Terugblik cursus voetbaljournalistiek
De oplettende lezers van dit weblog hadden misschien al gemerkt dat er hier en daar voetbalgerelateerde voorbeelden opdoken (zoals hier en hier), en dat was niet toevallig. De afgelopen maanden deed ik een cursus voetbaljournalistiek. Nee, ik ben niet ineens een grote voetbalfanaat geworden, ik zag de cursus als een manier om een inkijkje te krijgen in de sportjournalistiek. Schrijven over sport doe ik al, en voetbal is dé sport, natuurlijk, en alleen al daarom interessant. Ik las in de herfst over de cursus, en dat klonk goed – vandaar. Ik ging op zoek naar achtergrond, inspiratie en handvatten. Hier een terugblik met reflectie op de voetbaljournalistiek én op schrijfdidactiek.
Goudmijn
De cursus bood meer dan een inkijkje in de voetbaljournalistiek. Het programma zat namelijk zo in elkaar dat er per bijeenkomst twee sprekers waren, allemaal coryfeeën uit de voetbaljournalistiek en de voetbalwereld. Om wat namen te noemen: Kees Jansma (nu persvoorlichter Nederlands elftal), Barbara Barend (nu onder andere Helden), Willem Vissers (Volkskrant), Sjoerd Mossou (AD), Guus van Holland (ex-NRC), Antal Crielaard (Trouw) en Jan Poortvliet (oud-international, nu trainer Telstar). In totaal waren het dus zo’n twintig gastsprekers, die allemaal vooral vertelden wat ze zelf deden en gedaan hadden.
Inspiratie gaf dat zeker zo af en toe. Voetbal (sport in het algemeen) geeft de journalist allerlei mogelijkheden om z’n eigen gang te gang. Immers, iedereen heeft tegen de tijd dat de krant uitkomt al lang de uitslagen gezien, en vaak al de hele wedstrijd live op tv. Dus je móet wel iets anders, je móet een eigen invulling geven, en daar kun je allerlei kanten mee op. Voor journalisten is het dus eigenlijk een goudmijn.
De sprekers vertelden over hoe zij het goud uit die mijn delven. Dat was meestal wel prettig om naar te luisteren. Een paar keer kwam aan de orde dat het belangrijk is voor een journalist om aardig gevonden te worden. Alleen dan krijg je mensen echt mee, in een interview bijvoorbeeld, of als bron van nieuwtjes. Die ‘likeability’ hadden de sprekers wel. Dat is voor mij dan ook het grootste nieuwe inzicht geweest voor wat betreft de journalistieke vaardigheden: hoe belangrijk aardig gevonden worden en ‘vertrouwbaarheid’ zijn. Het zat hem vooral in het gevoel dat ik had dat ze met open vizier streden: weinig geheime agenda’s, weinig achter de ellebogen.
Sterke verhalen
Nadelen had al dat luisteren ook wel. We kregen keer op keer natuurlijk de geromantiseerde, gekuiste, sterke, stoere versie van iemand loopbaan en werk voorgeschoteld. Vaak dacht ik: wat leer ik hier nou precies van? Nouja, in elk geval ook wat ik niet wil. Ik vond het regelmatig een rare, extreme, mateloze wereld, waar ik me over verwonderde en ook wel om moest lachen.
Lachen moest ik bijvoorbeeld om het fenomeen clubwatcher: een journalist die voor een bepaald medium alles van één club volgt. De grote clubs worden gevolgd door de landelijke kranten en Voetbal International; kleinere clubs op z’n minst door de lokale krant. Dus een flink aantal volwassen mannen verdient een aardige boterham ermee door elke dag te zitten koekeloeren naar en praten met een stelletje over het paard getilde jongetjes en hun spelletje. Hilarisch eigenlijk.
Want dat is het natuurlijk (ook), hè: een wereld vol jongetjes die te snel te rijk zijn geworden, die bij hun clubs worden afgeschermd van de gewone wereld, en die met die paar uurtjes training te weinig om handen hebben. De enige gastspreker die er ook op die manier naar keek, Marcel van Roosmalen, stal daarom mijn hart. De rest nam voetbal allemaal wel heel serieus.
(Overigens ben ik ook wel weer blij dat dat gebeurt, want het leidt tot mooie journalistiek. Voetbal International bijvoorbeeld is bijna een archaïsme, vind ik – waar vind je nog zo’n degelijk weekblad, met zo veel en zulke lange verhalen erin? Alleen al de cover roept jeugdherinneringen bij me op, met die recht-toe-recht-ane aankondigingen. Vroeger waren alle tijdschriften zo, tegenwoordig moet het veel glossier en schreeuwender.)
Vreemde eend
Ik vond het dus een vreemde wereld; nou was ik natuurlijk ook wel een beetje vreemde eend in de bijt. Niet alleen als vrouw (dat waren drie van de 15 deelnemers), maar vooral vanwege mijn leeftijd: ik was de oudste, de meeste deelnemers waren rond de 20, en zo werden we meestal ook toegesproken: als studenten. Dat had ik niet verwacht, ik had meer midlife-crisis-mannen verwacht, en zeker geen studenten bij deze toch vrij prijzige cursus. Maar de opleidingen journalistiek hebben geen vergelijkbaar vak, vandaar.
