Genre-verwachtingen in adviesrapporten
Uit het piramideprincipe-onderzoek van de afgelopen tijd is gebleven dat genre-verwachtingen een grote rol spelen bij het lezen en schrijven van adviesrapporten. De twee belangrijkste symptomen daarvan waren:
- Een adviesrapport ‘hoort’ opgebouwd te zijn volgens de stappen van het onderzoek, dus met een methodologische structuur, met de conclusie en adviezen aan het eind.
- Een adviesrapport ‘hoort’ wollig van stijl te zijn. Een frissere, krachtigere stijl is dan ongewenst, te direct bijvoorbeeld.
Beide zaken spelen piramidale rapporten parten, want die zijn anders van structuur, maar ook vaak van stijl (want meer lezer- en actiegerichter). Als je onvoorbereide lezers ineens zo’n heel ander rapport voorlegt, vinden ze dat dus maar raar: zo hoort het niet, een adviesrapport. Ze snappen het niet en oordelen negatief.
Negatieve oordelen over afwijkende rapporten zijn we meermalen tegengekomen in het onderzoek, waardoor ik wel zeg dat voor het piramideprincipe geldt ‘onbekend maakt onbemind’ (of: ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’, want dat geldt ook: na een beetje uitleg vinden ze het piramidale rapport juist wel heel fijn).
Wat echter tot nu toe nog niet duidelijk was, was of het nou de structuur of de stijl is die lezers het meest in de weg zit. De afgelopen maanden deed Marit Nijssen daar aan de Universiteit Leiden onderzoek naar, in het kader van haar Bachelorscriptie. Vrijdag heeft ze die afgerond, dus nu wat over de resultaten.
Hoofdboodschap: de ‘gekke’ structuur is doorslaggevend. De meerderheid van de respondenten (9 van de 12) gaf inderdaad de voorkeur aan een rapport volgens de conventies. In zeven gevallen gaf structuur de doorslag, in twee de stijl. Het onderzoek bevestigt dus opnieuw dat lezers voorkeur hebben voor conventionele rapporten.
Marit gaf de respondenten steeds twee versies van een rapport, en vroeg hen naar hun voorkeur. De rapporten verschilden van stijl en/of structuur. Daarna vroeg ze hen hun keuze te motiveren. Vier respondenten verwoordden expliciet iets over genreverwachtingen, bijvoorbeeld:
De structuur van rapport 3 vind ik persoonlijk prettiger, maar ik ben het ook zo gewend. (over de methodologische structuur)
Ben ik ook meer gewend, want ik mocht tijdens mijn studie ook nooit ‘ik’ of ‘wij’ gebruiken. (over de ‘wollige’ stijl)
Wat de voorkeur van de andere vijf precies bepaald heeft, is niet helemaal duidelijk. Hun voorkeur is wel in lijn met de genre-conventies, maar zou ook door iets anders bepaald kunnen zijn.
Opvallend is dat over de stijl de respondenten tegengestelde dingen zeggen. De ene respondent vond de krachtige stijl vriendelijk en minder belerend, de ander vindt diezelfde stijl gebiedend en dus minder vriendelijk. De woorden ‘positief’ en ‘negatief’ zijn ook door verschillende respondenten voor dezelfde stijl gebruikt – soms met te ervoor.
Ook dat bevestigt iets wat al eerder in het onderzoek duidelijk was geworden: lezers van adviesrapporten verschillen in hun voorkeuren. Om als schrijver je lezer optimaal te bedienen, is het dus handig om die voorkeuren te kennen.
Bron: Marit Nijssen. ‘Bekend maakt bemind’ Over genre-verwachtingen bij het lezen van adviesrapporten. Eindwerkstuk Taalbeheersing Universiteit Leiden.
Pingback:Tekst & Communicatie » Blog Archive » Piramidale pleitnota’s