↓
 

Louise Cornelis

Tekst & Communicatie

  • Home |
  • Lezergericht schrijven |
  • Over Louise Cornelis |
  • Contact |
  • Weblog Tekst & Communicatie

Categorie archieven: Opvallend

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Ze kunnen niet meer schrijven tegenwoordig….

Louise Cornelis Geplaatst op 15 april 2009 door LHcornelis15 april 2009 1

In de NRC van gisteren weer eens zo’n alarmerend berichtje dat met de regelmaat van de klok verschijnt: ‘ze’ kunnen niet meer schrijven tegenwoordig. De kop luidt ‘”Het staat er toch”, zeggen taalslordige studenten’; het staat op p. 3, helaas niet online. Radio 1 heeft er vanochtend ook aandacht aan besteed, hoorde ik.

Aanleiding dit keer is dat de resultaten van de taaltoetsen die enkele universiteiten sinds een paar jaar afnemen bij hun eerstejaars studenten, hard verslechteren. Een paar voorbeelden:

  • 59 % van de eerstejaars VU-studenten denkt dat onmiddellijk met één l geschreven wordt
  • Gehate wordt door 32 % van hen als gehaatte geschreven
  • Van ambigu weet slechts 47 % de betekenis.

Alarm! De VU gaat zelfs scholen waarvan de studenten slecht scoren aanschrijven. Want het ligt aan de scholen natuurlijk: minder uren voor Nederlands waardoor regeltjes er minder inslijpen, amper aandacht voor spelling op het VWO.

En het ligt ook aan de jongeren. Bij monde van een woordvoerder van de vereniging Levende Talen: ‘in de jongerencultuur nemen taalbeschouwing en schriftelijke taalvaardigheid een weinig centrale plaats in. Taal is vooral een communicatiemiddel dat ze aanpassen aan hun eigen behoeften.’ En dat ligt ook nog eens aan ons allemaal: ‘in de hele maatschappij heeft een algemeen geaccepteerde taalslordigheid postgevat’.

Op één punt ben ik het hier zeer mee eens: er is iets mis met ons schrijfonderwijs. De nadruk ligt al te jong op de grote of hogere vaardigheden en de kleine deelvaardigheden komen daardoor onvoldoende aan bod. Concreet: leerlingen van tien jaar moeten tegenwoordig zelfstandig al hele werkstukken schrijven, maar goed spellen leren ze niet meer. De kleine vaardigheden als spelling, interpunctie en hoofdletters plaatsen moet eerst geautomatiseerd zijn voordat een schrijver toe kan komen aan de moeilijkere dingen als structureren, plannen en zich op de lezer richten.

Daarnaast neemt het hoger onderwijs zelf onvoldoende z’n verantwoordelijkheid. Een generatie 18-jarigen geleden kon ook niet schrijven. Ze konden beter spellen misschien, maar schrijven moet je leren. Een 18-jarige kan dat misschien nog maar net een beetje. Om dat uit te bouwen, is ook in het hoger onderwijs continu aandacht ervoor nodig.

Dan de nuanceringen. Ik houd namelijk helemaal niet van dit soort ‘de-jeugd-van-tegenwoordig-berichten’. Ze zijn eenzijdig. Hier wat kanttekeningen:

  • Schriftelijke taalvaardigheid een weinig centrale plaats? Hallo! Wakker worden! Ga eens kijken hoe jongeren tegenwoordig hun tijd doorbrengen. Ze schrijven zich te pletter. Veel meer dan een generatie terug. Ze SMS’en, twitteren, forummen, chatten, MSN’en bij het leven – en een heel aantal blogt zelfs ook. Ze zijn daarin ook nog eens uitermate creatief. Dat is iets anders dan onze schrijftaalcultuur van z’n nette, verzorgde, in ABN en volzinnen uitgeschreven teksten. Maar ‘een weinig centrale plaats’ – nee.
  • De hele maatschappij taalslordig? Nou, dat kan, behalve de universiteiten dan kennelijk. Het kan best zo zijn dat de hele maatschappij het tegenwoordig prima vindt om onmiddelijk te schrijven. Als dat dan op de universiteit alleen nog fout is, kun je je afvragen wat je moet aanpassen: de regel of de schrijfvaardigheid van de studenten. Anders geformuleerd: hoe erg is het om onmiddelijk en gehaatte te schrijven? Is dat niet ongeveer net zo erg als piercings, naveltruitjes, petjes, afgezakte broeken, tattoos en altijd een MP3-speler op je kop? Met andere woorden: proberen we studenten geen ouwe-lullen-normen bij te brengen in een snel veranderende wereld?
  • Zelfs als er een probleem is, is toetsen en regeltjes stampen niet de oplossing. Het probleem is niet dat studenten de regeltjes niet kennen, het probleem is dat ze op internet veel onverzorgd taalgebruik lezen én schrijven. Ze leren daardoor niet meer de automatismen die wij wel leerden (hoofdletters plaatsen) en ze wennen aan foutieve woordbeelden. Dat is geen probleem zo lang ze zich alleen maar schriftelijk bewegen tussen gelijkgestemden. Wat ze moeten leren, is dat niet iedereen even makkelijk hun taaltje leest. Ze moeten bijvoorbeeld leren dat regels voor spelling en interpunctie er niet zijn om hun bij Nederlands het leven zuur te maken, maar dat die er zijn omdat je zo je tekst toegankelijk maakt voor buitenstaanders. Zo’n toets maakt het leven alleen maar nog zuurder. Onmiddellijk fout? Boeiuh! En daar hebben ze nog gelijk in ook. Regelneuken is gewoon hartstikke vervelend.
    Maar laat leerlingen/studenten maar eens ervaren hoe veel moeite het scheelt als een tekst voorzien is van hoofdletters, punten, komma’s, witregels enzovoort. Dáárom zijn die regeltjes er. En dat staat of valt dus niet met die ene extra l, maar met een houding: de houding van serviceverlening aan je lezer. Aan een veel afstandelijker lezersgroep dan die waarmee je forumt of chat. Dus dat ‘aanpassen aan de eigen behoeften’ van de taal, hartstikke okee, alleen moeten ze leren dat hun lezers wel eens andere behoeften kunnen hebben.
  • Een generatie geleden schreven we ook niet zo geweldig, hoor. Ik heb amper fatsoenlijk schrijfonderwjis gehad. We konden misschien beter spellen, maar dat is maar één aspect ervan. En ik ben benieuwd hoe veel van mijn studiegenoten op hun 18e ambigu kenden.
  • Kennis van de betekenis van losse woorden is nogal willekeurig. Studenten moeten vooral leren dat ze moeilijke woorden opzoeken.
  • En tenslotte: taaltoetsen werken discriminerend: zo’n toets is moeilijker als Nederlands je moedertaal niet is.

