Waarom schrijvers het niet zien zitten
Als argument voor beter schrijven zien als organisatieverandering gaf ik in mijn eerste blogpost van dit jaar dat schrijvende professionals het niet altijd zien zitten, anders gaan schrijven. Voor mij is dat er een indicatie van dat schrijven dieper gaat dan alleen maar een teksttrucje. Hier een uitwerking van die gedachte.
In ieder geval maakt het duidelijk dat schrijven zich afspeelt op het niveau van gedrag, en gedragsverandering is altijd lastig. Dan stuit je op z’n minst op ingesleten gewoontes. Zo ook bij schrijven. Vrijwel iedereen heeft in opleiding (HBO/WO) methodologisch leren schrijven, en om dat anders te doen, bijvoorbeeld volgens het piramideprincipe, betekent het afleren van die ingesleten manier. Nou klinkt dat zo nogal logisch, maar niet iedereen realiseert zich dat schrijven gedrag is, en dat het, net zoals andere gedragingen, sterk door gewoonte bepaald wordt. En dat het ineens anders moeten gaan doen niet makkelijk is, en ook gewoon vervelend vanwege de onwennigheid.
Nóg vervelender wordt dat nieuwe gedrag als het mee komt zeilen met een nieuwe manager (‘elke keer als we hier een nieuwe leidinggevende krijgen, moeten we weer anders gaan schrijven’), als het de zoveelste verandering is (’twee jaar geleden hebben we een nieuw format vastgesteld en nou moet het wéér anders’) of als het gevraagd wordt in tijden van onzekerheid (‘ik weet niet eens of ik hier over een half jaar nog wel werk, dan ga ik nou echt niet moeite doen om anders te gaan schrijven’).
Bovendien is het zo dat het gedrag diepe wortels heeft. En dat hééft dit gedrag. Dat methodologische leren schrijven in de opleiding hoorde bij de bredere vorming tot professional. Zo ‘hoor’ je dus te schrijven als je je vak serieus neemt. Ineens anders moeten schrijven kan dan klinken alsof je je vak niet meer serieus mag nemen. Ik hoor dat soort dingen wel eens terug in supervisiegroepjes na een training – dan zou ik gezegd hebben dat het allemaal kort door de bocht moet, met een Telegraaf-achtige kop erboven. Dat zou ik echt nóóit zeggen, maar zo horen sommige schrijvers me wel, als ik zeg dat het korter kan en mag, en ook wordt als je goed schrijft, en dat krantenkoppen handig zijn voor lezers.
Mijn indruk is dat vooral bij adviseurs met een sterk inhoudelijke, wetenschappelijke oriëntatie dit gevoel de kop op steekt. Ik thematiseer dat dan ook wel: wat is je rolopvatting eigenlijk? Ben je in de eerste plaats vakspecialist, deskundige, onderzoeker, wetenschapper? Of dienstverlener aan de klant? Want dat is volgens mij het essentiële verschil – een verschil in perspectief, niet in diepgang of grondigheid.
De makke is dat voor iemand die sterk vakinhoudelijk gericht is, klantgerichtheid werken ‘eng’ is. Al is het alleen maar omdat elke klant anders is, en je dus niet zo makkelijk je oplossing in procedures en vaste formats en dergelijke vast kunt leggen. Meer in het algemeen ontleent dit type schrijvers zekerheid aan de inhoud en het vakspecialisme. Dat kunnen ze, daar zijn ze goed in – maar contact met mensen, dat is glad ijs. Van hen te vragen het anders te doen, wekt onzekerheid op.
Het is niet alleen maar kommer en kwel. Anderen vinden de nieuwe manier van schrijven juist erg leuk. Eindelijk leren ze een manier van schrijven die past bij wat er leuk, nieuw en creatief is aan het werken voor klanten. Zij ervaren het soms zelfs als een bevrijding uit een knellend schrijftaalkeurslijf. Maar dat laat eens te meer zien hoe diep het kan gaan – hoe dicht schrijven schrijvers op de ziel zit. Daar aan ‘prutsen’ is een hele toer.
Reacties
Waarom schrijvers het niet zien zitten — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>