Met genderneutraal verwijzen gaat een subtiel ander onderscheid verloren
Even de taalkunde in, nouja, wel ook over genderneutraal schrijven. Maar dat ga ik eerder compliceren dan makkelijker maken.
In april 2021 vond ik mezelf terug in een discussie op Twitter die ik me als vrij stevig herinner. De discussie zelf is niet meer terug te vinden, mijn blogpost erover nog wel. In het kort ging het om het verschil in verwijzen tussen ‘bekend’ en ‘nieuw’, goed te illustreren met dit voorbeeld:
a. Jan ging wandelen met Piet. Hij was verkouden.
b. Jan ging wandelen met Piet. Die was verkouden.
In a is Jan verkouden, in b Piet. Door de positie in de eerste zin is Piet daar de nieuwe informatie, wat ook wel ‘focus’ heet in de taalkunde; Jan is als het ware gegeven, ’topic’. In 2021 schreef ik:
Voor mij werkt dat zo, maar niet voor iedereen, zo bleek op Twitter.
Nou was me al eens vaker opgevallen dat dit verschil op gespannen voet staat met genderneutraal verwijzen, als je daarbij die als persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Dat is immers een oplossing voor de keuze tussen hij of zij en geschikt als je dat onderscheid niet wil maken of als de persoon in kwestie non-binair is bijvoorbeeld. In een recent stuk op Neerlandistiek geeft Marc van Oostendorp van die manier van verwijzen dit voorbeeld:
Sasha neemt de bus, want die heeft geen zin om door de regen te fietsen.
Inhoudelijk is het duidelijk dat die op Sasha slaat, maar toch dacht ik één moment lang dat de bus geen zin in fietsen had. En dat komt doordat ik die opvat als verwijzing naar focus ‘de bus’.
Die verwarring is me al vaker overkomen. Als je die als persoonlijk voornaamwoord gebruikt in plaats van hij of zij, kun je geen onderscheid meer maken tussen verwijzen naar topic of focus. Voor mij is dat een ongewenste consequentie van dat genderneutrale taalgebruik.
Van Oostendorp heeft het daar niet over, maar reageerders op zijn stuk wel. Ik blijk niet de enige die denkt aan een bus zonder zin. Reageerder yvanspijk, Yoïn van Spijk, legt uit hoe het zit; zijn intuïties werken net als de mijne. Van Oostendorp is het daar expliciet mee oneens en vindt het topic-focus-verwijsverschil iets uit de schrijftaal. Dat zou kunnen. Verwijzen met die is in spreektaal gebruikelijker dan in de schrijftaal.
Het zou ook kunnen dat hier opnieuw blijkt dat de intuïties van moedertaalgebruikers op dit punt verschillen. Dat bleek in die discussie in 2021 ook . Ik herinner me van toen dat mijn intuïties nogal hard voor totaal afwijkend verklaard werden – iets wat ook een beetje doorschemert in het ‘krachtig ontkennen’ en ‘absoluut’ van Van Oostendorps reactie. Jammer dat Van Oostendorp daarna niet meer reageert op de tegenwerpingen van Yoïn en Henk Wolf.
Mij viel in Yoïns reactie op dat hij verwijst naar onderzoek. In 2021 kon ik alleen iets beknopts in de ANS vinden om mijn intuïties te staven, dus ik was wel benieuwd. Ik heb hem gemaild en kreeg heel snel antwoord mét de artikelen van Van Kampen en een paper van hemzelf – veel dank!
De paper kan ik goed volgen. Grappig onderzoek: proefpersonen moesten in een plaatje ballonnen kleuren op basis van zinnen als ‘De vrouw met de groene hoed kletst met de vrouw met de oorbellen. Ze/die heeft een rode ballon’. Op het plaatje hebben zowel de vrouw met de oorbellen als die met de groene hoed en ballon in handen, de ballon is nog kleurloos. Moedertaalsprekers doen het inkleuren in meerderheid zoals ik zou verwachten, zeker als er en tussen de zinnen staat in plaats van een punt. Met die doen ze dan zelfs allemaal zoals ik zou verwachten, maar met ze en een punt heeft toch bijna 40 procent de andere interpretatie, dus dat ze naar de vrouw met de oorbellen verwijst. Opnieuw: intuïties verschillen.