Valt het dan allemaal wel mee? Nee, dat niet: er is, zoals ik hierboven betoogde, echt wat mis met het schrijfonderwijs. Maar zo’n toets is niet de oplossing, en ach-en-wee-roepen ook niet.

Geplaatst in Opvallend | 1 reactie

Albanezen en hun vrouwen

Louise Cornelis Geplaatst op 6 april 2009 door LHcornelis6 april 2009  

Eindelijk vond ik donderdag in Metro een stukje tekst met daarin een verschijnsel dat ik vaak hoor, op de radio bijvoorbeeld. Dat is lastig citeren, en zo kon ik dit verschijnsel nog niet eerder op dit weblog aansnijden. De Metro is meeneembaar, dus hier komt het verschijnsel. Lees het fragment eerst eens, en kijk dan of je wat opvalt. Het komt uit een column, van Luuk Koelman, over de grote economische groei van Albanië.

In 1997 deden bijna alle inwoners van Albanië mee aan een reusachtig piramidespel. Aanvankelijk leek er geen vuiltje aan de lucht. Albanezen die al vroeg hun spaargeld in de piramide hadden gestopt, maakten enorme rendementen. <knip> Alles ging goed, totdat op een dag het spaargeld van álle Albanezen in de piramide zat. Toen stokte de toevoer van geld. <knip> Het westen keek meewarig toe. Wie trapt er nu in een piramidespel? Die rare Albanezen ook met hun vierkante Slavische koppen, trainingspakken uit 1962 en echtgenotes met snor.

En? Iets opgevallen?

Het gaat mij om die laatste paar woorden en hun effect op de voorafgaande tekst. Uit het feit dat het gaat om Albanezen die ‘echtgenotes met snor’ hebben, kun je niet anders dan afleiden dat die ‘rare Albanezen’ alleen de mánnen zijn. De tekst ervoor, die het had over ‘alle inwoners van Albanië’, ‘Albanezen’ en ‘álle Albanezen’ ging toch slechts over de helft van de bevolking van dat land.

Impliciet sexisme, heet dit. Er stáát nergens dat vrouwen niet meedoen, maar het wordt wel geïmpliceerd. In dit geval pakt dat eigenlijk niet slecht uit voor de vrouwen, want die waren kennelijk niet zo dom om al hun spaargeld in een piramidespel te stoppen. Maar toch…

Als het gaat om ‘Albanezen’, zijn dat mannen én vrouwen. ‘Nederlanders’ idem dito. En, ooit gehoord als voorbeeld hiervan, niet de ‘Batavieren en hun vrouwen’ zakten de Rijn af, nee, de Batavieren.

Sexe-neutraal taalgebruik is nastrevenswaardig maar niet altijd reëel of elegant. Ik houd ook niet van de hele tijd hij/zij of m/v in de tekst. Maar een paar simpele trucs zijn er wel, zoals meervoud gebruiken om hij/zij te voorkomen. Ernaar streven vind ik belangrijk, zonder dat het een molensteen om de nek wordt bij het schrijven. In trainingen behandel ik het niet expres, maar ik geef er wel feedback op als ik iets signaleer in een tekst.

Dus deze columnist had ik graag op de vingers getikt. Alleen al echtgenotes vervangen door vrouwen had gescheeld, en met vervangen door een dubbele punt had het dan verder opgelost. Helemaal mooi wordt het met mannen erin: ‘Die rare Albanezen ook: vierkante Slavische koppen, mannen in trainingspakken uit 1962 en vrouwen met snor’. Dan is het nog steeds niet een heel fraai beeld van Albanese vrouwen, maar dat is wat anders…

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Belegen woorden

Louise Cornelis Geplaatst op 31 maart 2009 door LHcornelis31 maart 2009 1

Leuke website voor taalliefhebbers: http://belegenwoorden.nl/, van het Nederlandsch Genootschap ter bevordering van het Belegen Woord. Doel: alom vergeten en verstofte woorden aan de vergetelheid te ontrukken. Ik heb er vorige week één voorgedragen, opdat, en die is nu inderdaad opgenomen, met als status ‘jong belegen’. Ik kreeg een in prachtige archaïsche termen gestelde bedank-e-mail.

