat is er te weinig van gekomen.
Het boek verschijnt in maart. Natuurlijk houd ik jullie op de hoogte van het proces.
Ik zit in de allerlaatste fase van het afmaken van het manuscript van mijn nieuwe boek, Optimaal blijven sporten. Deze week nog lever ik het in. Het is af, het is eigenlijk al twee weken af: toen vielen de laatste inhoudelijke puzzelstukjes op hun plek. Ik was daarvoor al begonnen met afredigeren, deze laatste weken heb ik alleen dat nog maar gedaan.
Ik ben verder gegaan dan wellicht nodig is – er kijkt ook nog een redacteur naar. Maar ik dacht: hoe verder ik kan komen, des te beter. Ik heb letterlijk pietepeuterige dingen gedaan. Zo ontdekte ik dat voor een paar voetnoot-getallen een spatie stond. Dat gaat om superscript, dus piepkleine getallen en dus ook om piepkleine spaties. Met zoek-en-vervang was het in een paar tellen opgelost.
Wat me ging opvallen, is hoe veel kleine knopen je in zo’n fase moet doorhakken. Nog de laatste die enigszins inhoudelijk zijn, zo van: is dit woord of stukje zin te schrappen, maak ik hier toch maar twee alinea’s van of kan het in een? Maar ook de redactionele zaken: al die grijszones. Je kan of je kunt, je wil of je wilt, getallen voluit of niet, triat(h)lon/triat(h)leet, enkele of dubbele aanhalingstekens. Enzovoort.
Ik heb de afgelopen weken een heleboel van dat soort beslissinkjes genomen, en ik heb vast nog een aantal zaken over het hoofd gezien. De kwaliteit van het boek gaat er niet mee staan of vallen, dus het is heel relatief. Maarja, ik ben ook ’tekstenmens’, dus ik wil wel dat het fatsoenlijk wordt.
Ik ben blij dat het wel klaar is, dat ik er klaar mee ben. Nouja, bijna dan. Echt helemaal af is het nooit; ik zou er eindeloos aan kunnen blijven pielen. Het is dus goed dat er een deadline is.
Vorige week is een van mijn opdrachtgevers overleden. Ik kende hem nog van vroeger, heb de afgelopen anderhalf jaar zeer prettig met hem samengewerkt. Hij was al langere tijd ziek, en ik wist ook dat hij stervende was. Mijn leeftijd ongeveer – veel te jong dus.
Zo had ik in korte tijd enkele moeilijke schrijftaken: mijn laatste berichtje aan hem, want die las hij nog, begreep ik, en kort daarna de condoleances aan zijn team en zijn familie (ik had eerder ook wel eens heel even contact gehad met zijn vrouw).
Zakelijk condoleren, ik heb eigenlijk geen flauw idee hoe dat moet. Dus dan vind ik mezelf ineens terug, starend naar een leeg scherm, zoekend naar woorden. Writer’s block. En van die gedachten als: ik moet dit toch kunnen, ik kan toch schrijven? Waarom heb ik dit nooit geleerd?
Uiteindelijk vind ik toch de oplossing in wat ik wél geleerd heb over schrijven: zet uit die interne criticus, en ga gewoon schrijven. Leg de lat niet te hoog, wees niet te bang het verkeerde te doen. Natuurlijk zijn hier geen perfecte woorden voor. Alles is beter dan niets.
Wat me ook hielp: het gaat nu niet om mij en mijn writer’s block, dat is peanuts. Schrijven doe je altijd voor een lezer, en in dit geval geldt dat helemaal.
In de collectie ‘opvallende borden’ dit keer eentje van Twitter, hier in Rotterdam. Ik heb ook geen idee wat het wil zeggen!
Onlangs tipte een trainingsdeelnemer (thanks, Ramon!) me over het boek Storytelling with data. A data visualization guide for business professionals. Ik was eerst even sceptisch, omdat storytelling iets anders is dan storylining of werken met het piramideprincipe. Maar dat bleek onterecht: het is een geweldig boek.
Ik verwees hiervoor nog altijd naar de klassieker van Zene Zelazny op het gebied van visueel ontwerp en grafiekvormkeuze voor het zakenleven, maar ik ben blij dat er iets nieuws is – fris en actueel. Inhoudelijk komen de boeken sterk overeen, al doet dit nieuwe net wat meer: het plaatst de visuele middelen meer in de hele communicatie, door de rol van bijvoorbeeld de context en de structuur erbij te betrekken. Die structuur is dan wel inderdaad vooral narratief, maar goed, dat maakt eigenlijk voor de rest van het boek niet uit. Als je structureert met het piramideprincipe, is de hele rest van het boek hartstikke relevant.