De twee artikelen van Van Kampen vond ik een stuk lastiger. Van Kampen komt duidelijk uit een andere school van de taalkunde dan ik, ik ken niet al het jargon (SpecCP, A-bar?), ik vind in het uitleg-artikel (het andere is een reactie) de belangrijkste voorbeeldzin ingewikkeld, vooral omdat het gaat om verwijzen naar het meisje, waarbij je zit met het verschil tussen grammaticaal en biologisch geslacht (een het-woord is onzijdig maar een meisje vrouwelijk), en ook wel omdat het gaat om een kijkende en handelende beer, dus een fantasie-situatie. Dat vraagt wel veel van m’n meedenk-bereidheid, moet ik zeggen (en bevestigt daarmee een vooroordeel dat ik heb over die andere school in de taalkunde, namelijk dat die het graag onnodig moeilijk maken, maar dat terzijde).
Het artikel is bovendien erg absoluut in het uitdelen van goed/fout-oordelen. Ik betwijfel die op basis van mijn eigen ervaring met die uiteenlopende intuïties. Desalniettemin staat in het artikel wel een bevestiging van de mijne.
Ik leer er ook nog van dat verwijzen met deze/die ervoor zorgt dat het topic verschuift. Van die twee voorbeeldzinnen van hierboven gaat a naar alle waarschijnlijkheid door over Jan, maar b over Piet. In een vervolgzin kun je met hij naar Piet verwijzen (‘hij hoestte en snotterde’). Zo zorgen voornaamwoorden ervoor dat je van onderwerp kunt wisselen en de tekst toch blijft samenhangen.
Iets van die subtiele mogelijkheid gaat verloren als je die gebruikt als genderneutraal persoonlijk voornaamwoord. Dat is geen groot probleem, en ik weet ook geen goed alternatief. Ik zou het toch maar gewoon doen dus: inclusiviteit is wel wat waard.
Het is bijna alsof je referentiekader bepaald wie nu wordt bedoeld. jij noemt het intuïtief maar is het niet “voorgeprogrammeerd”? Het busvoorbeeld gaf bij mij geen twijfel maar wel het voorbeeld van Jan en Piet sub b: wie wordt nu bedoeld?
Het is zeker zo dat het voorafgaande en de wijdere context een rol spelen bij het interpreteren van dit soort zinnen ‘in het echt’. Losse voorbeeldzinnetjes hebben altijd iets kunstmatigs. Desalniettemin: ik twijfel niet over die zinnen met Jan en Piet, maar anderen wel. Dat is niet zo gek, je hebt dat wel met meer grammatica-dingetjes. Ik vond het toen in 2021 alleen raar dat die ‘anderen’ nogal hard oordeelden, dus nogal stellig van mening waren dat wat ik beweerde, onzin was, en dat zij het ‘juiste’ Nederlands beheersten.
En nu ik toch aan het reageren ben: ik kwam toevallig net een voorbeeld tegen ‘in het wild’. Ik ben de biografie van Betje Wolff aan het lezen van Marita Matthijsen (https://www.uitgeverijbalans.nl/boeken/een-vrije-geest/). Het gaat op p. 257 over de nalatenschap van een vriend van Fransje, een vriendin van Betje. Dan deze zin: ‘Fransje liet Betje toe de handschriften te lezen en die raadde uitgave af’. Die zin is – denk ik – maar op één manier te interpreteren en daar zou ik met ‘zij’ ook wel uitkomen, maar ‘die’ is beter. De volgende zin gaat door over Betje: ‘Sommige gedichten vond zij te intiem (…)’ – precies zoals Van Kampen beschrijft.