Dialogen in de polder
Vorige week was ik voor de vijfde keer naar Buitenkunst – vorig jaar schreef ik er voor het eerst over op dit weblog. Dit jaar heb ik de Schrijfwerkplaats gedaan (week 451 in het programma). Die ging in het bijzonder over het schrijven voor toneel, al hebben we ook wel wat proza en poëzie gedaan. Zo’n werkplaats houdt in dat er meerdere docenten zijn (in ons geval twee, Jannemieke Caspers en David Mulder, en op één dag was er een gastdocente, Tjitske Jansen) en dat je elke dag een keuze kan maken uit hun aanbod. Een afwisselend programma dus, waarbij je in één dag tot een resultaat komt (of niet).
Net als vorig jaar vond ik het geweldig! Buitenkunst hééft iets, waardoor het me elk jaar weer weet te inspireren. Dat zit hem ook in het kamperen (gelukkig was het een paar dagen echt mooi weer!), de groende wijdsheid van de Flevopolder, de gesprekken met goede vriendin Beatrijs met wie ik de laatste jaren steeds samen daar ben, het contact met de andere deelnemers en het ervaren van hun uitvoeringen, die ik dit jaar van opvallend hoog niveau vond.
Ik heb vooral genoten van het toneel van de deelnemers aan de workshop over de kracht van taal, vast niet toevallig. Zij werkten de hele week met beroemde speeches, variërend van de Bijbel tot Obama en van Hitler tot Koningin Wilhelmina, en deden daar bijzondere dingen mee. Door de uitvoering in de regen (we stonden in de blubber) van donderdagavond kan ik nooit meer op dezelfde manier ‘Yes we can’ horen.
Máár doorslaggevend was mijn eigen schrijfweek, natuurlijk. Ik was daar omdat ik me eindelijk eens wilde verdiepen in het schrijven van dialogen. En dat is gelukt, en ik vond het erg leuk om te doen. Het heeft me voldoende geïnspireerd om ‘Pijn is tijdelijk’ nog een keer te gaan herschrijven, met een nieuw perspectief (een ‘gewoner’ derde-persoons-perspectief) en dús met dialogen – iets waar ik net daarvoor over twijfelde (zie mijn laatste post voor de Buitenkunst-week).
In deze komkommertijd-week in het holst van de zomer zal ik een paar teksten laten zien (en één keer horen) op dit weblog. Om te beginnen een korte dialoog die ik vrijdag schreef. Het is er één van een drieluik, dat was de opdracht, en deze is het beste gelukt. De situatie is dat twee vriendinnen de gemeenschappelijke vrienden- en kennissenkring zitten door te nemen.
A: Zeg, wat vind jij nou eigenlijk van Peter?
B: Peter? Poe, nou, dat is een hele toestand natuurlijk.
A: Hij luistert niet, hè?
B: Nee, vind je het gek, nu.
A: Nee, echt niet. Ik ging een keer een hapje met hem eten en toen viel hij mij wel drie keer in de rede met zijn eigen verhaal.
B: Maar dat kan je je toch wel voorst…
A: Of laatst, bij Hannie, toen had ik het over jeweetwel, toen met Driekus, en naadloos ging hij door met z’n eigen verhaal, ook iets met een ziekenhuis. Toen dacht ik nog: als hij nou eens één keer zou vragen ‘en hoe is dat voor jou?’ – maar niks hoor.
B: Peters vrouw heeft kanker.
A: Maar het kwartje is wel gevallen, geloof ik, want ik hoorde… Wat, wat zei je?
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Groen (Buitenkunst-teksten 2)
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Klaas (Buitenkunst-teksten 4)
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Buitenkunst-teksten 5
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » En tot slot… (nog 1 keer over Buitenkunst)
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Een week (bijna) zonder tekst