Maarre… ik houd toch helemaal niet van stoffige, oude taal? Nee, vooral niet van de stijve jaren-vijftig-schrijftaalclichés als ‘Naar aanleiding van uw schrijven deel ik u mede dat’ en ‘hopende u hiermede van dienst te zijn geweest’. Van derhalve maak ik dus, van tevens ook en van welke die. Omdat dat uitstekende equivalenten zijn, en omdat de oude woorden daar clichématig zijn. Goed gebruikte archaïsche woorden zijn juist origineel, denk maar aan het werk van Gerard Reve en de Bommel-boeken.

Bovendien kunnen ze een beeld van een schrijver oproepen. Die schrijftaalclichés roepen vooral een stijf, houterig beeld op; mooie archaïsmen hebben iets erudiets en sjieks. Mits correct gebruikt natuurlijk – ik zie ook bij die jaren-vijftig-woorden wel fouten gemaakt: te allen tijde gespeld met de n precies waar hij niet moet staan (ten alle tijden) of welke als betrekkelijk voornaamwoord verwijzend naar een het-woord (‘het paard welke in de wei stond’). Dat is alleen maar onbeholpen – want dat is zo’n mooi en simpel alternatief.

Het mooie aan een woord als opdat is dat er geen alternatief voor is. Als dat uitsterft, verliezen we een klein stukje uitdrukkingsmogelijkheid. Geen ramp, wel jammer.

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | 1 reactie

Trainingsaanbod & uitgangspunten

Louise Cornelis Geplaatst op 24 maart 2009 door LHcornelis24 maart 2009 1

Vorige week schreef ik op verzoek een A4’tje met mijn trainingsaanbod. Het lijkt me nuttig om dat hier ook te plaatsen. Dus: vandaag niet iets inhoudelijks, maar gewoon reclame voor mijn eigen producten.

Ik heb vijf basistrainingen, allemaal gericht op communiceren om écht wat te zeggen en contact te maken:

  • Structureren volgens het piramideprincipe, oftewel: hoe zorg je ervoor dat adviesrapporten, -brieven en –presentaties écht klantgericht worden? Het piramideprincipe is een methode om de tekst zo op te bouwen dat hij aansluit bij de belangen van de lezer. Daarvoor moet je als schrijver wel ophouden met navelstaren… niet makkelijk, wel zeer de moeite waard!
  • Visualiseren. ‘A picture paints a thousand words’… maar onze Powerpointpresentaties plempen we vol met woorden en bullets. Dat kan anders! Visualiseren is iets anders dan illustreren. Dat laatste is een leuk plaatje erbij – met het gevaar dat het opleuken wordt. In optimale zakelijke presentaties brengen de beelden een sprekende boodschap en ondersteunen ze daarmee het verhaal.
  • Stijl en formuleren. Hoe schrijf je echt goede zinnen? Niet om de nobelprijs voor de literatuur te winnen, maar om ervoor te zorgen dat je de lezer ‘pakt’. We bekijken een aantal hete hangijzers in de stijl. Is Jip-en-Janneke-taal echt nastrevenswaardig, moet je de lijdende vorm inderdaad altijd vermijden en mag je eigenlijk een zin beginnen met ‘en’?
  • Het schrijfproces. Goed schrijven kost veel tijd – en dat zal altijd zo blijven, want schrijven is geen eenvoudige klus. Het is wél mogelijk het schrijfproces effectief aan te pakken, zodat je je tijd goed benut. Daarvoor is het belangrijk te bepalen wat voor schrijverstype jij bent. Vervolgens kun je je sterke punten extra benutten en je zwakke leren te compenseren.
  • Presenteren. In veel trainingen presentatietechnieken ligt de nadruk op wat je allemaal wel moet en niet mag. Gevolg? Of je vergeet in het vuur van je presentatie alles of je zit met al die moetens en mag-niets in je hoofd waardoor je jezelf alleen maar in de weg zit. Het kan ook anders. Goed presenteren begint met bedenken wat je eigenlijk wil met je publiek. Misschien iets heel anders dan een Powerpoint-bombardement?

Combinaties zijn mogelijk, een individuele aanpak ook. In samenwerking met anderen bevat het aanbod bovendien: geïntegreerde adviesvaardigheden (inclusief gespreksvoering en issue analysis), creativiteitsontwikkeling, masterclass visueel design, stemvorming, corporate storytelling, e.a.