Als je 20 bent en dolgraag carrière wil maken als voetbaljournalist, zit je heel anders bij zo’n cursus dan ik, voor wie het iets is voor ‘erbij’ – want mijn adviesrapportenwerk is en blijft voor mij veel belangrijker. Dat maakt nogal uit bij uitspraken van de gastsprekers als ‘het vraagt 24 uur per dag, 7 dagen in de week inzet’ en ‘het beste kun je beginnen bij een kleine, regionale krant, waar je voor een paar tientjes de plaatselijke voetbalvereniging verslaat’ en ‘het kost je zo’n 20 jaar om te top te bereiken’. Tsja, als het zo moet… Jammer dat het niet ging over andere manieren. Terwijl daar volgens mij juist wel ruimte voor is, vanwege het belang van het eigen geluid en vanwege het belang van met enige afstand kunnen kijken naar die gekke wereld.
Maar hoe je op zo’n andere manier je weg vindt, daarover heb ik weinig geleerd. De gastdocenten zijn allemaal al lang en breed gearriveerd en begonnen in een heel andere tijd. Natuurlijk hadden ze ook bijna stuk voor stuk gelijk dat het een kwestie is van doen en dat er altijd ruimte is voor een echt goed stuk, maar dat is me toch te makkelijk gezegd in een tijd waarin er bijna geen branche zo onder druk staat als de journalistiek: afnemende financiën en een toenemend aantal afgestudeerden, plus toenemende commerciële druk (voorbeeld van discussie/achtergrond daarover). Wat ik graag had gewild, was aandacht voor hoe je een idee succesvol onderbrengt bij een medium. Stel dat we allemaal een voorstel hadden gemaakt en dat hadden laten beoordelen door een hoofdredacteur, met wie zou hij wel/niet in zee gaan en waarom?
Zitten-en-luisteren
Dat brengt me op een ander punt dat ik heb geleerd, iets heel anders, want niet direct aan voetbal gerelateerd, maar wel relevant voor mijn werk: over wat wel en niet een goede cursus is. Twintig vooraanstaande gastdocenten, dat klinkt hartstikke leuk, en ik heb dan ook heel veel gehoord en dat was beslist vermakelijk en/of interessant. Maar maar ik heb echt te weinig geleerd.
Niet elke journalist is een goede spreker of docent; zitten luisteren is sowieso heel passief. Na een bijeenkomst of vijf had ik het wel gehad daarmee, vielen de gastsprekers steeds meer in herhaling, en gingen de avonden dus lang duren. Mijn groepsgenoten heb ik amper leren kennen, want dat gebeurt ook niet als je vooral zit en luistert – en een enkele keer een vraag stelt.
Nou wist ik dat allemaal wel zo’n beetje, als valkuilen van de luister-werkvorm, maar het was goed om het zelf weer eens te ervaren. Oja, daarom zijn er activerende werkvormen, oja, daarom hanteer ik Kolb (ervaringsgericht leren, verschillende leerstijlen), oja, daarom geloof ik in zelfsturing. Kortom: oja, daarom is didactiek belangrijk.
Sneeuw en andere ongemakken
Er zaten wel een paar schrijfopdrachten in de cursus, dus een beetje doen moesten we wel. Eén van de opdrachten viel eerst door pech (winterweer) in het water. De afspraak voor de vervangende opdracht werd verteld in de eerste vijf minuten van de cursusavond daarop. Net die keer was ik door de winterdienstregeling van de NS vijf minuten te laat, en ik had dat dus niet gehoord. Niemand heeft de moeite genomen mij even bij te praten, en zo ontdekte ik de nieuwe deadline op het moment dat hij zo’n beetje verstreek. Dat was géén pech. Een commerciële cursus hoort iets beter voor z’n deelnemers te zorgen, vind ik. Dat zijn klanten, immers.
Ik heb toen nog snel wat in elkaar geflanst voor die opdracht. Ik was blij met de feedback die ik kreeg (bevestiging dat ik best wel kan schrijven), maar heb met verbazing zitten kijken naar hoe we die kregen. Deze docent (die gelukkig wel een prettige babbel had) gaf iedereen met individueel commentaar zijn tekst terug. Maar we hadden de teksten niet van elkaar gelezen, dus dat was nogal abstract. Hij hamerde erop dat we geen clichés mochten gebruiken.
Ik vind: schrijven leer je niet door te horen wat er níet moet, maar door te oefenen hoe het wél moet. En praten over teksten doe je met de tekst op tafel. Op dat punt vond ik de bijeenkomst die we hadden met Michel van Egmond (VI) en Antoinette Scheulderman (o.a. VI en RTL) leuk, want van allebei hadden we van tevoren enkele artikelen moeten lezen. (Die bijeenkomst was bovendien in de studio van VI-tv, en we woonden daar ook een opname van bij, wat ook leuk was, zeker het kijkje in de regiekamer.)
Zelf schrijven
Nog beter vond ik de bijeenkomsten waarin we zelf wat hebben gedaan, namelijk met Karel van den Berg over journalistieke creativiteit, en met Janneke van der Horst (Hard Gras) over literaire voetbaljournalistiek. We hebben toen respectievelijk gebrainstormd en ter plekke geschreven. Uit de brainstorm heb ik een idee overgehouden voor mijn eindopdracht: over dat vrouwenvoetbal hard groeit, ondanks het ontbreken van rolmodellen in de media. Daaraan werken vond ik leuk, en het zelf ter plekke in de cursus schrijven ook – dat hadden we echt meer moeten doen, wat mij betreft.
De feedback op de eindopdracht moeten we nog krijgen. Het certificaat van de cursus heb ik echter gister al gekregen. En ook al kijk ik dus met gemengde gevoelens terug, dat is toch maar mooi binnen.
Reacties
Terugblik cursus voetbaljournalistiek — Geen reacties
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>