Op het laatste college van Tekstgenres zijn we doorgegaan met opdrachten die neerkwamen op: schrijf zelf een stukje dat voldoet aan de typerende registerkenmerken van dat genre. Dat was weer leuk en leerzaam. De rode draad voor mij was dit keer: wat zit er allemaal in mijn hoofd aan oproepbare kennis over het taalgebruik in een bepaald genre?
Wat ik bijvoorbeeld leerde is dat er ergens in mijn hoofd een boel cliché-zinnen uit een recept opgeslagen zitten. Ik was me er niet bewust van hoe specifiek dat genre is, maar buiten een recept zeg, hoor of lees ik nooit ‘fruit de ui’ of ‘snijd X in dunne plakjes’ of ‘gebruik ruim water’ of ‘naar smaak X toevoegen’. Zodra ik een recept ging schrijven, rolden dat soort zinnen echter moeiteloos uit mijn pen.
Ook zakelijke brieven zijn vaak nogal clichématig, met naar aanleiding van als eerste drie woorden voorop. Met dat soort brieven heb ik vaker te maken, dus ook dat register komt vlot op papier, maar anders dan bij recepten ben ik me daar wel veel meer bewust van wat ik weet. Het is nou al even geleden, maar ik heb in trainingen nog wel eens mensen geleerd hoe je iets originelers kunt bedenken dan naar aanleiding van. Ik had bij het bespreken van dat genre de neiging om het te gaan hebben over strategische zaken, van helder hebben wat je precies wilt bereiken (een brief bereikt niet zo veel) tot de plek van de hoofdboodschap – maar daar gaat het vak niet over. Ik knoopte wel in mijn oren dat het zo vaak vermaledijde werkwoord zullen frequent is in zakelijke brieven.
Het derde genre betrof dankwoorden uit boeken, en ook dat is me vertrouwd. Ik heb bij die opdracht niet geschreven maar gekeken: of het dankwoord uit Adviseren met perspectief voldeed aan de registerkenmerken – nou, ten dele. Er zitten weinig sterk-positieve bijvoeglijke naamwoorden in, zoals geweldig idee of fantastische bijdrage. Misschien zijn die sinds 2002 opgerukt, of misschien is een boek over adviesrapporten daarvoor te zakelijk.
Veel moeilijker vond ik de sociale media: schrijven voor TikTok en Twitter. We moesten een paar stukjes van Facebook ‘vertiktokken’ en iets Twitteren over het vertrek van een partijleider alsof we een influencer (maar geen politicus) zijn. De studenten zetten hun vertiktokkingen en tweets in de chat in Teams, en daar stond op een gegeven moment een wonderbaarlijke verzameling uitingen, grappig om te zien.
Ik leerde over die registers veel van de studenten, ikzelf kwam niet zo ver. Ik zag chill in een uitwerking en dacht meteen: oja, natuurlijk. Maar dat behoort toch niet tot mijn actieve woordenschat. Ik twijfelde of compliment al niet een te net en lang woord zou zijn voor TikTok, maar nee, dat mocht. Bij de tweet kreeg ik writer’s block omdat ik te veel over de inhoud ging nadenken – welke partijleider, en is het dan iemand pro of contra en wat denkt zo iemand dan… maar daarover gaat registeranalyse helemaal niet. De conversational human voice van zulke tweets komt bij mij niet heel makkelijk.
Eén van de dingen die ik eerder al van de studenten leerde, ik heb het ze vandaag verteld, is dat een punt achter een zin, bijvoorbeeld in WhatsApp, als kort-af gezien kan worden, en dat punten in de sociale media lang niet zo gebruikelijk zijn als in de standaard-schrijftaal. Ik ben daar eens op gaan letten en ik zet nu af en toe bewust géén punt. Dat voelt voor mij nog steeds raar, maar ik doe zo mijn best met de tijd mee te gaan.
En dat brengt me op het laatste onderwerp: het vraagteken. In forumposts, om precies te zijn. Want dat leesteken is daar dus juist niet op zijn retour, anders dan in één-op-één-communicatie, zoals in WhatsApp. Op een forum communiceer je met onbekenden en heeft je post competitie met een heleboel andere, en kennelijk neigen taalgebruikers en dan dus toe om expliciet te maken dat ze een vraag stellen.
Ik vond daaraan mooi om te zien tot wat voor onderlinge afstemming taalgebruikers kunnen komen, en welke grote hoeveelheden impliciete kennis ze daarbij gebruiken. Niemand heeft ooit expliciet hoeven leren ‘als je een vraag stelt op een forum, zet er dan een vraagteken achter; in WhatsApp mag je het weglaten’. Maar we doen dat wel. Omdat we het anderen zien doen en mogelijk ook ergens het nut ervan wel inzien. Omdat we met z’n allen onbewust erg bekwame communiceerders zijn. Het is een doel van de taalwetenschap om die onbewuste kennis te expliciteren. En zo te laten zien waar wij mensen toe in staat zijn.
Nou, dat zouden mooie slotwoorden zijn aan het eind van het vak, en dat waren het ook, maar er volgde nog wat: ik heb de studenten bedankt voor de samenwerking van de afgelopen maanden, onder de rare en unieke omstandigheden van dit moment, en ik kreeg van hen ook nog veel lovende woorden toegesproken en toegechat. Dat vond ik erg fijn om te horen! Helemaal van elkaar af zijn we nog niet, want ze leveren over twee weken hun eindopdracht in. Maar dit was de laatste keer dat we elkaar zagen. Zo gaan die dingen, maar toch – een beetje jammer vind ik het wel…