Uitgangspunten van deze trainingen:

  • Eigen werk centraal. Een deel van het oefenmateriaal is altijd gebaseerd op echte, herkenbare data of ruw materiaal uit de eigen organisatie van de deelnemers.
  • Gericht op directe toepassing. De deelnemers bepalen zelf waar ze vanaf de dag na de training mee gaan oefenen in hun dagelijkse werk. Enige tijd later volgt een terugkombijeenkomst om te bespreken wat er wel en niet is gelukt en de volgende stap te zetten. De deelnemers ontvangen dan van mij feedback op hun werk.
  • Degelijk. ik heb een achtergrond in de wetenschap en past moderne inzichten uit de didactiek toe (bijvoorbeeld ‘action learning’).
  • Diagnosticerend. Goed communiceren hangt in organisaties niet alleen af van de vaardigheden van de professionals. De trainingen kunnen gebruikt worden om belemmeringen ervoor in de organisatie op te sporen. Ik breng op basis daarvan advies uit.
Geplaatst in Opvallend | 1 reactie

Ubuntu bij Océ

Louise Cornelis Geplaatst op 17 maart 2009 door LHcornelis17 maart 2009 1
Océ kan natuurlijk wel iets moois printen...

Océ kan natuurlijk wel iets moois printen...

Begin deze maand heb ik een presentatie gehouden bij Océ Nederland. Aanleiding waren mijn ervaringen met het cultuurverschil tussen ons en Afrika, meer in het bijzonder het verschil tussen onze tijd- en resultaatgerichtheid en hun mens- en contactgerichtheid. In het zakenleven is het goede van die Afrikaanse nadruk op medemenselijkheid opgepikt, en zo kwam het begrip Ubuntu onder de aandacht van westerse managers. Misschien was het ook bruikbaar voor Océ? Dat vroegen de organisatoren van een bijeenkomst voor young professionals zich af.

Ubuntu is een voor ons lastig precies te definiëren begrip. Het komt neer op het beoefenen van medemenselijkheid in de praktijk, en het wordt wel gezien als de tegenhanger van ons individualisme. Waar wij geloven dat we met z’n allen het beste af zijn als ieder voor zich streeft naar het grootste geluk (collectief als optelsom van individuen) is dat in Afrika omgekeerd: het zal met het individu goed gaan als het met het collectief goed gaat (individu als deel van het collectief): ‘ik ben omdat wij zijn’.

In mijn presentatie heb ik het verschil tussen het westen en Afrika geïllustreerd aan de hand van onze eigen, soms frustrerende ervaringen (Afrikanen lijken soms in onze ogen niets voor elkaar te krijgen), daarna heb ik onze eigen cultuur belicht door Afrikaanse ogen (10.000 kilometer tot op de dag gepland door Afrika gaan fietsen en verder altijd druk-druk-druk… nee, dat is normaal?!). Dat alles heb ik natuurlijk voorzien van foto’s van onze eigen reis. Ik heb afgerond met enkele filosofische uitspraken van mensen als Mandela en Tutu over ubuntu, en verteld wat het sinds mijn terugkomst voor mijzelf betekent. Ik:

  • ‘Gebruik’ mijn netwerk meer: ik netwerk bewuster, o.a. door LinkedIn, maar vooral door makkelijker mensen te benaderen om iets te vragen. Ik was daar vroeger terughoudender in, realiseer me vanuit het ubuntu-perspectief beter dat iemand helpen óók fijn en positief is – en dus vraag ik makkelijker om hulp, tips en adviezen. Dat heeft sinds mijn terugkomst al een paar zeer waardevolle resultaten opgeleverd. Het illustreert ook dat de gerichtheid op de medemens van ubuntu niet betekent dat jezelf moet wegcijferen.
  • Manage mijn tijd en agenda bewuster – al blijft dat altijd lastig in onze druk-druk-druk-wereld. Ik wil in ieder geval ernaar streven om niet altijd effectieve productie vóór te moeten laten gaan op contact. Daarvoor is enige lucht in de planning noodzakelijk.
  • Vertrouw erop dat verspreiding van mijn kennis okee is, ook al verdien ik er niet direct aan. Ik ‘zit’ dus niet op mijn kennis, praat en schrijf er graag en makkelijk over, in het vertrouwen dat dat andere mensen vooruit helpt – en uiteindelijk mijzelf dus ook. Precies dat vertrouwen is in veel organisaties een heikel punt, omdat kennis ook gebruikt kan worden als machtsmiddel.  
  • Verwonder me over de scherpe kantjes van onze cultuur: ik weiger bijvoorbeeld mee te gaan in de al te grote stress als de trein eens een paar minuten vertraging heeft. En ik wil het ook nooit normaal gaan vinden dat er in de thuiszorg tot op de minuut nauwkeurig berekend wordt hoe lang het wassen van een bedlegerige mag duren… om maar twee dingen te noemen.

De presentatie ging echter natuurlijk niet alleen maar om mij en wat ik van mijn Afrika-reis geleerd heb. Nadat ik aan het woord was geweest, hebben de toehoorders zich gebogen over de vraag wat ubuntu voor hen zou kunnen betekenen, eerst twee-aan-twee mensen van dezelfde afdeling, en later in grotere groepen juist dwars door de afdelingen heen (want wat is je ‘collectief’ eigenlijk, wat is de groep waartoe je behoort, is dat je afdeling, is dat het hele bedrijf? Of: is het je eigen familie, vriendenkring, clan, stam, volk, wijk, stad, land, werelddeel?). Het onderdeel ‘kennisdeling’ was duidelijk het meest inspirerende aspect van ubuntu. Vooral de grotere groepen leverden enkele waardevolle actiepunten op, waarmee de young professionals de komende tijd aan de slag gaan.

