Je denkt het wel, maar het staat er niet
Voor in de trein terug uit Groningen had ik van de week een GDL gekocht. Ik trof daarin kort na elkaar (op p. 99 en 113) zinnen aan waarbij ik dacht: ik snap wat de schrijver bedoelt, hij/zij heeft ongetwijfeld ook goed in het hoofd gehad, maar het stáát er niet:
Onthoud: zaken gaan pas prettig als we er minstens evenveel aandacht, tijd, liefde en geld aan besteden als we doen aan de zaken die wel lekker lopen in ons leven.
Een plant in het stikdonker overleeft dus niet, maar heeft evengoed behoefte aan duisternis.
In de eerste zin moet je kennelijk een contrast bedenken tussen ‘zaken die wel lekker lopen in ons leven’ en ‘zaken die niet lekker lopen in ons leven’, waaraan we dan minstens evenveel aandacht enzovoort moeten besteden. Maar dat ‘die niet lekker lopen’ stáát er niet. Er staat alleen maar zaken, in het algemeen dus, en dan klopt de zin dus niet.
In de tweede zin staat eigenlijk dat een plant in het stikdonker evengoed behoefte heeft aan duisternis. En dat kan niet kloppen. Ik denk dat de zin alleen maar kloppend kan worden door hem te verlengen: ‘een gewone plant kan in het stikdonker niet overleven, maar heeft wel behoefte aan duisternis’ ofzoiets.
Dit type schrijfproblemen is erg moeilijk op te sporen door de schrijver zelf: de logica zit in diens hoofd, dus om het te zien, moet je je eigen denken dan uitzetten. De fouten zijn ook niet heel ernstig, want lezers kunnen de correctie of aanvulling wel maken. In deze gevallen wel, maar niet altijd. Daarom: belangrijke teksten altijd zorgvuldig laten proeflezen!