Ik ging naar Leuven en ik kwam terug met…
Vorige week was ik, zoals gezegd, in Leuven voor het VIOT-congres, de driejaarlijkse wetenschappelijke conferentie in de taalbeheersing. Ik heb het wel naar mijn zin gehad: ik vond de sfeer aangenamer en constructiever en de gemiddelde presentatiekwaliteit beter dan wat ik me van vorige edities herinnerde. Enige minpuntje vond ik dat het logistiek nogal behelpen was: van onscherpe beamerprojectie tot bij de lunch staand een broodje wegwerken in een krappe, lawaaiige ruimte en dan daarna ontdekken dat de thee al op is… Tsja. Nouja, mijn klacht over de catering is in elk geval wel gehoord.
En het gaat om de inhoud, zullen we maar zeggen. Die kan ik niet even synthetiseren tot een hoofdboodschap die relevant is voor dit weblog. Het ging weinig over schrijven in organisaties, meestal hooguit zijdelings. Ik ga hier wat inzichten en weetjes opsommen die ik heb meegenomen, met tussen haakjes erachter steeds de naam van de spreker – met daarbij de kanttekening dat de wetenschappers zelf het ongetwijfeld allemaal veel genuanceerder zouden zeggen natuurlijk.
- ‘Overige’ moet je als kopje in een format verbieden. Een lezer die niet vindt wat-ie zoekt, gaat daar kijken en raakt dan mogelijk nog gefrustreerder, want daar staat het natuurlijk ook niet. (Lentz&Pander Maat).
- Structuur = groepering, detaillering, volgorde, formulering (niks nieuws, maar zo kernachtig uitgedrukt had ik dat nog nooit gezien) (Lentz&Pander Maat).
- Grappig: er zijn appeltaartrecepten uit de middeleeuwen bekend, en als je die vergelijkt met hedendaagse, springt meteen enorm in het oog dat de structuur véél zichtbaarder is geworden. In de middeleeuwen schreven ze gewoon alles achter elkaar door, terwijl de recepten tegenwoordig witregels, inspringen, kopjes en andere markeringen hebben (Lentz&Pander Maat).
- Mogelijk speelt bij het al dan niet oppakken en verwerken van feedback op een tekst het ‘psychologisch eigenaarschap’ een rol: heeft de schrijver echt wel het gevoel dat de tekst van hem/haar is? Zo niet, dan is-ie er misschien ook niet zo toe geneigd hem aan de hand van feedback op te knappen (Kam).
- Als een adviseur of counselor het lastig vindt om een adviesgesprek af te ronden, komt dat vaak doordat de geadviseerde het advies nog niet heeft erkend, dus niet zoiets heeft gezegd als ‘goed idee, ga ik doen’ ofzoiets. En dat duidt dus vaak op weerstand (Stommel&Te Molder).
- De vaste toevoeging over de beroepsmogelijkheid bij beslissingen van de Belastingdienst, zelfs als die positief uitpakken voor de ontvanger van de brief, leidt tot een boel overbodige telefoontjes (Kuyper&Brouwer).
- Ook voorzetsels kunnen conditioneel zijn, dus een voorwaarde uitdrukken. Immers ‘Zonder paspoort kun je niet naar het buitenland’ is te parafraseren als ‘Als je geen paspoort hebt, kun je niet naar het buitenland’ (Reuneker).
- Een filosofische die ik al langer ken maar die ik niet vaak genoeg kan benadrukken: feitelijke beweringen zijn altijd argumenten voor conclusies. Oftewel: alle verbale communicatie is inferentieel. Ik moet daar vaak aan denken als ik weer eens in discussie ga over het schrijfdoel ‘informeren’. Dat bestaat namelijk niet, volgens mij, en de lezing van Verhagen en vervolgens het hele panel van woensdag, inspireerde me maar weer eens. (Dat panel ging over de grammatica van overtuigingskracht, met acht lezingen, onder andere van mijn Leidse collega’s, van wie één (Boogaart) het had georganiseerd. Het was leuk om zo’n lange thematische lijn te hebben.)
Uit mijn indrukken van de presentaties leid ik verder nog maar weer eens bevestiging af van het nut van ‘hoofdboodschap voorop’. Bij een paar presentaties is namelijk de pointe of de nieuwswaarde me enigszins ontgaan, omdat die ergens verstopt zat tussen uitvoerige uitweidingen over van alles en nog wat in – of misschien was-ie er zelfs helemaal niet. Het viel me vooral op dat zo veel presenteerders het nodig vonden om bijvoorbeeld de theorie waarop ze zich baseren uit te leggen. Volgens mij was dat vaak onnodig: de meeste mensen, collega’s, kennen de basistheorieën uit het vakgebied echt wel (een voorbeeld voor de kenners: centrale en perifere verwerking) , en aan de rest kun je die in een paar minuutjes toch niet zinvol uitleggen. De presentaties wekten zo soms de indruk steeds weer bij 0 te beginnen, alsof het vakgebied weinig gemeenschappelijke basis heeft waarop kan worden voortgebouwd.
En wat ze dan dus voortbouwen werd me niet altijd even helder, en dat lag aan de structuur van de presentaties. Ik vond het soms ook jammer dat de spreker door al die uitleg pas in de laatste minuten aan de eigen resultaten toekwam. Vandaar: hoofdboodschap voorop is zo gek nog niet. Zelfs niet in de wetenschap.
Reacties
Ik ging naar Leuven en ik kwam terug met… — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>