Océ en ik kijken terug op een succesvolle en ook gewoon léuke bijeenkomst. Voor mij was het leuk om zelf weer eens een grote presentatie te houden: gemiddeld praat ik er meer over en train ik er anderen meer in dan dat ik het zelf zo vaak doe (anders dan met schrijven – dat doe ik zelf ook veel). En het is fijn om te merken dat de Afrikaanse inspiratie nog steeds verder gaat!

(zie ook dit weblog over mijn eerdere Ubuntu-presentatie; dit stukje is een co-productie met ons Afrika-weblog).

Geplaatst in Opvallend | 1 reactie

En nog een nieuwsberichtje: lang leve verbindingswoorden!

Louise Cornelis Geplaatst op 16 maart 2009 door LHcornelis16 maart 2009  

Als ik het dan toch heb over het nieuws, hier een al wat ouder berichtje: http://www.nu.nl/wetenschap/1911301/vmboer-niet-gebaat-bij-simpele-taal.html

Tsja, altijd al geroepen dat Jip-en-Janneke-taal helemaal niet zo heel makkelijk is… Bij gebrek aan verbindingswoorden moet je als lezer alle relaties zelf leggen. En bij de echte Jip en Janneke gaat dat nog wel, maar als het wat lastiger wordt niet meer. Lang leve de verbindingswoorden!

Geplaatst in Opvallend, schrijftips | Geef een reactie

Onbegrijpelijke correspondentie haalt krant en kamer

Louise Cornelis Geplaatst op 16 maart 2009 door LHcornelis16 maart 2009  

Onbegrijpelijke correspondentie heeft eerder deze maand zowel de kranten als de Tweede Kamer gehaald. Communicatiebureau Leene.txt deed onderzoek naar de correspondentie die consumenten en burgers ontvangen. Grootste probleem daarvan is de onbegrijpelijkheid. Citaten uit de samenvatting van het onderzoeksrapport:

De begrijpelijkheid van correspondentie laat vaak te wensen over. Maar liefst vier op de tien mensen ontvangt minstens eenmaal per maand brieven, e-mails of brochures die ze meerdere keren moeten lezen om de informatie te begrijpen. <knip> Vaak is de veronderstelling dat correspondentie kort en bondig moet zijn. Dat mag misschien zo zijn, maar Nederlanders ergeren zich nauwelijks aan de lengte van de correspondentie van bedrijven en overheidsinstanties. Onnodig ingewikkeld en juridisch taalgebruik irriteert mensen het meest, op de voet gevolgd door onduidelijkheid over wat er van hen verwacht wordt.

Die problemen met de duidelijkheid en de begrijpelijkheid leiden tot kosten voor organisaties, want:

Ruim de helft van de mensen (met name de middelbare leeftijd) pakt de telefoon als de correspondentie die ze ontvangen onduidelijk is. Dit wordt gevolgd door het bezoeken van de website van de afzender of het sturen van een e-mail. <knip> Onduidelijke correspondentie legt daarmee een onnodige druk op de back office van organisaties. Telefoontjes, brieven en e-mails moeten netjes afgehandeld worden en dit kost tijd en geld.

Vandaar misschien dat de VVD naar aanleiding van de publiciteit rond het verschijnen van deze onderzoeksresultaten kamervragen heeft gesteld – de overheid is immers één van die organisaties, en beslist één van de slechtere presteerders op het gebied van begrijpelijke correspondentie. En dat ondanks al die moeite die er al in is gestopt, al die trainingen over leesbaarder schrijven, de tientallen schrijfadviesboeken…

Wat is dat toch, met begrijpelijk schrijven? Volgens mij is het een complex probleem. Technische schrijfvaardigheid, dus gewoon weten hoe je een goede brief opbouwt en goede zinnen formuleert, is er slechts één en waarschijnlijk niet het belangrijkste element in. Andere elementen zijn bijvoorbeeld: gebrekkig inlevingsvermogen c.q. te grote focus op de inhoud (de inhoud staat als het ware in de weg bij het helder krijgen van de lezer), de invloed van de juridische afdeling, kopieergedrag (‘zo hoort het nou eenmaal’), terughoudendheid om duidelijk te maken wat iemand anders moet doen (dat zou je zelfs beleefdheid kunnen noemen, of een te voorzichtige rolopvatting), het naar buiten doorsijpelen van interne gewoontes en strategieën (zoals op consensus gericht beleidsschrijven), onvoldoende nadruk op schriftelijke vaardigheden bij het aannemen en evalueren van medewerkers, onhandige systemen (verkeerde of onhandige standaardbrieven, helemaal geen standaardbrieven, onterecht gebruikte standaardbrieven) – en dat is nog niet alles.

