… maar een burger is ook geen neerlandicus+jurist+bouwkundige
De laatste tijd waren manlief en ik ontvanger van een bijzonder staaltje overheidscommunicatie: op 22 december, de laatste werkdag voor de kerst, werd de voorlopige vergunning verleend voor de verbouwing van de kerk waar wij naast wonen. Voormalige kerk, moet ik zeggen. Het wordt een restaurant.
De plannen daarvoor zijn mooi en ambitieus, maar er zitten wel een paar haken en ogen aan. Voor de buurt is het parkeren het meest heikele onderdeel, daarover is veel onrust; voor ons als directe buren spelen ook nog enkele bouwtechnische risico’s. We zijn weinig bij het proces betrokken geweest, en in wat we wel eerder gezien hadden, zaten fouten. Inspraak richting de vergunningsverlenende instantie, de gemeente dus, was er helemaal niet – we hebben niemand daarvan ooit gezien of gesproken en wij noch andere omwonenden hebben reacties ontvangen op eerdere brieven waarin wij onze zorgen uitten. Vandaar dat we ons wel tegen die voorlopige vergunning aan wilden bemoeien.
De eerste stap voor burgers bij zo’n vergunning is het schrijven van een zienswijze, daar was ik al achter. Dat was een hele ervaring. Sowieso de timing natuurlijk, zo net voor de feestdagen. Dat schijnt wel vaker te gebeuren, en als het geen tactische opzet is, dan zit er wel een ambtenaar achter die zo lekker iets af kan vinken vlak voor de vakantie, en die zich niet bewust is van wat de consequentie daarvan is voor de ontvangende partij. Voor ons was het alsof er een soort tijdbom afging: we wisten dat dit een keer ging gebeuren en dat we dan wat moesten, maar we hadden geen idee wanneer het zou zijn en wat ons dan te wachten stond.
Welnu, dat was, tijdens de feestdagen: door honderden pagina’s spitten, verspreid over ongeveer veertig documenten, met deels zeer specifieke, bouwkundige informatie, en ook nog met van die lastige dingen als samengevoegde stukken van allerlei verschillende partijen en uit de verschillende fasen van het proces, dat al jaren speelt. Dus er stonden dingen in die elkaar tegenspraken of waarvan wij wisten dat ze al achterhaald zijn – maar dat wisten wij dan per ongeluk. Verder was het ook voor ons een puzzel die we niet helemaal konden leggen. Sommige dingen waren zonder bouwkundige kennis niet te plaatsen. En wat we qua tekst wel begrepen, vonden we hier en daar ook moeilijk echt te vatten. We konden bijvoorbeeld amper geloven dat dat controversiële parkeerplan zonder meer werd goedgekeurd.
De voorlopige vergunning zelf was ook nog eens tenenkrommend slecht geschreven, met aan het eind een zin als:
Het beroepschrift heeft geen schorsende werking. U kunt daarom, als u beroep heeft ingesteld tegen de omgevingsvergunning, ook een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de hiervoor genoemde rechtbank. Hiervoor is griffierecht verschuldigd.
Wablief? Met wat googlen ging ik het begrijpen en bedacht ik: dat geldt nog niet, we zitten nog maar in het stadium van de zienswijze, pas daarna, als deze concepttekst definitief wordt, gaat het om bezwaar – en dan hebben we er nog niks aan, aan zo’n voorziening.
Kort nadat ik was begonnen met me erin te verdiepen, voelde ik me overweldigd door de hoeveelheid informatie, de chaos erin en de soms onbegrijpelijke passages tekst. En toen dacht ik: ik ben potverdrie gepromoveerd Neerlandicus – als ik dit al niet begrijp…. Het is misschien wel de belangrijkste vaardigheid die ik tijdens mijn studie heb geleerd: kunnen omgaan met grote hoeveelheden schriftelijke informatie, ook als die ongestructureerd is. Wat moeten andere burgers ermee?
Het is me uiteindelijk gelukt om overzicht te krijgen, net voldoende om onze zienswijze te kunnen schrijven. Althans, dat hoop ik – het is voor mij ook een nieuw genre en ik weet niet wat ik eventueel in de berg documentatie heb gemist of verkeerd heb begrepen. Maar ik heb mijn best gedaan, acht pagina’s lang. De schrijfklus vond ik ergens ook nog wel weer leuk om te doen, al kostte het ongehoord veel tijd. Want het moest ondanks die tussenliggende feestdagen wel gewoon binnen de gebruikelijke termijn van zes weken af.
Sindsdien hebben we weer geen flauw idee van wat de volgende stap gaat zijn, wanneer, en hoe. Op naar de volgende tijdbom – de definitieve vergunning?
Doorheen dit hele proces heb ik mijn vertrouwen in de overheid voelen dalen. Deze honderden pagina’s chaos op me gedumpt krijgen maakten in één klap alle overheids-initiatieven voor ‘begrijpelijk schrijven’ totaal futiel. Om überhaupt met de overheid te communiceren (nog los van of je iets bereikt), moet je kennelijk niet alleen neerlandicus zijn, maar ook jurist en bouwkundige. Dus waar de overheidscommunicatie zich enerzijds richt op het niveau kleuter, is het anderzijds voor een gewone burger eigenlijk niet te doen.
Goede communicatie met de burger begint ergens heel anders. In de eerste plaats zou ik zeggen: met het besef dat het tweerichtingenverkeer is. Een deel van wat mij dreef bij het schrijven van die zienswijze, was puur geschonden rechtvaardigheidsgevoel op dat gebied. Ik (en de andere omwonenden) voelen ons niet gezien en niet gehoord in het proces. Dat is vervelend voor ons, maar ook voor de eigenaren van de kerk. Het duurt zo namelijk allemaal alleen maar langer.
Wij gaan het verder niet meer meemaken, want we gaan verhuizen. Maar dat geschonden vertrouwen verhuist met me mee.
Reacties
… maar een burger is ook geen neerlandicus+jurist+bouwkundige — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>