Het nieuwe schrijven?
Gisteren was ik op Het Taalcongres, een met notal wat tamtam in de markt gezette dag die helaas zijn verwachtingen niet waarmaakte. Vermakelijk was het wel, vooral de twee plenaire onderdelen met Herman Pleij en Frank van Pamelen, en gezellig ook, met een aantal bekenden en nieuwe vakgenoten.
Maar de workshops vielen me tegen. Ze waren te theoretisch: waar ons in de opening nog ‘schrijfkramp’ beloofd was van het vele oefenen, heb ik vooral naar Powerpointpresentaties zitten luisteren. Daar leer ik niet beter van schrijven.
De workshops waren bovendien te oppervlakkig voor de doelgroep, althans voor mij en de andere deelnemers die ik sprak, allemaal mensen met al de nodige werkervaring in het tekstenvak. Ik kan natuurlijk pech gehad hebben met mijn workshopkeuze – de eerste twee waren in de praktijk iets heel anders dan wat er op de website stond aangekondigd, dus moest ik mijn verwachtingen hard bijsturen. Grootste teleurstelling daarbij was de workshop ‘Basiskennis tekstschrijven B1′, waarvan ‘B1’ bleek weggevallen. Op een ‘basiscursus tekstschrijven’ zat ik echt niet te wachten. Jammer.
Maar dan nog. Grootste probleem was dat de workshops het niveau van ‘do’s en don’ts’ niet ontstegen, en dat goed schrijven iets heel anders is dan dat. Bij elke do en don’t is er namelijk meteen wel een tegenvoorbeeld te geven, wat aantoont dat het veel subtieler ligt dan makkelijke vuistregels doen geloven. Ik geef drie voorbeelden:
- ‘Lees je speech niet voor’ was één van de do’s en don’ts in de speechschrijf-workshop. ‘Maar dat doet Obama toch ook?’ zei iemand uit het publiek. ‘Ja, hij wel,’ zei de workshopleider.
- In alle vier de workshops (!) hoorde ik dat je de lijdende vorm moet vermijden. Nou moet je daarmee natuurlijk sowieso niet bij mij komen aanzetten (zie mijn bloglijntje uit december dat hier begint en via de trackbacks te volgen is), maar in diezelfde workshop hadden we net het volgende goede voorbeeld van een nieuwsbericht gezien*:
De Amerikaanse rappoer P. Diddy is beroofd van juwelen ter waarde van € 10 miljoen. De kostbare sieraden werden gestolen tijdens een overval op het hoofdkwartier van Diddy’s platenmaatschappij Bad Boy Records. Er zijn aanwijzignen dat de diefstal werd gepleegd door iemand die voor het platenlabel werkt, omdat buitenstaanders de sieraden onmogelijk hadden kunnen vinden.
Maar liefst drie van de zes zinnen (eigenlijk: gezegdes) zijn passief: is beroofd, werden gestolen, werd gepleegd. Ik kon het niet laten om dat op te merken. ‘Ja, maar dat is omdat je dan niet weet wie het gedaan heeft,’ zei de workshopleidster. Ja, dus?
In mijn ogen betekent dat dús dat het passief soms heel nuttig is – beter dan actief. Van actief maken verbetert dit tekstje echt niet, dan wordt het ineens een stuk over een vage partij ‘daders’ ofzoiets.
Bovendien: hoe veel ervaren schrijvers gebruiken te veel lijdende zinnen? ‘Vermijd het passief’ kan een zinnig advies zijn, maar dan voor andere schrijvers dan die er gister rondliepen.
- Schrijf alsof je een gesprek voert’ , hoorde ik een aantal keren. Maar talloze herschrijvingen kregen daardoor de vorm van eerst een voorwaardelijke vraag en daarna een antwoord, dus zoiets als dit:
Bent u geïnteresseerd in het werk van X? Kijk dan op…
Wilt u besparen op uw energie-kosten? Dan volgen hier tips…
Als echt al je teksten zo worden, dan is dat saai en betuttelend. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Bovendien is uit onderzoek ook nog helemaal niet gebleken dat dit soort taal, ook wel relationeel genoemd, echt werkt. Ik las deze week een artikel van Hanny den Ouden en Maartje Doorschot waarin ze aan het eind ook twijfels uiten over de effectiviteit ervan. Over de stijl van een voorlichtingstekst voor jongeren zeggen ze: ‘Het onderwerp is tot nog toe slecht onderzocht, en dat terwijl veel professionals pretenderen te weten hoe ze met jongeren moeten communiceren’.* Inderdaad.
Van onderzoek trokken deze workshopleiders zich sowieso niet veel aan, en nou is dat ook bepaald niet de snelweg naar goed schrijvern. Maar goede schrijfadviezen zijn wel veel subtieler en preciezer dan ‘vermijd het passief’ en ‘schrijf alsof je een gesprek voert’. Voor dat soort vuistregels werd wel de term ‘het nieuwe schrijven’ gebruikt. Nou heb ik ‘het nieuwe werken’ wel een beetje door, Maarten Ducrot’s ‘het nieuwe wielrennen’ al minder, maar wat ‘het nieuwe schrijven’ is, dat snap ik dus echt niet.
Voorlopig blijf ik in mijn eigen trainingen nog maar bij het oude. Wat vooral wil zeggen: heel precies kijken naar wat wel en niet werkt voor die ene tekst in die specifieke context. Wel nuttig om dat weer eens zo helder voor ogen te hebben.
(*Bronnen bij deze post: Tijdschrift voor Taalbeheersing 2010, p. 256; handout Merel Roze.)
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Een workshop is geen presentatie
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Passieve zin van de maand