Kortom: een cursusje of een boekje lost dat niet allemaal op. Alleen een organisatie-brede aanpak kan dat. Óf je stelt er professionals voor aan, die dan ook echt alle brieven moeten (her-)schrijven en. Want goed schrijven is een vak…

 

 

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Hun hebben: mensen versus de rest van de wereld

Louise Cornelis Geplaatst op 26 februari 2009 door LHcornelis26 februari 2009  

Ik borduur nog even verder op het thema van gisteren, taalnormen. Ik noemde daar al kort even ‘hun hebben’. Hun als onderwerp, ‘het meisje die’ en ‘reizigers worden verzocht over te stappen’ – veel voorkomend, en volgens de officiële taalregels alledrie fout. En drie symptomen van een interessante taalverandering in het Nederlands: het onderscheid tussen mensen en de rest van de wereld wordt in ons taalsysteem steeds belangrijker. Ik leg dat uit en zal proberen dat met zo min mogelijk taalkundige termen te doen, ook al is het daardoor een wat versimpelde voorstelling van zaken.

Vroeger had het systeem in het Nederlands voor woordjes als ik, mij, jij, ons, zij en hun (persoonlijke voornaamwoorden) een simpele tweedeling. Je had één vorm als dat woordje het onderwerp van de zin was (ik, jij, hij, zij, wij, zij), en één vorm voor alle andere plekken in de zin (lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, achter voorzetsels): mij, jou, hem, haar, ons, hen (jullie kon en kan op allebei de plekken).

Toen waren er eens taalgeleerden die bedachten dat het zo leuk zou zijn als het nederlands in die laatste groep, dus van de ‘andere plekken’, nog een tweedeling zou hebben. Ze stelden voor daar hun en hen van elkaar te onderscheiden: de ene voor het meewerkend voorwerp, de andere voor het lijdend voorwerp en de plek achter voorzetsels. Zo’n onderscheid bestond niet in het Nederlands, niet meer sinds de tijd dat onze verre voorouders nog in berenvellen rondliepen. Maar andere grote,  mooie talen, zoals het Duits en vooral de klassieke talen, kennen het wel: het is het onderscheid tussen de 3e en de 4e naamval. Wat zou het mooi zijn als het Nederland dat ook had, zo dachten die geleerden.

Zo kwam er een officiële taalregel bij. En vanaf dat moment gingen mensen die netjes wilden of moesten praten, twijfelen. Het verschil tussen 3e en 4e naamval voelden ze niet vanzelf aan – dat bestond verder ook niet in de taal. Dus was het nou hen of hun?

Toen gebeurde er iets wat wel vaker voorkomt, zeker in zo’n lastige situatie: een woordje sprong over. Ze sprong over van de onderwerpskant naar de niet-onderwerpskant en ging helpen het probleem van de keuze tussen hen en hun wat makkelijker te maken: zeker in geval van dingen kon je uitwijken naar ze (‘heb je de boeken bij je? Mooi, leg ze daar maar neer’).

Ze kreeg zo een derde rol: het kon al het meervoud betekenen als onderwerp, het enkelvoud als onderwerp (verzwakte vorm van zij) en nu ook nog de niet-onderwerpsvorm in het meervoud… dat is wel heel veel gevraagd van één zo’n woordje, daar houden talen niet van, als één ding zo veel verschillende functies moet uitoefenen.

En daarom sprong vervolgens hun de andere kant op en werd het mogelijk dat als onderwerp te gaan gebruiken. Maar niet zomaar… hun kan alleen maar slaan op mensen. Als het gaat over boeken kun je niet zeggen: ‘hun liggen op tafel’ – dat is nog gewoon ze. Hun móet slaan op mensen, liefst een specifieke, bekende groep.

En zo hebben we nu dus tussen ze en hun een andere rolverdeling. Niet meer de grammaticale, van onderwerp versus de rest, maar eentje van betekenis: van mensen versus de rest.

Datzelfde aspect van de betekenis maakt dat mensen ‘het meisje die’ en ‘de meisje’ zeggen. Puur grammaticaal gezien is het een verkleinwoord en dus een het-woord. Maar naar betekenis is het een mens, en een mens is geen ‘het’. En zo wordt het nu, in de straattaal in rap tempo, ‘de meisje’.

In ‘reizigers worden verzocht’ tenslotte is net zoiets aan de hand. Reizigers lijkt qua betekenis zo erg op een onderwerp dat het in deze zin onderwerp ís (en daardoor het getal van de persoonsvorm bepaalt), ook al is het grammaticaal een meewerkend voorwerp (en zou het wordt moeten zijn). Het mens-zijn van reizigers is daarin cruciaal (zoals ik in een artikeltje voor Tekstblad in 2000 heb laten zien).

Het zou kunnen zijn dat deze drie voorbeelden ’toevallig’ zijn, maar het zou ook zo kunnen zijn dat ze een trend weerspiegelen: van het steeds belangrijker worden van het betekenisonderscheid tussen mensen en de rest – zelfs ten koste van de ‘oude’ grammaticale rollen (de naamvallen). Dat de naamvallen ‘afslijten’, is bekend: dat gebeurt in alle Germaanse talen; het Engels loopt op dat punt op ons voor, het Duits op ons achter. Dat zo’n betekenisonderscheid ervoor in de plaats komt, is volgens mij nieuw. Als het een trend is, komen er nog meer voorbeelden van. Ik houd dat met argusogen in de gaten!

Waar zou de trend vandaan kunnen komen? Vinden we onszelf steeds belangrijker en interessanter? Is in de moderne wereld het onderscheid tussen mensen en de buitenwereld scherper dan vroeger? Daarover kan ik alleen maar speculeren…

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Museums?

