Ik schrijf dit te mijnen kantore
Het was vandaag voor mij de dag van het juridisch taalgebruik. Ik ben bezig algemene voorwaarden op te stellen voor de webwinkel waarmee ik mijn boek Afzien voor beginners wil gaan verkopen, mijn broer en ik kregen het concept-voorlopig-koopcontract voor het ouderlijk huis, en ik moest voor een belastingaangifte nog even een blik werpen op een oudere verklaring van erfrecht.
In het koopcontract van die formuleringen waar ik wazig van ga kijken:
verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt
zo lust ik er nog wel een paar, want die verkoper, die verkoopt aan koper, die van verkoper… enzovoort. Bleh, die juristen, wat schrijven ze toch raar.
Maar van die verklaring van erfrecht uit 1994 kan ik toch wel weer een beetje genieten. Want daar staan namelijk prachtige naamvalsconstructies in. En daar houd ik wel van. Een beetje archaïsch mag van mij wel. Dus:
terzake des doods gedane aanstellingen
en
welke verklaringen te mijnen kantore berusten
Dat vind ik smullen.
Niet doen in een zakelijke tekst. Je gaat er ook zo de mist mee in. ‘Te mijnen kantore’ – als ik dat had moeten bedenken, had ik er mijneR van gemaakt, en misschien een -n achter gezet (kantoren), want ach, mijn intuïties voor die naamvalsvormen zijn ook helemaal foetsie, net als die van jou en iedereen (ja, ook van juristen, die schrijven dat soort dingen gewoon over). Ik zeg niet voor niets altijd dat je in geval van twijfel over de spelling van te(n) alle(n) tijde(n) daarvan gewoon altijd moet maken: kan niet missen, en nog korter ook.
Dus vanuit functioneel oogpunt: weg met de naamvallen!
Maar stiekem vind ik ze dus toch wel heel mooi…
Reacties
Ik schrijf dit te mijnen kantore — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>