Leren schrijven op de universiteit en voor de praktijk
Het huidige nummer van het Tijdschrift voor Taalbeheersing (jaargang 37, nummer 2) is een themanummer over ‘Academische geletterdheid in het hoger onderwijs’. Dat is een onderwerp dat mij na aan het hart ligt, niet in de laatste plaats omdat het er wel eens op lijkt, zo verzuchtte collega Willy Francissen eens, dat wij in de praktijk allemaal op de universiteit aangeleerde schrijfgewoontes weer moeten áfleren. Die academische geletterdheid is niet altijd waar de praktijk om vraagt. We organiseerden daarover in januari zelfs een discussiebijeenkomst. Twee artikelen in het themanummer sluiten aan bij die invalshoek. Femke Kramer en Jacqueline van Kruiningen schrijven in ‘Moeilijker, langer, serieuzer’ over de socialisatie van jongerejaars studenten op het gebied van wetenschappelijke teksten en schrijven. Want ja, een socialisatie is het: studenten maken zich de mores van de academische genres eigen. Waar ze precies toe gesocialiseerd worden, dat valt vooral tussen de regels van het onderdeel ‘discussie’ te lezen (p. 206/207): Teksten zijn…
… een vehikel van een door onderzoeksactiviteiten onderbouwde en beredeneerde kennisclaim; als onderdeel van een ongoing proces van kennisvermeerdering. … media waarin een schrijver/onderzoeker op basis van empirisch of literatuuronderzoek een kennisclaim poneert, onderbouwt en ter discussie stelt aan peers.
Dat sluit aan bij mijn ervaring: als die socialisatie eenmaal is afgerond, blijven sommige academici er hardnekkig aan vasthouden, ook als hun schrijfpraktijk niet meer, en zeker niet meer in de eerste plaats, een onderdeel is van een proces van kennisvermeerdering gericht op peers, maar van bijvoorbeeld dienstverlening aan een leek. Precies daarbij knoopt het volgende artikel aan, althans, voor het HBO. Dat is van Brigitte Faber-de Lange en Els van der Pool. Zij interviewden leidinggevenden over de communicatieve competenties die zij verwachten van hun startende medewerkers. Dat leidt tot een hele waslijst, die is onder te verdelen in basisvaardigheden (voor schrijven is dat bijvoorbeeld spelling) en meer strategische vaardigheden. De auteurs breken een lans voor een betere balans in het onderwijs, dat nu doorslaat naar die basisvaardigheden. Een starter zou moeten beschikken over een ‘breed repertoire aan genres en daarin zelfstandig keuzes’ maken (p. 236/7).
Ook starters moeten immers kunnen functioneren in de dynamische omgeving van de organisatie en vanuit een contextbewustzijn kunnen omgaan met een variëteit aan interne en externe contacten, zowel in geschreven als gesproken woord.
Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Maar ik schets zo wel even in één blogpost het spanningsveld van die academische geletterdheid: het valt al niet mee om studenten te socialiseren tot acceptabele academische schrijvers, in die ene context van de universiteit. En dan zouden ze eigenlijk ook nog voorbereid moeten worden op andere contexten. En dat terwijl ook de basisvaardigheden nog rammelen… Misschien moeten we toch maar een deel van dat leerproces gewoon in de praktijk blijven doen.
Reacties
Leren schrijven op de universiteit en voor de praktijk — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>