Buitenkunst-teksten 5
Tot slot nog drie korte teksten van vorige week. De eerste schreef ik bij gastdocente Tjitske Jansen, toen we werkten vanuit een mooie herinnering, en in een vrije vorm. De thematiek sluit losjes aan bij mijn meest recente Tekstblad-column, en het is voor mij een jaarlijkse ervaring:
De marathon
Hmm, het is toch langer fietsen dan ik had verwacht. En overal staan mensen, op sommige plekken rijen dik. Daar zie ik gelukkig nog een plekje aan het dranghek, pal vooraan en niet te dicht bij de fanfare. Snel zet ik mijn fiets weg en stel ik me strategisch op.
“Weet u op hoe veel kilometer we hier precies zitten?” vraag ik aan de vrouw naast me aan het hek. “Net voorbij de 30,” zegt ze. Ik sla aan het rekenen. Hij dacht aan 3 uur 15, het is nu kwart over één, dus dan zou ik, uh… – ja, net op tijd zijn hier, maar dan moet hij wel snel komen nu.
“Ik sta hier voor mijn man,” zegt ze. “Ik ook,” zeg ik, en dus niet voor een praatje. Ik tuur gespannen naar de lopers. Nog niet, nog niet, nog niet, ik heb hem toch niet gemist? Potverdorie, dat zou balen zijn – maar dan gaat hij wel ontzettend goed.
Is dat hem? Nee, die heeft iets groens aan, dat kan niet kloppen.
In de verte, daaro? Nee, weer niet – hè. Hij moet nu echt wel heel snel komen, anders is-ie ingestort.
Daar is-ie, daar is-ie, daar komt-ie! Oh, wat ziet het er nog goed uit! Natúúrlijk herken ik hem van verre, altijd toch, er is geen ander zoals hij.
“Gaat goed Henk!” roep ik als hij voorbij komt. Ja, hij hoort het, er kan zelfs nog een klein zwaaitje af.
“Dat was de mijne,” zeg ik tegen de buurvrouw. Dan draai ik me om en loop terug naar mijn fiets. Als ik opschiet, kan ik hem bij 35 nog een keertje zien passeren.
De andere twee schreef ik een keer tussendoor. Dan was ik zo af en toe op zoek naar woorden om uit te leggen wat ik mooi vind aan de Flevopolder, en waarom ik het elk jaar zo’n kick vind om erdoorheen te fietsen, op weg naar Buitenkunst – iets wat lang niet iedereen begrijpt, maar ik denk ook dat je er echt voor moet fietsen, in de auto zie je het niet. In ieder geval, hier zijn twee pogingen, de eerste op de fiets, de ander niet:
1
Groen
In alle tinten en vormen
En dat voor heel lang
En naar alle kanten
Met daarin één richting:
De kant die ik opga
Dat is ruimte.
2
Jij was ooit de bodem van de zee
Had je dit toen durven dromen?
Uit jou komt al dit groen
In jou ligt een greppel
Over die greppel ligt een brug
En op die brug zit ik.
Ik heb wel vaker gemerkt dat als ik me een tijdje intensief met ‘slijpen’ aan mijn taal bezig houd, als het dus ook mooi moet klinken en ik daar de tijd voor neem, er als vanzelf iets meer poëtisch uitkomt. Terwijl ik van mezelf denk dat ik niks heb met poëzie schrijven… Volgend jaar bij Buitenkunst daar maar eens iets mee doen?
Reacties
Buitenkunst-teksten 5 — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>