Louise Cornelis Geplaatst op 25 februari 2009 door LHcornelis25 februari 2009  

Iets over een taalnorm dit keer. Ik kreeg een vraag waar ik zelfs na zoeken geen precies antwoord op kon geven, frustrerend is dat altijd. Als iemand die dit leest, weet hoe het precies zit, hoor ik het graag.

De vraag was sinds wanneer museums een acceptabele meervoudsvorm is. De vraag kwam van een jong iemand die op school had geleerd dat het toch echt musea moest zijn. De aanleiding was dat ze mij het woord forums zag schrijven.

De huidige norm is dat een aantal aan het Latijn ontleende woorden twee meervoudsvormen hebben: de Latijnse (musea, fora) en de vernederlandste (museums, forums). Maar sinds wanneer dat is, geen idee. Het enige wat ik kon nagaan was dat in mijn oude Groene Boekje uit 1990 de vernederlandste meervouden al staan opgenomen, maar dat in mijn Van Dale uit 1984 alleen musea. Dat zou kunnen betekenen dat museums mag sinds de tweede helft van de jaren tachtig, of dat Van Dale een grotere voorkeur heeft voor de Latijnse vorm, misschien wat strenger of ouderwetser is. Preciezer kan ik de vraag niet beantwoorden.

Ik kan er wel nog wat over uitleggen. In het algemeen is het zo dat leenwoorden zich gaan gedragen naar de Nederlandse regels. De mate waarin varieert wat met de mate van inburgering van het woord, en er wringt soms wel wat mee, bijvoorbeeld in de spelling. Geüpdatet vind ik bijvoorbeeld een draak van een woordbeeld, en ik worstel regelmatig met samenstellingen met Engelse delen erin – laatst nog, de trail mix wedstrijd (trail mix-wedstrijd? trailmixwedstrijd? – en als je denkt: wat is dat in vredesnaam, dan kan ik zeggen: dat lees je hopelijk over niet al te lange tijd in mijn boek Afzien voor beginners over mijn Afrika-reis).

Dus dat museums geaccepteerd en goed wordt, is niet zo gek. Meervoudsvorming vernederlandst. Alleen, dat had bij zo’n oud leenwoord, veel ouder en ingeburgerder dan update en trail mix, al lang geleden kunnen gebeuren. Bijzonder is dus niet dat museums mag, maar dat musea het zo lang heeft volgehouden en nog steeds mag.

Waarschijnlijk is dat vooral een statuskwestie: Latijnse meervouden zijn ‘sjiek’, je moet ervoor naar school gegaan zijn. Met musea kon je je onderscheiden van het plebs dat het ‘verbasterde’ tot museums. Door middel van taalgebruik je komaf laten zien is van alle tijden, maar wat er in de tweede helft van de twintigste eeuw is gaan veranderen is dat er ook op taalgebied sprake was van democratisering. Zo werd het steeds minder belangrijk om in het openbare leven ABN te spreken, bijvoorbeeld in het onderwijs en op radio en tv. Sterker nog: de term ABN verdween. Als we nu opnamen horen uit de jaren ’50, klinkt dat vreemd formeel en stijf.

En met die democratisering werden ook de normen van de bovenklasse minder dominant. Daar wordt nog steeds veel over geklaagd en gemopperd, want wat je wel niet allemaal aan ‘fouten’ hoort tegenwoordig… groter als, hun hebben, het meisje die… en dus ook museums. ‘Fout’ is dat allemaal niet, het is zelfs natuurlijk Nederlands, met zelfs wat kenmerken van interessante taalverandering. Net als in de hele maatschappij is de vrijheid tot zelfexpressie tegenwoordig veel belangrijker dan officiële regeltjes. We kleden ons immers ook niet meer als in de jaren ’50, om maar iets te noemen.

En net als dat het bij een sollicitatiegesprek wél belangrijk is om je netjes te kleden, zou ik in een sollicitatiebrief groter dan, zij hebben en het meisje dat schrijven. Maar museums en musea mag allebei. Dat jonge mensen nu nog leren dat het musea moet zijn, is simpelweg ouderwets.

Geplaatst in Opvallend | Geef een reactie

Notitie of memo?

Louise Cornelis Geplaatst op 17 februari 2009 door LHcornelis17 februari 2009 5

Laatst stond ik na een vraag in een training met mijn mond vol tanden. ‘Wat is het verschil tussen een notitie en een memo?’ was de vraag. Uuuhhh… Ik had eigenlijk geen idee. In die organisatie worden beide termen gebruikt voor beslissingsstukken. Dus als je wilt dat het management een bepaald besluit neemt, schrijf je daar een notitie/memo. De vragensteller vermoedde daar een subtiel verschil tussen.

Ik weet niet of er intern een betekenisverschil is. Dat kan: betekenissen zingen zich binnen bedrijven wel eens los. Ik kwam laatst ergens waar zo’n notitie/memo een ‘flap’ heet: ‘ze moeten hier op flappenschrijfcursus’. Ik begrijp dat als leren netjes op flipover-vellen te schrijven, maar dat was het daar intern dus niet.

Maar goed, terug naar die vraag, die ik alleen als buitenstaander kon beantwoorden. Nouja, een poging tot. Ik gaf uiteindelijk als antwoord dat ik memo vaker in bedrijven tegenkom en notitie bij de overheid, en dat ik het verder niet wist.