Het boek gaat ook dieper in dan Zelazny op achterliggende ontwerpprincipes, zoals die van de Gestalt. Dat is allebei fijn, want het stelt je in staat om zelf mee te denken over wat effectieve visuele middelen zijn. Dat alles is rijkelijk geïllustreerd natuurlijk – het is een mooi boek om te zien.
Er is één heel klein dingetje dat me opviel als afwijkend van Zelazny: Nussbaumer Knaflic heeft het niet zo op met taartdiagrammen: ‘Pie charts are evil’ (p. 51). Dat komt doordat je zo veel slechte ziet (in 3D) en doordat de grootte van de taartpunten slecht te vergelijken is. Ik zie dat wel, maar ik denk toch dat er een lans te breken is voor de suggestie van eenheid en totaliteit die er van een cirkel uitgaat. Wat mij betreft zijn taartdiagrammen dus niet evil, maar wel lastig goed te krijgen. Het boek waarschuwt terecht voor de valkuilen ervan.
Ik vind dit boek een aanwinst, voor mijn eigen boekenkast en zeker ook om in het vervolg aan te raden, aan iedereen die in zakelijke communicatie data visualiseert, en dat zo goed mogelijk wil doen.
Ik ben hard bezig met het afmaken van het boek – dat overigens Optimaal blijven sporten gaat heten, met nog iets als ‘boven de 50’ ofzo erachter. De afgelopen tijd heb ik vooral hard getrokken aan één hoofdstuk dat eerst maar niet in de plooi wilde vallen. Inmiddels is het gelukt en kijk ik terug op een leerzame schrijfervaring.
Ik was het hoofdstuk ooit heel essayistisch begonnen, aan de hand van eigen ervaringen. Gaandeweg was er meer ’theorie’ in gekomen en was het ook een betoog geworden. Diverse proeflezers vonden dat niet zo geslaagd: ze vonden het brijïg en herhalend en kregen hoofdboodschap noch rode draad te pakken.
Ik ben toen begonnen met wat snoeiwerk: herhalingen en zijstraten eruit. Dat hielp al. Maar ik was nog niet tevreden en realiseerde me dat er twee structureringsprincipes door elkaar liepen: de chronologie van mijn eigen ervaringen en de inhoudelijke, argumentatieve van het betoog. Ik weet het niet meer precies, het zou kunnen zijn dat het schrijven van de blogpost over een onduidelijke grondslag van een structuur vorige maand het kwartje deed vallen: ook ik maakte het mijn lezers te moeilijk.
Toen heb ik die twee structuren ontward: alles van mijn eigen ervaring bij elkaar, de argumentatie bij elkaar (piramidaal!), met een duidelijke overgang. Grote stap vooruit: twee nieuwe proeflezers vonden het een helder verhaal. Pfoe, opluchting!
Maar zij vonden het op hun beurt wel weer wat negatief en belerend. Urgh, lastig volk toch, lezers – maar o, wat ben ik ze dankbaar! Opnieuw hielp ‘klein’ werk: formuleringen aanpassen bijvoorbeeld. Daarover dachten de proeflezers mee, dat was erg fijn.
Maar de grootste stap vooruit zat hem weer in structuur: in nog iets van het argumentatieve naar het persoonlijke gedeelte verschuiven. Ik werd helemaal enthousiast toen maandag een proeflezer me erop wees: er stond ergens nog een oud restje, wat inderdaad eigen ervaring was, maar als onderdeel van de argumentatie algemener en daardoor kritisch over anderen klonk.
Dit was iets wat ik herken van het samenwerken met schrijvers: historische restantjes in de tekst. Je verandert wat, voert die verandering zo goed mogelijk door, maar daarbij zie je iets over het hoofd. Ik zeg regelmatig tegen schrijvers dat ik bijvoorbeeld iets niet snap, en dan blijkt dat ‘per ongeluk’ achtergebleven te zijn uit een vorige versie. Zoiets zit in een klein hoekje.
Gister heb ik het hoofdstuk opnieuw laten proeflezen, en met dat commentaar was ik dik tevreden. Daarmee valt het laatste stukje inhoud op z’n plek. Ik schiet ook al aardig op met afredigeren. Nog drie weken tot de deadline!