Ik heb het inmiddels opgezocht en dat laatste, ‘ik weet het niet’, bleek het beste antwoord. Er is zo weing betekenisverschil dat Wikipedia van notitie naar memo doorlinkt: notitie heeft geen eigen lemma en is dus hetzelfde als memo. Ook Van Dale (11e druk) heeft zeer vergelijkbare omschrijvingen: ‘korte nota of mededeling’ voor memo en ‘iets dat in het kort is opgesteld’ voor notitie.

Kort, daar gaat het om. Bij Wikipedia gaat het zelfs om een klein formaat, met 8 X 8 centimeter als voorbeeld. De beslissingsstukken van mijn opdrachtgever gaan gewoon op A4. Mag je dat wel memo/notitie noemen? Jahoor. Al noem je het onder elkaar flap – als iedereen maar begrijpt waar je het over hebt.

Geplaatst in Opvallend | 5 reacties

Bericht navigatie

← Oudere berichten
Nieuwere berichten →

Recente berichten

  • Een klap op de tekst
  • Een middag bij de bond
  • Burger slaat op de vorm
  • Nood aan input
  • Schrijven vraagt om precisie

Categorieën

  • Geen rubriek (10)
  • Gesprek & debat (30)
  • Gezocht (9)
  • Leestips (320)
  • Opvallend (551)
  • Piramideprincipe-onderzoek (98)
  • Presentatietips (154)
  • schrijftips (896)
  • Uncategorized (46)
  • Veranderen (39)
  • verschenen (205)
  • Zomercolumns fietsvrouw (6)

Archieven

  • november 2025
  • oktober 2025
  • september 2025
  • augustus 2025
  • juli 2025
  • juni 2025
  • mei 2025
  • april 2025
  • maart 2025
  • februari 2025
  • januari 2025
  • december 2024
  • november 2024
  • oktober 2024
  • september 2024
  • augustus 2024
  • juli 2024
  • juni 2024
  • mei 2024
  • april 2024
  • maart 2024
  • februari 2024
  • januari 2024
  • december 2023
  • november 2023
  • oktober 2023
  • september 2023
  • augustus 2023
  • juli 2023
  • juni 2023
  • mei 2023
  • april 2023
  • maart 2023
  • februari 2023
  • januari 2023
  • december 2022
  • november 2022
  • oktober 2022
  • september 2022
  • augustus 2022
  • juli 2022
  • juni 2022
  • mei 2022
  • april 2022
  • maart 2022
  • februari 2022
  • januari 2022
  • december 2021
  • november 2021
  • oktober 2021
  • september 2021
  • augustus 2021
  • juli 2021
  • juni 2021
  • mei 2021
  • april 2021
  • maart 2021
  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juli 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • december 2019
  • november 2019
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018
  • augustus 2018
  • juli 2018
  • juni 2018
  • mei 2018
  • april 2018
  • maart 2018
  • januari 2018
  • december 2017
  • november 2017
  • oktober 2017
  • september 2017
  • augustus 2017
  • juli 2017
  • juni 2017
  • mei 2017
  • april 2017
  • maart 2017
  • februari 2017
  • januari 2017
  • december 2016
  • november 2016
  • oktober 2016
  • september 2016
  • augustus 2016
  • juli 2016
  • juni 2016
  • mei 2016
  • april 2016
  • maart 2016
  • februari 2016
  • januari 2016
  • december 2015
  • november 2015
  • oktober 2015
  • september 2015
  • augustus 2015
  • juli 2015
  • juni 2015
  • mei 2015
  • april 2015
  • maart 2015
  • februari 2015
  • januari 2015
  • december 2014
  • november 2014
  • oktober 2014
  • september 2014
  • augustus 2014
  • juli 2014
  • juni 2014
  • mei 2014
  • april 2014
  • maart 2014
  • februari 2014
  • januari 2014
  • december 2013
  • november 2013
  • oktober 2013
  • september 2013
  • augustus 2013
  • juli 2013
  • juni 2013
  • mei 2013
  • april 2013
  • maart 2013
  • februari 2013
  • januari 2013
  • december 2012
  • november 2012
  • oktober 2012
  • september 2012
  • augustus 2012
  • juli 2012
  • juni 2012
  • mei 2012
  • april 2012
  • maart 2012
  • februari 2012
  • januari 2012
  • december 2011
  • november 2011
  • oktober 2011
  • september 2011
  • augustus 2011
  • juli 2011
  • juni 2011
  • mei 2011
  • april 2011
  • maart 2011
  • februari 2011
  • januari 2011
  • december 2010
  • november 2010
  • oktober 2010
  • september 2010
  • augustus 2010
  • juli 2010
  • juni 2010
  • mei 2010
  • april 2010
  • maart 2010
  • februari 2010
  • januari 2010
  • december 2009
  • november 2009
  • oktober 2009
  • september 2009
  • augustus 2009
  • juli 2009
  • juni 2009
  • mei 2009
  • april 2009
  • maart 2009
  • februari 2009
  • januari 2009
  • december 2008
  • november 2008
  • oktober 2008
  • september 2008
  • augustus 2008
  • juli 2008

©2025 - Louise Cornelis
↑